De teelt
geschiedt op vruchtbare, vochthoudende bodem, dikwijls alluviale gronden langs rivieren: Schelde, Bornem, Weert Maas; Stokkem, Hoei. Durme; Waasland Eksaarde.
De stekken worden op rijen geplant; Naargelang de soort variƫren de tussen afstanden van 30 tot 60 cm en in de rij van 2O tot 30 cm. De ene soort groeit dikker en langer een andere korter en dunner. Hierop kan men inspelen door de plantafstand aan te passen.
Door dit dicht plantverband schieten de twijgen hoog op. Zij rekken zich als het ware naar het licht toe. Aldus bekomt men materiaal van grotere lengte dat niet te vlug van dikte verloopt en dat eventueel in het tweede groeiseizoen weinig zijtakken vormt. Op de plaats waar een zijtak ontspringt is de rechtlijnige structuur van het hout gestoord. De teen gaat bij verwerking op deze plaats breken.
Om ze klein en fijn te houden worden ze dikwijls, na het uitschieten eind mei terug afgemaaid.
Vroeger werden wissen geteeld op lage knotten. Dit bemoeilijkt mechanisatie. Deze teeltwijze is dan ook zo goed als verdwenen.
De Wissenteelt is een specialiteit op zich, net als fruit- of groenteteelt.
Boeren hadden vroeger dikwijls op een verloren hoekje wat lage knotjes staan voor eigen gebruik. Fijn werk werd daar niet van gemaakt.
|