Welkom! Op deze blog staat mijn verzameling teksten. Kopiëren mag, maar vermeld dan aub mijn naam. Meermin volstaat. Dank je.
Nieuwe lezer? Meermin in het kort: - vrouw - geboren 1953 - provincie Luik (B) - germaniste - gepensioneerd - zoon (heeft katers Mike en Grisou geadopteerd) - poezen Moira en Molly - eenhandig na trombose - met nadruk op handig - intelligent - lachebek - gezonde levenshonger
Fotoalbums:
Na het downloaden van het album kan je op de 'fotolijst' klikken in de linkerbenedenhoek. om de foto's op eigen tempo en in willekeurige volgorde te bekijken.
"Papa? Mogen de katten mee naar de pinksterfoor?" vraagt smekend de kleine Bart Majoor. Meneer Majoor krabt nadenkend op zijn hoofd: "Helaas, die is alleen bedoeld voor mensen, zoon, maar de katten krijgen hun eigen foor, dat is beloofd. Ons rosse katje Rode Boon en zwarte kater Baron Antoon zullen zwieren en botsen met veel vertoon."
Aan ieders staart bindt papa een lapje uit mama's grote lappenmand. "Dat is eigenlijk hun vlagje, snap je? neem er maar één in elke hand." Bart kiest groen voor Rode Boon en rood past mooi bij het zwart van Baron Antoon.
Etenstijd! Mama opent met een klikje voor elke kat een blikje. Allebei met hun staart omhoog, als pijlen uit een boog, stormen ze samen naar de erker, maar Antoon is groter en ook sterker. hij botst tegen Boontje op. Dat is een verschrikkelijke klop. Boontje kruipt onder Antoons langere poten door, want al is hij klein, hij is geen domoor! Zijn staart met het vlagje hangt even halfstok. Je hoort hem denken: "Wil je amok? Dan krijg je amok!" Nu lacht papa: "Zijn het geen leuke botsautootjes? Kijk maar; ze geven elkander stootjes."
's Avonds gaat Bartje graag in bad. Mama heeft het met scheepjes en eendjes klaargezet. Op de rand zit al een rosse kat; dat wordt dadelijk dolle pret! Bart spettert wild in het water, tot groot ongenoegen van een zwarte kater. Katten kunnen niet in hun blootje; ze vissen met een hangend pootje naar een drijvend eendje of een bootje, maar de hoofdprijs is de haai en die wint Boon met één goede zwaai.
Wanneer Bart dan in zijn bedje ligt, springt een grote zwarte schicht zonder aarzelen recht af op zijn doel: Toon schommelt al in de schommelstoel. Rode Boon schommelt ook, maar meer bedaard op de rug van Bartjes hobbelpaard.
Die nacht droomt kleine Bart Majoor onder het krakende linnen van de grote kattenfoor, terwijl de katten naast hem liggen en spinnen Heel laat nog komt papa binnen en draagt de katten, één in elke hand naar hun warme kattenmand.
De kieren in het rolluik lieten voldoende licht door om in het schemerduister de vrouw op het bed te zien. Door een vreemde speling van het licht leek het smalle, bleke gezicht van binnenuit te stralen. De man legde zijn vingertoppen op de halsslagader en schudde de vrouw licht bij de schouder. Het haar voelde vochtig aan. Er was geen hartslag en geen reactie.
Officier van wacht Stevens trok het rolluik helemaal omhoog, zag nu de pillendoosjes en het glas water op het nachttafeltje, nam zijn gsm en belde het parket. Bondig meldde hij wat hij gevonden had. "Blanke vrouw, leeftijd 45 jaar, naam Lore Leyers, met een y niet met een i, vermoedelijke zelfmoord, in die nieuwe wijk, ja, met de namen van rivieren. Rijnlaan 7, vlakbij die gevaarlijke bocht."
Voor het parket arriveerde, luisterde Stevens naar wat de buren te vertellen hadden. Dat Lore reeds langer ziek was, maar na maanden in een ziekenhuis in Leuven naar huis was teruggekeerd. Dat de buren geregeld bij haar langs gingen voor de boodschappen en de medicijnen of gewoon voor gezelschap, meneer, want ze zat hier zo alleen, maar ze was altijd aan het neuriën. Geertrui, dat is Gertje hier, meneer, had een sleutel. Lore was bang dat haar iets zou overkomen en dat de deur dan zou ingebeukt worden.
Stevens luisterde geduldig, dacht "De deur inbeuken? Een slotenmaker bellen, ja", maar hij zei niets.
Hij hoorde een auto stoppen. De bel ging. Twee mannen stonden aan de deur.
Stevens herkende zijn vriend Corans van het parket. De andere man, lang, slank en gebruind met witte haren, kende hij niet. Corans stelde hem voor als de wetsdokter Vanberg.
Stevens ging beide mannen voor naar de kamer waar Lore lag in nu onverbiddelijk helder licht. Vanberg boog zich over het lichaam en raakte de haren aan.
"Deze vrouw is gestikt. Is het u niet opgevallen, Stevens, dat de haren klam zijn? Bijna alsof ze in het water gelegen heeft. En aan de kleverigheid te oordelen eerder zout dan zoet water." Stevens bromde iets wat de dokter met wat goede wil als bevestiging kon opvatten. Vanberg wreef zijn vingertoppen over elkaar, rook aan het haar, bekeek het grondiger. Hij kon de verrassing niet uit zijn stem houden: "Het is ZAND!"
De lijkwagen reed voor. De mannen tilden het lichaam op. Op het kussen waarop het hoofd gelegen had, lagen twee schelpjes. Vanberg borg ze op in een plastic zakje.
Stevens kon vertrekken; zijn werk hier zat erop. Maar Stevens vertrok niet; hij ging nog eens met de buren praten. Vooral Gertje droeg het hart op de tong.
"Vijf ongelukken, meneer, in de laatste maand en allemaal in deze bocht. Een nieuw aangelegde weg, meneer, het is toch je reinste schande!" Stevens knikte, bij drie ervan was hij opgeroepen. "Vertel eens wat meer van Lore?" Voor Gertje was dat aanmoediging genoeg.
"Ze noemde zichzelf Sirene, meneer, u weet wel als ze op haar pc praatte. Niet dat ik daar iets van afweet, meneer, maar dat was wat Lore vertelde. En dat ze op zware momenten een schaal met zand en schelpjes dicht bij zich zette. De aanblik en geur kalmeerden haar, meneer, dat was wat ze zei."
Tien dagen later dronken Stevens en Corans samen iets in hun stamcafé. Corans een pintje en Stevens een koffie, zoals hun gewoonte was.
"Is er nog iets speciaals uit het onderzoek naar die vrouw uit de Rijnlaan gekomen? vroeg Stevens.
Corans knikte "Maar niets abnormaals. Die vrouw had een zware hartkwaal. Dat verklaarde ook de medicijnen. Ze is gestikt door het water op haar longen."
"En dat natte haar?"
"Vanberg heeft het naar het lab gestuurd voor onderzoek. Het water was inderdaad ...zout. Weet je wat het was? Tranen! Wat moet die vrouw gehuild hebben om haar haren zo te doorweken. En Vanberg beweerde in een noot bij zijn lijkschouwingsverslag dat er zich tussen haar tenen vliesachtige aanhangsels bevonden. Je zou van een dokter toch wat meer ernst verwachten... bij het vinden van een portie teenkaas, maar we hebben er smakelijk om gelachen bij het parket. Alleen dat zand en die schelpjes zijn wat raadselachtig...Hoe heette die vrouw ook weer?"
Stevens nam een bierkaartje en noteerde iets, toen zei hij wat Gertje verteld had..
"Mooi!" lachte Corans, "Dat raadsel is dan opgelost."
Daarna liet Stevens hem zien wat hij opgeschreven had, maar hij merkte niet dat zijn duim de laatste letters bedekte en Corans las: Lore Ley
Uitzonderlijk dronken de mannen er nog eentje. Corans een pintje en Stevens een koffie, zoals hun gewoonte was.
Goede morgen, Vader Zon Goede Morgen, Moeder Aarde Goede morgen, zusters Lucht en Water, broeder Vuur <<Trwijl ik zwijgend in de rolstoel geniet van een laatste uur late warmte en de goede geuren van de herfst opsnuif, ritselt vlakbij een blad op de grond
Machtige Vader Zon, Gulle Moeder Aarde, Goh, wat ben ik gelukkig Goh, wat lééf ik graaag
O ja, HeerRechter, ik pleit schuldig aan het houden van deze man, naast wie en aan wiens hand ik fier en onbevreesd de doodgewone straat naar en in de toekomst STAPPEN durf en kan <<<<<<<<en lieve lief, het antwoord is vijfvoudig ja, aan jou de juiste vraag te stellen.
En ergens in in Lierneux staat het huis, dat mij behoedde en beschermde onder zijn vleugels op en in de aarde, z zoals ene moederkloek haar kuiken.
En rustig bind ik de donkerblauwe satijnen linten van mijn slippers nadat ze om enkels en benen gewonden zijn (kruiselngs, zoals dat hoort) voor ik sidderend neerzijg bij het applaus en dan pas heel voorzichtig is er tijd om de vleugels op te vouwen in kreukvrije zones, terwijl de wit-gouden sax, stil nu, als een pasgeboren kind in mijn arm tegen mijn boezem ligt
met onder die melkwitte, opalen lucht het donkere water reeds het huis aan de horizon nog schrale hei, een vermoeden slechts van kleur geen ster, geen maan, geen wind slechts stilte en het zoeven der banden
en hoog in de hemel dat breekbaar roze op weg naar mogelijkheden naar zou kunnen naar IS
een glimlach heya twee kussende beertjes een warme knuffel uren aan de telefoon een goedmoedige plagerij een grinnikende hond paté met korstjes drie kussens op de grond een doorweekte handdoek gevend en gevend soms vragend, nooit eisend uitgesteld weerzien ziek en moe slapen ontbijt na de middag en praten, praten, praten ...
Vanmorgen hoorde ik voor het eerst sinds lang Een vogel zijn kwieke getjilp utbrengen. Zo wonderlijk licht klinkt zijn vrolijk gezang, Nu de dagen zichtbaar beginnen te lengen.
Naar 't werk met in mijn gezicht een frisse wind, Regen begeleidt mijn innerlijk zingen. Ik voel mij zo blij, onbezorgd als een kind, Dat zich erg verheugt op prettige dingen.
Eigenlijk wil ik naar ieder mens toegaan, Met mijn lach en mijn hart voor hem openstaan, Luisterend naar wat hij te vertellen heeft.
In de droge komedie van dit bestaan Kan dan de wederzijdse warmte ontstaan Die aan het leven meer betekenis geeft.
In stille nacht, zo pril en zacht Een stem begon te klagen. De zoele wind heeft heel gezwind 't Geluid naar mij gedragen. Door bitter leed en smartenkreet Is mij het hart ontzonken. Mijn zwaar gemoed en tranenvloed Heeft bloempjes vocht geschonken.
De volle maan zal ondergaan: Het leed kan zich verschuilen. Geen sterren staan in hemelbaan: Met mij willen ze huilen. Geen nachtegaal met vreugd'uithaal Hoort men in donk're twijgen. De ranke ree treurt met mij mee. Er is alleen nog zwijgen.
kijk mama, kijk papa, ik vlieg! juichte buitelend de kleine mus en mama mus knikte blij en papa mus lachte vrolijk naar het bolletje dons in des hemels blauwe weidsheid
dikke zwarte kater Sam knikte en lachte goedkeurend mee