We trekken naar het interessante Natuurparkcentrum Botrange, even ten zuiden van de Botrange, met 694 m het hoogstgelegen punt van België. Voor de bouw van het fraaie centrum zijn alleen natuurlijke, plaatselijke materialen gebruikt. De omgeving van het Natuurparkcentrum is een eindeloos wandel- en ontdekkingsgebied, met uitgestrekte naaldbossen, prachtige stukken hoogveen, latten- en slijkweggetjes en een plek waar je precies 700 m boven de zeespiegel staat: de Baltia-heuvel op de Botrange. Afstand: 8 km.
Bewegwijzering: Stukken van het traject zijn delen van het Grote-Routepad 56, dat bewegwijzerd is met wit-rode verfstreepjes. Andere stukken zijn delen van plaatselijke wandelpaden, die aangegeven zijn met allerlei gekleurde figuurtjes (ruitjes, rechthoekjes, kruisjes).
Vertrekpunt: Natuurparkcentrum Botrange
Aard van de weg: Onverharde bos- en veenwegen.
Opmerking: Indien een rode vlag uithangt is de weg of het gebied niet toegankelijk. Om de toestand te kennen kijk je voor je vertrekt naar www.hauteardenne.eb/bulletin/pistes/pistebmnl.htm , www.hauteardenne.be/bulletin/homenl.htm of je informeert in het Natuurcentrum/cafétaria. Bijgevoegde tekst en kaartje (of een andere duidelijke kaart) zijn onontbeerlijk. Wijk niet van de aangeduide paden(en ga liefst op stap met een opgeladen gsm).
Natuurparkcentrum Botrange, Route de Botrange 131, 4950 Robertville Tel 080 44 03 00 Fax 080 44 44 29 www.centrenaturebotrange.be
De vlinderstruik wordt 3 tot 4 meter hoog en de wilde soort, zoals die in China voorkomt, heeft aan de uiteinden van de enigzins afhangende twijgen smalle, kegelvormige bloeiwijzen, die dichtbezet zijn met paarse bloemen met een oranje oog. In zachte winters blijft deze struik semi-wintergroen. Het natuurlijk verspreidingsgebied van deze struik is het midden en het westen van China.
Verzorging: De vlinderstruik groeit op elke goed doorlatende bodem op een plaatsje in de volle zon en bloeit ieder jaar uitbundig op de nieuw gevormde twijgen. Jaarlijks dient deze struik begin april tot op een gemiddelde hoogte van 1 meter gesnoeid te worden om de plant te verjongen en goed te laten bloeien. Uitgebloeide bloemen kunnen eventueel verwijderd te worden om de bloeiperiode te verlengen. De vele kweekvormen van Buddleja davidii vormen de basis van de vlindertuin. Van alle vlinderplantenworden ze het hoogst en ze kunnen daarom het beste achteraan in de border geplant worden. Vlinderstruiken maken gemakkelijk groeischeuten van anderhalve meter per seizoen.
Bijna elke vlinder die in uw tuin komt, zal de bloeiende buddleja's niet kunnen weerstaan. Ze mogen dan ook in uw vlindertuin niet ontbreken. Ze zijn bovendien erg goedkoop in aanschaf en gemakkelijk zelf te stekken. Voor de meeste kweekvormen moet u enkele vierkante meters ruimte voorzien. www.de-natuur.be
Voorkomen: *Was fruit goed voor je het in de fruitschaal legt *Pas op met fruit dat al een tijdje in de fruitschaal ligt. Het is dan nog zachter en zoeter, dus nog aantrekkelijker voor fruitvliegjes *Bewaar GFT-afval niet in de keuken bij warm weer of aan de keukendeur *Organisch afval gooi je bij hoge temperaturen beter direct in de GFT-zak *Maak de vuilnisbakken in de keuken elke week schoon met water en groene, vloeibare zeep *Leg onderin de vuilbak een krant die je wekelijks ververst *Laat enkele druppels azijn na het koken op de afkoelende kookplaat vallen. Vliegen zullen dan niet meer op de kookresten afkomen
Verjagen *Een bakje met water en een scheutje azijn *Een halve sinaasappel met kruidnagels in *Vleesetende planten *Boerenwormkruid, basilicum, laurierbladeren, lavendel
De huisvlieg is zowel een lastpak als een ziektedrager. Hij heeft een uitstekend zicht, met duizenden lenzen die een multi-hoekvisie in alle richtingen geven! Alhoewel huisvliegen zeer goed kunnen zien en ruiken, moeten zij nog op dingen landen te proeven. Je komt ze over heel de wereld tegen en hebben gemiddeld een levensduur van 1 maand. Het gemeenschappelijke dieet van de vliegen schijnt huisvuil en afval te zijn. Ze hebben geen mond, om te eten brengen ze maaginhoud aan op het eten, en als het dan opgelost is zuigen ze het gewoon terug op. De ziektekiemen die ze achter laten op ons eten kunnen gevaarlijk zijn en ernstige ziekten zoals typhus en tuberculose overdragen. Deze kunnen ook achtergelaten worden via de kleverige pootjes.
Toekans en arassari's komen alleen voor in de dichte bergbossen van Zuid Amerika en dan wel van Midden-Mexico, Bolivia, Colombia, Brazilië, enz. Er zijn vele soorten en om alles met het juiste land te noemen is een ondoenlijke taak. Toekans vallen het meest op door hun vrij grote vaak fel gekleurde snavel. Bij de Reuzen - of Tocotoekan is hij ongeveer 23 cm. lang. Deze snavel ziet er nogal fors uit; de meeste mensen denken dat de vogel heel wat mee te sjouwen heeft, maar dit is niet het geval. De snavel is een niet massief geheel, het bestaat uit een soort netwerk van beenspangen waardoor de maximale stevigheid wordt bereikt bij een minimaal gewicht. De snavelranden zijn niet glad maar hebben een soort zaagvorm. Ook de bovensnavel heeft een iets gebogen punt. Hiermee kunnen zij hun voedsel stevig vasthouden. Het voedsel van deze vogels bestaat hoofdzakelijk uit vele soorten vruchten. Met hun reusachtige snavel plukken zij deze uit de bomen en struiken.
De griezelige, schrille lach van de Gevlekte Hyena is een van de typische geluiden van het Afrikaanse open grasland. De familie van de hyena's telt 3 hoofd types: gevlekte, gestreepte en bruine hyena's. De gevlekte is de grootste. Alledrie hebben ze een grote, brede kop en sterke kaken. De voorpoten en schouders zijn groter en sterker dan hun achterste ledematen. Hoewel hyena's op honden lijken, zijn ze nauwer verwant met de familie van de katachtigen. Gevlekte hyena's leven in clans van 10 tot 100 dieren. Overdag zoeken ze aas, 's nachts gaan ze op jacht. Alle leden van de clan werken samen en zijn zelfs in staat een leeuw van zijn prooi te verjagen. Wijfjes zijn groter dan mannetjes en het meest dominante wijfje leidt de clan.
De kastanjeboleet (vroeger Boletus badius, nu Xerocomus badius) is een eetbare boleet uit de familie Boletaceae. Je kan hem vinden in loof- en naaldbossen, vooral bij dennenbomen en sparren. De hoed heeft een doorsnede van 6 tot 10 cm en is gewelfd tot gespreid. Hij kan licht of donker kastanjebruin zijn. Bij vochtig weer wordt het oppervlak van de hoed iets kleverig. Bij droogte wordt deze glanzend glad of iets viltig, vooral aan de rand. De steel heeft een hoogte van 7 tot 8 cm en een dikte van 1,5 tot 2 cm. Hij is lichtbruin met donkerdere strepen. Een manchet ontbreekt. Bij de aanhechting van de steel onder de hoed is een lichte "inranding"te zien. De buisjes zijn witachtig geel. Later worden ze geelgroen. Bij kneuzing worden ze blauwgroen. De kastanjeboleet is lekker. Hij heeft een sterk aroma en is geschikt voor alle bereidingswijzen, alsook gedroogd uitstekend als specerij voor soepen en sauzen.
Het Vrijbroekpark is een groene long van 50 ha, gelegen aan de rand van de stad Mechelen. De ideale plaats om te wandelen, te dromen op een terrasje, te sporten of bewonderende blikken te werpen op onze unieke plantencollecties. De dreven en waterpartijen geven het park een statige indruk, maar het is de rozentuin die het park groots maakt. In 2003 kreeg die tuin, die meer dan 1000 rozensoorten telt, de prestigieuze Award of Garden Excellence. Met de vaste plantenborders, de nutstuin en de dahlia- en fuchsiacollectie krijg je in het Vrijbroekpark ook een stukje Belgische tuinbouwkunst te zien. Het domein besteedt veel aandacht aan educatie: planten krijgen naambordjes, er zijn wandelbrochures en op aanvraag organiseren wij begeleide wandelingen voor groepen.
In Mattheus 7:6 wordt het werpen van parels voor de zwijnen als voorbeeld gegeven voor het verspillen van iets moois en kostbaars aan lieden die er totaal geen waardering voor hebben.
Tijdens de talrijke zoektochten in het kader van het Antwerpse Spinnenonderzoeksproject (ASOP), is een nieuwe soort voor de wetenschap aangetroffen! Het is de eerste keer in de geschiedenis dat een nieuwe spinnensoort wordt ontdekt op Belgische of Nederlandse bodem. De spin werd ontdekt door Herman Vanuytven (medewerker ASOP) werkende aan de beschrijving van de soort. De wetenschappelijke naam zal dan Theridion asopi Vanuytven, 2007 worden. De Nederlandse naam van de spin is kierkogelspin (omdat ze in kieren van rotsen en muren leeft). De vaststelling dat het om een nieuwe soort gaat, gaat natuurlijk niet over één nacht ijs. De oudste vondst van de spin door collega Vanuytven, dateert al van 1989. Pas nu wordt de stap ondernomen naar de officiële beschrijving van de soort.
Regelmatig worden spinnen wel eens verward met insecten. Een paar opvallende verschillen toont aan dat het hier om een andere klasse gaat. Een zeer opvallend kenmerk is dat een spin acht poten heeft terwijl een insect er maar zes bezit. De ogen zijn ook verschillend. Insecten hebben samengestelde (facet) ogen terwijl spinnen vaak meerdere op zich zelf staande enkelvoudige ogen met lenzen hebben. Spinnen hebben geen antennen. Nadere bestudering laten nog meer verschillen zien.