Uit liefde voor Moeder
Altijd kijk ik naar uw handen, oud lief moedertje van mij; en geen deel van u ontroert zo, maakt het kind wakker in mij.
Altijd waren daar uw handen bezig met het vele werk. Eens per week mochten ze rusten, vroom gevouwen in de kerk.
Altijd waren daar uw handen troostend in een bange nacht. Door uw steling ging de angst weg. Hard van eelt, oneindig zacht.
Voel ik nu uw oude handen rimpelig met zachte druk, weet ik me door liefde omsloten. Ik ben nog kind. Dit is geluk.
(bron Gerrie Beenen-Hoogenboom)
|