Je bent onderweg? Heb je een minuutje of zo? Fijn! Weer of geen weer, ik maak tijd vrij. Moet je luisteren. Laatst vroeg iemand of ik wilde vertellen wie me heel dierbaar is. Wellicht bekeek ik de vraagsteller met een blik die alle kleur ontnam. Zonder twijfel noch zonder blozen antwoordde ik: van mezelf. Ik hou van mezelf.
Of ik van mijn medemens hou? Natuurlijk doe ik dat. Maar dat kan enkel als ik mezelf accepteer als een onvolmaaktheid. Jij en ik bestaan niet toevallig. We maken deel uit van een geheel die het bestaan nodig heeft. Maar niet alles wordt door zonneschijn gedrapeerd. Meer dan ons lief is duiken we in de schaduw en dokkeren we in een zwart gat zonder houvast, zonder gevoel van richting, zonder het flauwste besef welke keuzes of mogelijkheden er ons te wachten staan.
Ach, wij zijn altijd onderweg van de ene plek naar de andere, vallend van de ene emotie in de andere. Zo ook in de tijd gaande van nu naar later haperen we in vroeger. Maar weten wij of we al dan niet over een dwaalweg lopen of een zwerftocht afblazen?
Ik vond een oplossing. Als ik doordrenkt ben van toorn en storm -want niemand is vlekkeloos- laat ik me vallen in de stilte die ik mijn 'thuis' noem. Het is geen tastbare plek maar een plaatsje waar ik zoek naar innerlijke rust en aanvaarding. Het pulseert onder andere de gedachten: hoe kan ik anderen iets geven of iets laten delen en met wat neem ik genoegen? Wat wij liefde noemen behelst eigenlijk alle toonaarden van het leven. Naarmate we verder stappen kunnen we door talloze obstakels die liefde ervaren die recht doet aan goedheid én dat is nu net de kunst om iemand meer lief te hebben dan hij/zij verdient. Verwacht niets terug, zei mijn grootvader, dan wordt weinig veel.
Allemaal goed en wel, dat klinkt heel mooi maar het loopt soms vierkant. Wij leven nu eenmaal in een carrousel van menselijke bezigheden. Dus, vroeg of laat lopen we ook tegen die ellendige dwarsbalken. En toch, bij elk geluks- of scharniermoment of bij elk onverzoenlijk ogenblik zijn we nog steeds onderweg. Geen wegen zonder hindernissen, geen paden zonder steenslag.
Onderweg liggen kiezels. Het is de kwestie het spoor te vinden dat ons gidst langs die te nemen bochten en die te overbruggen wegversperringen.
Lees ook Geraardsbergse gedichten door Geraardsbergenaars/Lierdenaars en mezelf op Geraardsbergen gaandeweg via een klik op de foto bovenaan in de linkermarge.
Muzikale gedichtendag 2013 te Geraardsbergen: Wat zingt, klinkt.
Muzikale Gedichtendag in Geraardsbergen
Gedichtendag is ieder jaar het poëziefeest van Nederland en Vlaanderen.
Waar je ook gaat, overal kom je gedichten tegen: op school, in de bibliotheek, in winkels, theaters en musea, op het werk of gewoon op straat. Ook in kranten, op de radio en de televisie en het internet wordt gedichtendag in de poëtische bloemen gezet.
Het thema voor gedichtendag 2013 is: MUZIEK.
Poëzie en muziek zijn altijd nauw met elkaar verbonden geweest. Al in de klassieke oudheid werden gedichten met instrumenten begeleid. Nog steeds maken zowel de dichter als de muzikant dankbaar gebruik van harmonische klankkleuren, meerstemmige melodieën, opzwepende ritmes en verrassende contrapunten in strofes en refreinen om hun verhaal te vertellen. Sterker nog, poëzie swingt en springt, ontroert en vervoert, rapt en rockt als nooit tevoren. Muziek troost, verblijdt, verstrooit, zweept op, mobiliseert, destabiliseert, exalteert, dwarrelt door gedichten, kortom, over zit muziek in.
Ook in Geraardsbergen wordt sinds 2005 door Curieus Geraardsbergen ruime aandacht geschonken aan de gedichtendag dat dit jaar doorgaat in samenwerking met De Bib-Route 42, Het Soetekoor, de plaatselijke dichters, de plaatselijke scholen en het trio met brio onder de titel Wat zingt, klinkt.
De lokale woordkunstenaars krijgen door de muzikale gedichtendag een forum aangeboden om hun creaties aan het publiek voor te stellen. Voor de derde maal krijgen ook de kinderen van het 6de leerjaar van het basisonderwijs de gelegenheid om hun talenten naar voor te brengen tijdens de interscholenwedstrijd.
Programma
Woensdag 30 januari 2013 om 14 uur
Proclamatie van de geselecteerde gedichten en de nominatie van de 5 eindlaureaten van de Interscholenwedstrijd naar aanleiding van de gedichtendag.
De deelnemende scholen zijn:
Sint Lutgardis - Zandbergen
Sint Franciscus - Ophasselt
BSGO-Centrum en BSGO Dender.
Donderdag 31 januari 2013 Gedichtendag Poëzie en muziek om 19.30 uur(in willekeurige volgorde)
De Geraardsbergse woordkunstenaars:
Arlette Breynaert-Delvoye
-Francine De Saeger
-Annie De Vos
-Jacqueline Gruloos
-Wivina Steenput
-Erlijn Van den Stee
-Arlette Vanderstocken,
-Karel De Pelsemaeker en Maurice Geeroms brengen hun creaties met als thema Muziek
-De 5 laureaten van de Interscholenwedstrijd dragen hun gedichten voor gevolgd door de proclamatie en huldiging van de eindlaureaat
Wat zingt, klinkt
Alternerend worden gedichten van en door Marleen De Smet (auteur) voorgedragen en gezongen door Sofie Vander Heyden (mezzosopraan) onder muzikale begeleiding van Luc Haelterman (pianist)
Het Soetekoor uit Waarbeke zorgt voor de omkadering.
Afspraak voor beide activiteiten in het Koetshuis van de Sint-Adriaansabdij, Abdijstraat 10 te Geraardsbergen op donderdag 31 januari om 19u.30.
Toegang: gratis. Iedereen is hartelijk welkom.
Medewerkers
Marleen De Smet
schreef drie poëziebundels Groeipijnen van veertien tot eenenveertig (2002), Vreemd hoe het gaat (2005), Tussen schaduw en schittering (Demer Uitgeverij 2010) en de historische roman De verborgen oorlogsliefde (2002). Verschillende gedichten werden opgenomen in bloemlezingen, verzamelbundels en diverse magazines. Ook illustreerde zij met poëzie talrijke tentoonstellingen.
Haar gedichten zijn permanent te lezen in de poëtische steegjesroute van Geraardsbergen en de biZARroute van de Geraardsbergse deelgemeente Zarlardinge. Marleen De Smet maakt deel uit van de Vlaams-Nederlandse dichtersgenootschap De 50 meesterdichters van de Lage landen bij de zee en werd in 2011 aangesteld als Galmaardse dorpsdichter.
Sofie Vander Heyden (°1976)
mezzosopraan, begon haar muziekstudies aan de muziekacademie te Geraardsbergen en beëindigde ze aan de Hogeschool Gent waar zij het diploma "Meester in de muziek, zangkunst" behaalde. Ze nam deel aan verschillende internationale Masterclasses.
Sofie werkt als zangeres, stemcoach, zangdocent. Als productieleidster heeft ze meerdere concerten en evenementen georganiseerd.
Luc Haelterman (°1960)
is Meester in de muziektheorie en schriftuur. Hij is leraar muzikale opvoeding en esthetica aan het Sint Jozefsinstituut te Geraardsbergen en het Sint Aloysiuscollege te Ninove. Hij is begeleider van een aantal koren en solisten. Als organist is hij tevens verbonden aan een aantal parochies in de streek.
Het Soetekoor
Sedert 1995 is het Soetekoor actief in de deelgemeenten Zandbergen, Waarbeke, Grimminge en Nieuwenhove, met een sterke parochiale verbondenheid door de regelmatige opluistering van misvieringen.
De naam van het koor werd ontleend aan de voornaam van Soetkin Baptist (o.a. ex-Ishtar, altzangeres bij Encantar), die in haar prille jeugd het koor dirigeerde.
Qua muziekkeuze legt het Soetekoor de nadruk op samenzang.
Liederen met een grote toegankelijkheid genieten de voorkeur en daarbij wordt graag geput uit diverse muziekgenres.
Samenwerking met andere verenigingen is eveneens een van de prioriteiten, waardoor in het verleden tal van succesvolle socioculturele evenementen tot stand kwamen.
Tijdens de poëzieavond naar aanleiding van Gedichtendag 2013 brengt het Soetekoor enkele liederen die speciaal voor deze gelegenheid werden voorzien van een nieuwe Nederlandstalige tekst in het thema Muziek, aangevuld met koorgezang uit het eigen repertoire.
Poëzie langsheen de biZARroute van Zarlardinge (Geraardsbergen)
De biZARroute
Zarlardinge, genesteld in de zuidwestelijke flank van Geraardsbergen, is een deelgemeente die langzaam ontwaakt en geruisloos de luiken sluit. Overdag opent het landschap zijn charmes waarbij de landelijke rust wandelaars en kunstenaars aantrekt.
Hoe biZAR kan een dorp zijn?
Het project Kunstintegratie in Zarlardinge maakt daarvan deel uit en kwam tot stand dankzij de medewerking van de Zarlardingse dorpsraad en het stadsbestuur van Geraardsbergen. Met de opzet kunst in het dorp te integreren, ontstond het idee om kunstwerken op pleisterplaatsen in het daglicht te stellen en ze met elkaar te verbinden door middel van een wandelroute.
Door hun verbondenheid met het dorp en hun gelijklopende visie met de cultuurdienst van de stad Geraardsbergen en de lokale dorpsraad werden drie kunstenaars van eigen bodem aangesproken:
Lieve De Pessemier, letterkappen, kalligrafie en lettertekenen
Marleen De Smet, poëzie en proza
Roland Durieux, pottenbakken.
Tijdens een interactieve en brainstormende startbijeenkomst, onder leiding van projectleider Sven Van Der Meulen (aangesteld door de dorpsraad),werden met de drie Zarlardingse kunstenaars,samen met Johan Norga die zorgde voor de technische ondersteuning en met Michel Demil die het wandelparcours uittekende, de eerste grote lijnen uitgezet voor het kunstzinnig wandelparcours.
Geef het kind een naam
Na een slapeloze nacht kwam Marleen De Smet tot de benaming De biZARroute.
De naamgeving werd afgeleid van het woord bizar waarbij bi verwijst naar bis wat staat voor zowel de kunst- als de wandelroute. De letters Z A R zijn de beginletters van Zarlardinge.
Zarlardinge wordt gekenmerkt door een kleine dorpskom met daaromheen een agrarisch landschap omheind door populieren en knotwilgen. Prachtige panoramas bieden een zicht op de vierkantige toren met zijn achthoekige spits van de dorpskerk.
In dat decor loopt het volledige, bewegwijzerde wandelparcours van ongeveer 8,8 km, opgesplitst in een kunstroute van 5,7 km en een bijkomende lus van ongeveer 3,1 km.
De combinatie van kunst op verschillende locaties, landelijke (onverharde) paden, veldwegels en verrassende vergezichten van Zarlardinge zorgt voor een unieke wandelervaring.
Marleen in dichtbundel: Zalig in de strandstoel van haar adem (samengesteld door Thierry Deleu)
DE GELETTERDE MENS UITGEVERS
OOSTDUINKERKENAAR EN LITERAIRE DUIZENDPOOT THIERRY DELEU BUNDELT
BEKENDE DICHTERS UIT NEDERLAND EN VLAANDEREN IN
ZALIG IN DE STRANDSTOEL VAN HAAR ADEM
De geselecteerde dichters waren eerder gastdichter op De Geletterde Mens, het internettijdschrift waarvan Thierry Deleu sinds 2007 de eindredactie verzorgt. De Geletterde Mens wordt zowel bij ons als in Nederland frequent gelezen.
De 22 dichters stuurden allen tien gedichten in. Deleu koos van elke dichter vier gedichten. De bundel telt dus 84 gedichten. Elke gastdichter wordt voorgesteld met foto en cv.
E-boeken hebben veel voordelen. Je kunt de bundel 24 uur per dag, 7 dagen per week binnen enkele minuten lezen en/of afdrukken. Op deze manier hoef je er je huis niet voor uit.
E-boeken hebben een langere levensduur: zij kunnen altijd opnieuw elektronisch geüpdatet worden en altijd opnieuw afgedrukt (geprint).
Normaal betaalt de lezer voor het downloaden enkele euros, die de uitgever in rekening brengt, maar ZALIG IN DE STRANDSTOEL VAN HAAR ADEM is gratis als dank aan het trouw lezerspubliek.
De geselecteerde dichters zijn:
Claude Aendenboom, Gerdy Bollaert, Hervé J.Casier, Francis Cromphout, Jenny Dejager, Hervé Deleu, Marleen De Smet, Staf De Wilde, Maularia Fist (N), Fernand Florizoone, Paula Hagenaars (N), Monika Macken, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Ruud Poppelaars (N), Ina Stabergh, Katelijn Vijncke, Nathalie Vilain, Frans Vlinderman, Lisette Waterschoot.
Bestendiging dorpsgedicht op de tuinmuur van het Galmaardse Baljuwhuis
Dorpsgedicht Galmaarden
Op zondag 29 april wordt in de tuin van het Baljuwhuis, een
gedicht van Marleen De Smet, de dorpsdichter van 2011, plechtig onthuld. Sinds
enkele jaren worden van alle dorpsdichters van Galmaarden één gedicht
vereeuwigd op de geklasseerde tuinmuur van het Baljuwhuis. Op zondag om 13.30
uur is het de beurt aan Marleen De Smet, de dorpsdichter van vorig jaar, om
haar gedicht in aanwezigheid van tal van bezoekers, te onthullen.
Aansluitend zal op de binnenkoer van het Baljuwhuis het gedicht
dat Karel De Pelsemaeker de huidige dorpsdichter van de gemeente Galmaarden,
geschreven heeft ter gelegenheid van de Pajotternijen, toegelicht worden
Acht ongepubliceerde gedichten van zes dichteressen: Christina Guirlande, Marleen De Smet, Hannie Rouweler, Nicole Van Overstraeten, Catharina Boer en Rozemarijn van Leeuwen.
Voorwoord door de dichter/vertaler Joris Iven.
Fragment: "...Maar zo is deze bundel niet gestructureerd. Hierin maak ik kennis met dichteressen die elkaar afwisselen met één gedicht. //..//Wat is de bedoeling van deze structuur?, vraag ik me dan af. Het zou de bedoeling kunnen zijn om een soort gemeenschappelijkheid onder deze vrouwelijke dichteressen te accentueren. Allemaal vrouwen, allemaal eenzelfde poëtische stijl en thematiek. Maar dat is helemaal niet het geval. Hoewel de vrouwen afwisselend aan de beurt komen met één gedicht, wordt daarmee niet de gemeenschappelijkheid benadrukt, maar wel de verscheidenheid. En wat een verscheidenheid krijgen we hier onder ogen!"
Spiegels, bakens
(6 dichters)
Pocketboek, 64 pagina's
Prijs:
14.00
Zes dichters: Mark Meekers, Frank Decerf, Guy van Hoof, Maarten van den Elzen, Joris Iven en Frank Despriet. Met ieder acht nieuwe gedichten.
Voorwoord door de dichter/vertaler Christina Guirlande.
Een fragment: "De titel van deze bundel gedichten Spiegels, bakens, met werk van Mark Meekers, Frank Decerf, Guy van Hoof, Maarten van den Elzen, Joris Iven en Frank Despriet, deed mij spontaan denken aan enkele versregels uit Klein boek om het licht heen van Hans Andreus: Ik grens aan twee kanten van het licht/ / een spiegel kijkt in een spiegel. Hoewel de zes dichters niet doelbewust naar deze titel toe hebben geschreven, houden zij ons een spiegel voor waarin ze naar zichzelf, naar hun omgeving, naar de samenleving kijken. Ze schetsen soms, net als in een spiegelpaleis, een niet altijd zo fraai beeld van mens en wereld. Gelukkig geeft de spiegel ook meermaals een spervuur van kleuren weer (M.v.d.E.) en schrijven we alle dagen in een andere taal (G.v.H.)."
Dichtbundel kan vanaf heden besteld en verzonden worden:
Tweede jaarboek van de Vlaams-Nederlandse Dichtergenootschap 'De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee'
BELANGRIJK PERSBERICHT
Thierry Deleu
VOORSTELLING VAN HET
TWEEDE JAARBOEK VAN
VLAAMS-NEDERLANDS DICHTERSGENOOTSCHAP
De 50 Meester-dichters
van de Lage Landen
bij de zee
IN DE RAADZAAL VAN HET
GEMEENTEHUIS VAN KOKSIJDE,
Zeelaan 303,
op woensdag 7 december
om 16.30 u.
Programma:
16.30 u.Verwelkoming door burgemeester Marc Vanden Bussche
16.45 u.Voordracht gedichten door Ilse Chamon, woordkunstenares
17.20 u.Kort referaat over Gelijkwaardigheid en discriminatie in de wereld van de (Nederlandstalige) literatuur door Thierry Deleu, auteur
17.35 u.Overhandiging eerste exemplaar aan de burgemeester
17.45 u. Overhandiging van de jaarboeken
+ receptie aangeboden door het gemeentebestuur van Koksijde
18.30-19 u. Banket in Hotelschool Ter Duinen Koksijde
Voor de gegadigden is er mogelijkheid om tegen een bescheiden bijdrage te tafelen in de gerenommeerde Hotelschool Ter Duinen Koksijde
30 all-in
(aperitief, voor- en hoofdgerecht, dessert, koffie, water en wijn)
Thierry Deleu, eerste voorzitter van het internationaal dichtersgenootschap, schrijft in de inleiding: Toen ik de chef hoorde zeggen dat hij bij De 33 Meester-koks van België behoorde, - en zag hoe zijn ogen straalden -, kreeg ik ineens een inval die tot dit boek zou leiden. Ik zou een club van De 33 Meester-dichters van Vlaanderen stichten! De kogel was door de kerk; er was geen ontkomen aan: de gastronomie en de kunst van het dichten vonden elkaar en het was liefde op het eerste gezicht! Het aantal Meester-dichters werd tot 50 uitgebreid.
Het initiatief kwam onder de ridderlijke bescherming van De Orde van de Scheermesjes, de eerste online ridderorde in de Lage Landen bij de zee die op een ludieke wijze haar boodschap uitdraagt. Waar kon het initiatief zich beter thuis voelen? Bovendien is het toekennen van de eretitel Meester-dichter té arrogant om niet het relativerende adjectief ludiek mee te krijgen.
Toen echter ook dichters uit Nederland belangstelling toonden voor het initiatief, werden er gesprekken gevoerd over de wenselijkheid van een uitbreiding tot de Lage Landen bij de zee. Na overleg werd deze optie genomen. De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee was een feit.
Een Meester-dichter is iemand die uit bescheidenheid het woord nooit zelf in de mond neemt. Hij of zij beschouwt zichzelf veeleer als de allerbeste tweederangsdichter. Het initiatief is een te boek gestaafd pleidooi voor tweederangsdichters, niet omdat zij geen mooie poëzie schrijven, wel omdat ze te weinig aandacht krijgen.
DE 50 MEESTER-DICHTERS
VAN DE LAGE LANDEN BIJ DE ZEE
Het aantal werkende leden Meester-dichters is vastgelegd op maximum 50 leden. Om tot Meester-dichter te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als solliciterende Meesterdichter te worden doorgemaakt. Deze periode omhelst één jaar.
Dichters die minstens drie gedichten hebben gepubliceerd in een tijdschrift/e-zine of bloemlezing, ofwel gelauwerd of geprijsd werden in de Lage Landen, kunnen in aanmerking komen voor selectie en de titel van solliciterende Meester-dichter verwerven.
50 Nederlandstalige dichters werden geselecteerd. Vanaf heden voeren zij de eretitel van meester-dichter van het dichtersgenootschap De 50 Meester-dichters van de Lage landen bij de zee.
Het zijn (in alfabetische volgorde en niet volgens de datum van hun selectie):
Hilde Boulanger, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Greta Casier, Hervé J. Casier, Lidy De Brouwer, Leni De Goeyse, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Ferre Denis, Didi De Paris, Gwen Deprez, Marleen De Smet, Lieve Desmet, Lieve Devijver, Astrid Dewancker, Fernand Florizoone, Trijntje Gosker (N), Wim de Groot (N), Paula Hagenaars (N), Tine Hertmans, Jan Huyghe, Alexander Konovaloff, Patricia Lasoen, Paul van Leeuwenkamp (N), Cathy Mara, Luc C. Martens, Mark Meekers, Peter Motte, Peter le Nobel (N), Edith Oeyen, Ruud Poppelaars (N), Leonie Robroek (N), Eric Rosseel, Gerard Scharn (N),Ina Stabergh, Annemie Steenbergen (N), Maurits Sterkenburg (N), Egied Steylaerts, Pien Storm van Leeuwen (N), Henri Thijs, Ingrid Vandepaer, Jozef Vandromme, Herwig Verleyen, Monique Verplancke, Katelijn Vijncke, Nathalie Vilain, Martin Wings (N)
38 Vlamingen (onder wie de Koksijdenaren Thierry Deleu, Fernand Florizoone, Jan Huyghe en Monique Verplancke) en 12 Nederlanders.
Een jaarboek
Op het einde van de proefperiode van de 50ste Meester-dichter wordt een jaarboek op de markt gebracht door Razors Edge Edition Gent, ingeleid door Thierry Deleu.
Vermits de solliciterende Meester-dichters pas na één jaar Meester-dichter worden, kan deze bundel ten vroegste één jaar na de geselecteerde 50ste solliciterende Meester-dichter verschijnen.
HET TWEEDE JAARBOEK IS ER! HET IS ZO VER!
Een derde aanpassing van De 50 Meester-dichters komt er aan voor de periode 2011-2012-2013. Alleen bij overlijden, ontslag of klacht wordt een naam geschrapt en door een andere Meester-dichter vervangen.
Alle Meester-dichters moeten een goede reputatie hebben als mens en als dichter. Zij zijn de toekomst van het poëtisch patrimonium van de Lage Landen bij de zee.
Inleiding bij voorstelling 7de roman van Thierry Deleu
Inleiding bij voorstelling 7de roman van Thierry
Deleu
(3 september 2011)
Niets is wat het lijkt
Mijnheer de eerste schepen,
Dames en heren,
Beste Thierry,
Wij vangen aan met een boek zoals we in een koud bed stappen.
Wij vinden er slechts genoegen in wanneer wij er de goede sfeer in hebben
geschapen: de onze. En als je een boek
hebt uitgelezen, vouw je het doorgaans dicht en leg je het opzij. Met het
nieuwe boek van Thierry Deleu: Niets is wat het lijkt is dat niet anders, met
dat ene verschil: het blijft op de nachtkast nazinderen.
Op een kladje schreef ik: Thierry Deleu =
gedichtenbundels, romans, essays, recensies, biografieën, bloemlezingen,
leerboeken, schrijver, leraar, directeur, kabinetsattaché, uitgever, redacteur,
ridder. Het werd meermaals en terecht herhaald: niets is Thierry Deleu vreemd.
Is het een hobby, een passie, een obsessie?
Thierry is een schrijver. Een veelschrijver, zegt hij zelf. Ik noem hem een deelzame waarnemer van het hectische in de
schrijversmetropool, m.a.w. als eerste voorzitter van de Meester-dichters van
de Lage Landen bij de zee verenigt hij een gezelschap van bekende en minder
bekende schrijvers aan wie hij kansen en een platform biedt.
In 2002 verscheen in de Creuse Trilogie de eerste roman van
Thierry Deleu, met als titel Eindterm. Vandaag, 3 september 2011, is hij
aan zijn zevende roman toe.
Niets is wat het
lijkt telt 115 bladzijden en is het resultaat van 6 maanden schrijven. Het is
geen klassieke maar een
psychologische roman, omdat de nadruk wordt gelegd op het innerlijk van de
karakters, op de motieven, de omstandigheden en de handelingen en gedachten van
zijn personages.
De titel Niets
is wat het lijkt legt -in de moraliteitsgeest van vandaag- een werkelijkheid
bloot die jaren terug met de mantel van de liefde werd toegedekt. Toen dat
waren andere tijden, andere zeden, andere gewaarwordingen en verklaringen en andere
temperamenten. Mag u zich verwachten aan een volgend schandaal dat wordt
blootgelegd? Ja en neen. Twee hoofd- en
enkele bijpersonages worden met begrip belicht. Geen vooroordelen, maar een
bevestiging van de hypocrisie uit het verleden die u meneer en u mevrouw al
jaren vermoedt. Het verhaal van de mensen samen en de mensen afzonderlijk,
innerlijk en uiterlijk, hun gemoed, hun last en lust, hun seksuele honger en
hunkering, hun boetedoening.
Het verhaal in een notendop
Riet en Dirk zijn de hoofdpersonages waarmee de auteur niet
alleen verwarring zaait, maar verwondering oogst.
Dirk is geobsedeerd door Riet, zijn eerste lief. Om haar te
benaderen gaat hij naar het schoolbal waar zij fladdert als een vlinder. Zo ook
zoekt hij haar op in het klooster, waar zij als Zuster Rita zal uittreden (heel
doordacht van de auteur want de H. Rita is de beschermheilige der onmogelijke
zaken). Vervolgens bezoekt Dirk haar in haar flatje in Kraainem, de
uitvalsbasis voor haar luxe escortewerk.
Riet is ongewoon nieuwsgierig naar het leven en maakt na een
jeugdtrauma een constante stand van zaken op. Eens om de zoveel tijd valt zij ten
prooi aan wat haar lichaam en geest dicteren. Vluchtend voor wie zij liefheeft
gaat zij een gevecht aan met de demonen, haar boze engelen. Tijdens haar zoek-
of ontdekkingstocht is zij zowel hartstochtelijk als destructief, tot zij het
hoofd moet buigen voor de werkelijkheid.
Dirk is gefascineerd door de mysterieuze Riet, over wie hij zich
ongedwongen ontfermt. Thierry Deleu bedient zich van Dirk om Riet voor te
stellen en haar te laten zien zoals hij haar ziet: als een speelvogel,
stoeipoes, non, hoer, echtgenote. Beiden, Dirk en de auteur, laten de lezer toe
haar te ontdekken. Riet wordt centrum en onderwerp.
Niet is wat het lijkt zorgt ervoor dat je soms met dichtgeknepen
keel de bladzijden omslaat. Misbruik, kloosterleven en prostitutie zijn de
kapstokken waaraan de auteur zijn verhaal ophangt. Met verve slaagt Thierry erin de tijdsgeest accuraat te
schetsen. Het taboe dat toen heerste, doorbreekt hij en laat de tijdloze
ervaringen van jonge volwassenen zien.
Een grote troef is dat Thierry Deleu gaandeweg, maar zuinig,
kruimeltjes rondstrooit die naar het antwoord leiden.
Naarmate je verder leest worden de karakters van de personages
volledig geportretteerd in hun acties en dialogen. De korte hoofdstukken en de
vlotte afwisseling tussen de dialogen zorgen ervoor dat het strakke tempo van
begin tot het eind wonderwel gehandhaafd blijft.
Niets is wat het lijkt is geen lange tirade maar leest vlot,
mede omdat bepaalde passages bewust vaag worden gehouden terwijl andere
uitgediept worden zonder te vervallen in psychoanalyses of gezeur.
Met het aantrekken en het afstand houden tussen de personages
Riet en Dirk, houdt Thierry het verhaal in constante spanning.
Het boek is gestructureerd in een verspringend perspectief wat
voor sommigen het lezen bemoeilijkt, maar met een kleine moeite vindt iedere
lezer zijn verhaal.
De auteur overkoepelt de hoofdpersonages en
staat als het ware 'boven' het verhaal. Hij is diegene die neerziet op alles
wat gebeurt. Tegelijker tijd speelt de auteur met de twee perspectieven. Dat is
naar evenwicht zoeken tussen twee of meer invalshoeken, dat is een moeilijk te
hanteren structuur. Toch slaagt Thierry erin op schouderhoogte te blijven en zo
met de personages mee te kijken. Daardoor wordt een filmisch effect gecreëerd.
Door het mozaïek van verschillende camerastandpunten ontstaat een
beeld van het hele verhaal, dat tegelijker tijd intiem en universeel is.
Zij ruikt naar pas gemaaid gras / haar lippen beginnende dauw /
dauwdraden waaraan vlinders zinderen. Ik voel hun vleugels trillen/ als zij
kreunend openbarst / haar schoot mijn bloeiende dood.
Origineel -en ook functioneel- laat Thierry zich zien als een
poëet. Bij de aanvang van elk hoofdstuk, biedt hij een kortgedicht aan. Daarmee
gunt hij de lezer de tijd om zich onder te dompelen om vervolgens ontspannend verder
te lezen. Want vrij snel weet u dat u niet moet afrekenen met ellenlange
afgejakkerde hoofdstukken maar bondige, heldere en klare taal. Hij maakt de
lezer nieuwsgierig en vergrendelt hem wars van omringende geluiden - met de
verhaallijn.
Is het boek autobiografisch?
Een schrijver verplaatst zich gemakkelijk in zijn personages, in
die mate zelfs dat als ik de auteur niet zou kennen- me zou afvragen welke
figuur hem het meeste op het lijf is geschreven. We mogen niet vergeten dat
schrijvers beschikken over een sterk inlevingsvermogen. Er zitten inderdaad
autobiografische bouwstenen in het boek: dat zijn elementen die elke schrijver
in zijn laboratorium verwerkt. Een boek is een cocktail, waarin altijd brandstof
van de schrijver zal zitten, alleen weet de lezer niet dewelke.
Cover
De cover is een ontwerp van Peter Deleu, met als trekpleister
een schilderij van de bekende Antwerpse kunstenares Mia Govaerts: een
engelachtig en hermafrodiet archetype die de lezer gevoelig en indringend,
aankijkt. Die blik zet meteen de toon voor de drie hoofdfiguren: Dirk en Riet
in harmonie met elkaar verbonden. De auteur is de duif. Maar is het wel zoals
het lijkt?
Waarom dit boek lezen?
Vanaf het begint grijpt het verhaal u bij de lurven en sleept u
moeiteloos mee naar de slotpagina.
In Niets is wat het lijkt wordt niet
oneindig gemoraliseerd maar wordt geformuleerd hoe het verder kan.
Met dit boek draagt Thierry een boodschap
uit.
Is er enige overeenkomst tussen een hoer en
een non? Tja, het zijn eigenlijk twee zijden van dezelfde munt. In de
ene baan wordt de seksuele energie onderdrukt, in de andere baan springt zij
eruit. Ik denk dat ieder mens, naast de vele andere archetypes een non en hoer
in zich heeft. Het zijn oerkenmerken die we allen in ons dragen van vóór de
tijd dat Adam in de appeltjes van Eva beet.
Wacht niet te lang, het boek verdient het
te worden gelezen. Thierrys nieuwe roman is een venster op
een maatschappelijk probleem dat meer en meer het daglicht ziet. Niets is wat
het lijkt is zoals niets is wat het lijkt.
Thierry, ik hoop dat zowel jong als oud de weg naar je nieuwe boek
zullen vinden en zoals Friedrich Nietzsche schreef: wil je iets wezenlijks
bereiken: twee punten en een rechte lijn volgen blijf uw ding doen. Van ganser
harte gefeliciteerd. Marleen De Smet
April 2011. De nieuwe veerdam van Schellebelle werd plechtig geopend.
Ook het nieuw gebrouwde 'Schellebellebier' werd bij de inhuldiging voor het eerst geschonken.
Een gedicht van Viviane Burssens hing tussen de vele foto's en enkele gedichten van lokale (Achiel Janssens, Willy Van Doorselaer) en bekende (Hanny Michaëlis) schrijvers.
Sinds november 2009 werd de veerdienst op zijn vertrouwde plek stilgelegd en tijdelijk vervangen door een drijvend ponton. Intussen werden grootschalige werken opgestart die anderhalf jaar en anderhalf miljoen later ter beschikking staan van de bevolking. De veerdam in Schellebelle zorgde in 2009 voor liefst 85.000 overzetten, maar was eigenlijk moeilijk toegankelijk. Om aan dat euvel iets te verhelpen werd beslist om een drijvend ponton in de Schelde aan te brengen dat enkel op en neer kan bewegen met de stand van de Schelde tussen twee vaste peilers. Een 30-meterlange loopbrug zorgt voor de toegankelijkheid waardoor voortaan ook mindervaliden probleemloos tot aan de veerboot kunnen raken.
Ieder met twee reeds eerder gepubliceerde gedichten. Keuze a.d.h.v. eigen bundels (publicaties) bij Demer Uitgeverij, en/of deelname aan diverse groepsbundels.
Catharina Boer, Piet Brak, Frans August Brocatus, Bernard de Coen, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Maarten van den Elzen, Gijs Gellings, Paul Gellings, Julie Goderis, Christina Guirlande, Albert Hagenaars, Paula Hagenaars, Tine Hertmans, Guy van Hoof, Joris Iven, Roger Nupie, Francis De Preter, Hannie Rouweler, Marleen De Smet, Rose Vandewalle, Willie Verhegghe, Lief Vleugels.
MET EEN NAWOORD van THIERRY DELEU.
Editie: 2012 (vanwege driejarig bestaan)
ISBN nummer
978-1-4476-2894-1 Pocketboek, 64 pagina's
LEVERBAAR VANAF HEDEN: 14,00 (INCLUSIEF verzendkosten binnen BE en NL)
Twee dorpsdichters en een stadsdichter verzamelden bij Marnixring
Afgelopen woensdag verzamelden niet minder dan drie stads- en dorpsdichters uit de regio in de Kalvaar in Voorde. Willie Verhegghe, de Ninoofse stadsdichter, Gaby Desmyter, de dorpsdichter uit Lierde en Marleen De Smet, de Zarlardingse die dorpsdichter is in Galmaarden lazen er voor uit eigen werk. Dat gebeurde tijdens een gezellige avond op uitnodiging van de Marnixring Ninove, de serviceclub die cultuur hoog in het vaandel draagt.
Ebbe en vloed - nieuwe dichtbundel van Thierry Deleu
Gesprek met Thierry Deleu naar aanleiding van zijn zoveelste nieuwe bundel
Ebbe en vloed
We beginnen met een biografisch overzicht van Thierry Deleu. De auteur woonde tot 1976 in Wevelgem. In 1966 richtte hij met Lionel Deflo het tijdschrift Kreatief op. Daarna leerde hij de kunstschilder Marcel Coolsaet kennen, met wie hij het tijdschrift Boulevard oprichtte in 1970. Vanaf 1976 was Deleu woonachtig in Harelbeke, aan de Vlaanderenlaan, en bij zijn oppensioenstelling in 2000 verhuisde hij naar Oostduinkerke. Deleu stond beroepshalve in het onderwijs, respectievelijk als leerkracht, directeur en kabinetsattaché. Als auteur publiceerde hij gedichtenbundels, essays, romans, biografieën, bloemlezingen en leerboeken Nederlands. Thierry Deleu stond aan de wieg van meerdere literaire en culturele activiteiten. Hij organiseerde tentoonstellingen en belichtte uitvoerig de Harelbeekse burgemeester, wijlen Marc Bourry, de dichter André Velghe en de Antwerpse auteur Guy van Hoof. Met deze laatste begon hij de kleinschalige uitgeverij Het Schaap, als een uitloper van het tijdschrift Boulevard, waarin hij samenwerkte met beeldend kunstenaar Marcel Coolsaet. Hij publiceerde bijdragen in de belangrijkste tijdschriften van de Lage Landen bij de zee. De evolutie van zijn werk is terug te vinden in de twee essays die Guy van Hoof over hem schreef: Aan wat overblijft heb ik genoeg (1986), en Thierry Deleu, jager in zijn grondgebied (2000).
Ebbe en vloed is je laatste gedichtenbundel. Ik merk dat je af en toe bundels publiceert als netbook. Waarom?
Internet is een uitstekend medium om velen te bereiken. Maar ik beschouw deze wijze van publiceren ook als een soort van dankbaarheid aan mijn vele lezers. Een gratis cadeau uit erkentelijkheid. Maar dit is zeker geen signaal dat het boek in papiervorm zou zijn afgedaan, zeker niet, ik blijf het boek in zijn verpakte vorm koesteren. Eb en vloed zijn gedichten over reizen en thuiskomen, weggaan en terugkeren, ook in gedachten. De bundel kan als netbook worden gelezen op http://www.knightsrazor.be/xDocs/EvEnVloed.pdf
Geen heimwee naar Harelbeke?
Neen, wij wonen nu een kleine tien jaar aan zee in Oostduinkerke, op enkele stappen van de duinen, het strand en het water. Op het einde van een rustige, doodlopende laan. In een klein appartementsgebouw met slechts vijf gezinnen. Allen gepensioneerd, de meesten komen uit het onderwijs. Natuurlijk volg ik nog een beetje de politiek in Harelbeke. Ten slotte heb ik er veertien jaar een actieve rol gespeeld, vooral echter achter de coulissen, als tekstschrijver en campagneleider. Tot 2006 stelde ik hier ook altijd mijn boeken voor in de stadsbibliotheek. Bovendien heb ik er tweeëntwintig jaar les gegeven. In 1988 werd ik directeur secundair onderwijs in Tielt.
Wat denk je van het huidige politieke landschap in je oude gemeente?
Ik heb de coalitie CD&V en SP.a helpen op de rails zetten. Maar waar ik bijzonder trots op ben, is de verjonging van de lokale SP.a. Ik heb uitgevoerd wat ik altijd beloofd had: mijn generatie een stap opzij doen zetten voor een jonge, ambitieuze nieuwe generatie.
Van jou wordt gezegd dat je geen socialist was in hart en nieren. Is dat zo?
Dit moet ik toch even nuanceren. Indien je bedoelt dat ik enerzijds voor een links-liberale koers kies en anderzijds een Vlaming ben in hart en nieren, dan heb je gelijk. Radicaal links ben ik nooit geweest, maar wel sociaalvoelend en een fervente verdediger van de belangen van de kleine man. Op voorwaarde dat hij zich gedraagt en er niet op uit is om te profiteren van de sociale zekerheid. Laat ons zeggen dat deze houding mijn persoonlijk socialisme is. Bovendien heb ik nooit de ambitie gekoesterd om op een lijst te staan, wat gezien mijn plaats in de partij had gekund. Ik ben geen modale politicus.
Mag ik weten welke stem je nu uitbrengt?
Dat is privé. Maar laat mij het zo stellen: ik wil een doordacht confederaal België. Een land met vier deelstaten: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en het Duitstalig landsgedeelte. België hoeft niet op te houden te bestaan, maar de gemeenschappen moeten bijna alle bevoegdheden in handen krijgen. Ook de koning mag blijven, maar dan met een bevoegdheid die nauwelijks indruk maakt en met een koninklijke familie die geen dotatie meer krijgt. Wie steenrijk is, hoeft geen beroep te doen op de kleine man, dit is immoreel.
Nu een eerste vraag over de aanleiding tot dit gesprek: je schrijft je te pletter.
Ja, ik geef toe: ik ben een veelschrijver. Ik schrijf gepassioneerd. Schrijven is geen hobby, maar een passie geworden sinds ik met pensioen ben. Vijf uur per dag. Drie dingen overheersen mijn laatste winter: reizen, schrijven en de kleinkinderen. Schrijven dus. Sinds ik met pensioen ben, schreef ik zes gedichtenbundels en zeven romans. Ook een paar essays waarvan er een al aan zijn tweede druk is.
Waarom zoveel gedrevenheid?
Of bedoel je: moet dit nog? Waarom niet? Ik zou kunnen antwoorden met een cliché: om mij te bevestigen, maar er is meer: schrijven is een nieuwe wereld creëren, een middel om je af te reageren, een extra kans om te overleven.
Een nieuwe wereld, zeg je. Je gedichten en je romans zijn pure fantasie?
Ik wist dat je dit zou vragen. Mijn boeken zijn deels autobiografisch, onder andere omdat ik kapstokken nodig heb om mijn verhaal aan op te hangen. Vele personages zijn deels fictief, deels niet-fictief. Vele situaties en personages zijn echt, maar met kleine wijzigingen om niemand te kwetsen. Vaak versmelt ik twee bekenden tot één fictief personage. Maar altijd heb ik bekende mensen in mijn blikveld. Tussen alle fictie ontwaart een aandachtige lezer veel herkenningspunten en dat maakt het lezen ook zoveel boeiender.
Dat je een goede schrijver bent, daar is iedereen het erover eens. Dat je veel schrijft, ook. Als dichter heb je je literaire sporen verdiend, je bent zonder meer een van de betere liefdespoëten van de Lage Landen bij de zee. Ook als essayist en biograaf ben je niet meer aan je proefstuk. Ik wil het echter hebben over Deleu als romanschrijver.
In 2002 verscheen je eerste roman, Eindterm, het eerste deel van een trilogie. Die eerste roman ging in hoofdzaak over de tijd dat je op het kabinet Onderwijs werkte van 1995 tot 1999. Na dit eerste deel van de Creuse Trilogie verscheen in 2003 Amélie Laforêt en in 2004 de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade. In Amélie Laforêt is het decor de Creuse, spec. de streek rond Confolent en La Vallade. Ook de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade speelt zich daar af, in de jaren na de opheffing van de Orde van de Tempeliers.
In Arsène du Frêne, heer van La Vallade onthul je ook inwijdingsrituelen, waarbij opvalt dat zij verwant zijn met die van de Loge. Is dit fictie?
Ik ben een niet meer actief lid van de Vrijmetselarij, maar ik zie ook wel de realiteit achter de boodschap. Ook hier, zoals in elke vereniging of genootschap, heb je met mensen te doen. Ik moet je niet uitleggen hoe mensen zijn. Of toch? Mensen hebben goede en slechte eigenschappen, deugden en ondeugden. Mensen creëren complexe sociale structuren, die bestaan uit talrijke samenwerkende en concurrerende groepen. In dezelfde groep verschillen mensen opnieuw van elkaar vanwege onverenigbare ideeën. In dezelfde groep vind je tolerante mensen en fanatici. Ik heb de waarheid altijd gezocht tussen deze twee extremen.
Terug naar je romans. Na de Creuse trilogie kwam er een roman over psychiatrie en schizofrenie. Ook autobiografisch?
Klamme handen verscheen in 2006. Het is het verhaal van een zachtmoedige, enigszins eigenzinnige psychiater. Ik heb mij hiervoor grondig gedocumenteerd en ook met bevriende dokters gepraat. Ik kan niet verhelen dat ik de toestanden in een psychiatrische instelling goed ken. Ik heb mij vlot kunnen inleven in de wereld van de schizofrenie.
De vraag echter naar de verhouding tussen feit en fictie is een vraag die door de lezer vaak wordt gesteld en die ook nooit naar complete voldoening beantwoord wordt. Is dit niet zo?
Ja, dat is juist. Een roman zegt veel over de schrijver.
Na Klamme handen waag je je aan een politieroman, De doden zwijgen niet uit 2008.
Moord en wedermoord is de rode draad in het verhaal. Het is een literaire politieroman, waarbij ik probeer het onderzoek te beschrijven zoals dat het in de werkelijkheid zou plaatsvinden. Het wordt echter ingebed in een homofiele relatie en in de spielerei van een vrouwelijke rechercheur.
Ook Wie schrijft, die blijft breng je dikwijls te berde.
Ik besef dat ook mijn eigen leven voorbijgaat. Met mijn werk wil ik sporen laten in de tijd en zo een vorm van onsterfelijkheid bereiken. Daarnaast probeer ik ook greep te houden op de werkelijkheid die mij omringt. Naar mijn overtuiging zijn mens en werkelijkheid heel complex. De mens is een mysterie en steeds is hij op zoek naar het eigen ik. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe? Schrijven is voor mij een zoektocht naar de eigen identiteit. Daarom heb ik het in mijn boeken - vooral in de romans, maar ook wel in mijn poëzie - over mijn eigen afkomst en over machten en machthebbers die mijn leven mee hebben bepaald. Macht staat niet los van personen, instanties en stelsels.
Je zesde roman, Liefde en dood op Sint-André, wordt door critici de beste tot op heden genoemd.
Voor mij zijn Eindterm en Liefde en dood op Sint-André de betere romans van de zes. In Liefde en dood op Sint-André richt ik een virtuoos vergrootglas op de gapende wonden die de liefde kan opleveren. Ik probeer aan te tonen dat het thema nog even vers is als in de tijd van de Grieken. Het verhaal breng ik met zoveel ironische distantie, humor, liefde en intelligent gemopper dat de lezer er zich in herkent. Behalve over de liefde, gaat dit boek ook over de schaamte, de wroeging, de spijt.
Fictie toch?
Ik stoei met het autobio-genre dat zich toelegt op de adem van het onechte. Op een wonderlijke manier lijken het heerlijke leugens, verzonnen verhalen.
Is Liefde en Dood op Sint-André een therapeutisch sprookje? Wordt hier de verbeelding ingezet om een diepere werkelijkheid te verdoezelen?
Ik heb al eerder semi-autobiografische romans geschreven, maar deze keer lijkt de noodzaak voor deze roman urgenter te zijn dan voorheen. Pijn is een terugkerend element in het boek: de pijn om achtergelaten te worden. Deze pijn moet ongedaan worden gemaakt en dat kan alleen door na te denken over wie je bent en waar je vandaan komt en door onder woorden te brengen waardoor de relatie zou kunnen zijn stukgelopen. Liefde en dood op Sint-André gaat echter niet alleen over de liefde, maar ook en misschien vooral over eenzaamheid, ontgoocheling, zelfonderzoek, verraad, verlies, verbittering, negatieve gevoelens die even rap weer omkeren in nieuwe liefde.
Vindt je werk, zowel je poëzie als je romans, een breder publiek?
Nu nog meer dan vroeger. Dat zal - hoop ik - te maken hebben met de kwaliteit van mijn werk zelf, maar ook met de verbreding van mijn actieradius. Een tafelspringer word ik echter nooit. Ik probeer de regie over mijn leven te behouden zodat ik niet hulpeloos rondzwerf, maar mijn leven nu verschilt echter hemelsbreed met het leven voordien. Ik sluit mij minder af van de literaire wereld. Ik durf de lat hoger leggen. Liefde en dood zijn themas van alle tijden. Niet voor niets is dood het laatste woord in de titel, want na liefde volgt onherroepelijk de dood.
Ik zou het niet beter kunnen zeggen.
Liefde is altijd binnen handbereik en vormt meestal het thema, al loert onvermijdelijk de dood om de hoek en daar moet nog mee worden afgerekend. Liefde geeft mij een nieuw elan, een andere visie, terwijl onrust om de dood wordt omgezet in vitaliteit.
Wat staat er in 2011 op het getouw?
Binnenkort komt een biografie uit over een bekend politicus aan de Westkust. In mei geeft Demer Uitgeverij mijn nieuwe verzamelbundel Strandjutter uit. In september verschijnt een nieuwe roman, Niets is wat het lijkt en einde jaar redigeer ik het 2de jaarboek van De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee. Deze drie uitgaven worden voorgesteld op het gemeentehuis van Koksijde.
Tijdens de uitreiking van de Bronzen Urbanus aan Luc Ooghe voor zijn terechte muzikale verdienstelijkheden werd ik officiëel aangesteld als dorpsdichter Galmaarden 2011. Hiermee treed ik in de voetsporen van mijn grote broers Roland Bourguignon, Albert Schrever, Jan Heyvaert en Rik Wouters. De avond was tot in de puntjes verzorgd. Galmaarden weet van wanten!
De Galmaardse beek
De Mark
Gewiekst soms wulps soms wispelturig
slingert de markiezin in de greep van
haar oevers. Heerlijk hoe de lage zon
haar beloop verzilvert en goudlagen
legt in de kruinen. Een knotwilg kruist
de knokige takken voor de nesteling.
Luister, het land galmt waar water
stoeit zoals het stoeien moet met
de spiegeling van een wolkenstoet.
De aarzeling de razernij nabij klotst
en kringelt de ruigte tot lispelen.
En als een pianist bespeelt regen haar
golvende dijen. Welke slagvaardige waagt
de dans? De watermolen -van malen
moe- walst het troebele tot bruidsbruis.
Alles goed en wel, maar geradbraakt
blaast een vis een laatste bel. Rietkragen
buigen door de deining aangeslagen.
Tot wie dit leest:
water is drachtig van komen en gaan.
En wij, wij zijn of worden weer kinderen
starend naar later, naar waar het maanlicht
glinstert in haar nachtelijk geklater, naar
waar alle sterren op haar zijn gericht.
Marleen De Smet
Rik Wouters geeft het dorpsdichterschap door.
Alle Galmaardse dorpsdichters op een rij (van links naar rechts: Albert Schrever, Roland Bourgoignie, ikzelf, Rik Wouters en Jan Heyvaert).
Dichters dromen Lucide (2de druk) door Thierry Deleu
Essay DICHTERS DROMEN LUCIDE
van Oostduinkerkenaar Thierry Deleu krijgt 2de druk!
Demer Uitgeverij stelt herziene druk in het vooruitzicht voor 2011
DICHTERS DROMEN LUCIDE
10 JAAR NEDERLANDSTALIGE POËZIE -
EEN EIGENGEREIDE KEUZE
ESSAYS
Thierry Deleu bespreekt uitvoerig gedichtenbundels van François Vermeulen, Edith Oeyen, Bert Bevers, Jenny Dejager, Eric Rosseel, Peter Theunynck, Francis De Preter, Frans Depeuter, Christine Dhaen, Bärbel Geijsen (N), Frans Kuipers (N), Jan Lauwereyns, Bert Lema, Xavier Roelens, Lies Van Gasse, Ina Stabergh, Philippe Cailliau, Job Degenaar (N), Mark Meekers, Tine Hertmans, Hannie Rouweler, Joris Iven, Joris Maurits Vanhaelewyn, Gerry van der Linden (N), Fernand Florizoone, Catharina Boer (N), Marleen De Smet en Julie Goderis.
In zijn Ten Geleide schrijft Deleu:
Algemeen is schrijven voor de meeste schrijvers en dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Schrijven is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker! Schrijven is afreageren. Schrijven is ook een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, waar personages opduiken die je anders nooit zou ontmoeten, waar je van twee, drie mensen uit je omgeving één nieuwe mens maakt, met ofwel alle deugden ofwel alle ondeugden van hen. Schrijven is ook taboes doorbreken, jezelf de kans gunnen om in de fout te gaan, om dagelijkse tot doodzonden te verheffen, om aan je verbeelding macht te delegeren om er een personage mee onderuit te halen. Schrijven is dichten, vertellen, overtuigen, wenen, uitbundig leven, anderen beoordelen, loven, kritisch bijsturen, te boek stellen.
In dit essay beperk ik mij echter tot de poëzie. Een recensie heeft twee doelen: enerzijds consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede recensie gaan die twee samen. Door de bundel historisch, maatschappelijk en cultureel een plaats te geven, maakt de recensent zich tot een consumentenvoorlichter.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of je herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die dit essay wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet zijn dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer, printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt.
Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
De dichters die ik eigengereid gekozen heb, hebben mij aangenaam verrast of de bevestiging gebracht van hun talent.
Achteraan het essay werpt Deleu zich nog eens op als de advocaat van de gediscrimineerde auteurs in zijn pleidooi voor gelijkwaardige behandeling.
Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is.
Niet het distributiesysteem stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen gevestigde uitgeverij vonden of die niet bij een commerciële uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.
Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.
Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het Plan Boek op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van Onafhankelijke Auteurs (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, onder welke vorm ook, uitgeven).
Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.
Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.
Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label Onafhankelijke Auteurs dragen.
Samengevat: De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels.
Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid (recensiedienst).
Poëzie is overal gelijk - Gesprek met Thierry Deleu
Poëzie is overal gelijk
Gesprek met auteur Thierry Deleu in vrij Maldegem van 5 en 12 november 2010
Door Iris Van De Casteele
In je zogenaamde fictie-autobiografische roman Liefde en dood op Sint-André, in het hoofdstuk Ongeposte brieven, psalmodieert de auteur (jij dus), als een weeklacht, zijn verdriet en zijn verzuchtingen om de geliefde weggelopen vrouw. Kun jij je ermee verzoenen dat er soms in enkele passages een melodramatische ondertoon doorschemert. Zou het niet kunnen dat de lezer dezelfde weg moet afleggen om in de huid van de auteur te kunnen kruipen?
Ik heb deze opmerking over een melodramatische ondertoon ook gelezen. Niet terechtIk vind geen melodramatische passages. Ook niet in het eerste deel. Of is het melodramatisch, als ik schrijf dat het hoofdpersonage (Dirk), door zijn vrouw (Marie) in de steek gelaten, verdrietig is en hartenleed voelt ? Hij zag zijn vrouw dolgraag. Nooit had hij signalen opgevangen van mentale of lichamelijke ontrouw. Is de partner niet vaak de laatste die het hoort ? Dirk was overrompeld, uit zijn lood, gepakt, hij kon het niet plaatsen, ook niet na de eerste maanden na haar vertrek. Melodramatisch?
Patricia De Landtsheer schrijft: « Het eerste deel Ongeposte brieven beantwoordt aan een soort van lange lamentatie waarin Dirk Vandezande zijn verdriet, gemis en verlangen om de weggelopen vrouw, die hij nog steeds liefheeft, als het ware uitschreeuwt. Verschillende delen grijpen werkelijk naar de keel omdat ze van een diepe melancholie doordrongen zijn. Deleu beschrijft dit gemis, dat eigenlijk al twee jaar aan de gang is, op een zo eenvoudige maar indringende manier, gewoon zoals de mens is, dat het je niet onberoerd kàn laten.
Vele lezers zullen zich hierin trouwens herkennen omdat het verhaal zo sterk aanleunt bij de belevenissen des levens, de eb en de vloed, de gelukkige en de ongelukkige periodes in een mensenleven.
Hervé Casier schrijft in VKH-info van januari 2010: In de 20 bladzijden lange of korte epiloog vernemen we wat er aan drama is gebeurd, eerder vaststellend, afstandelijk bijna soms, zonder al te veel vraagstelling... De auteur leeft zich duidelijk in zijn personages in. De fragmentarische opbouw van het eerste deel, gevolgd door de meer chronologische opbouw in het tweede deel en de afronding in de epiloog, lijkt mij een goede keuze. Graag gelezen.
In dezelfde beschouwing krijg je een minpuntje voor het gebruik van sommige typische Vlaamse woorden, al stoort mij dit als Vlaams auteur niet echt, schrijft dezelfde beschouwster. Dat typische Vlaamse woorden haar niet echt storen, doet me huiveren. Daaraan herkent men meteen de ja-knikker; de kuddegeest. Ons prachtig lijster- en nachtegaalgezang, met Tijl Uilenspiegel als pittige kern, is Vlaams, hoeveel etiketten er ook mogen opgeplakt worden, zo denk ik erover. Hoe denk jij daarover, Thierry?
Ik gebruik graag typische Vlaamse woorden en bovendien ben ik een Vlaamse auteur. Zei men dat van Claus ook niet en van Louis-Paul Boon? Ik stoor mij toch ook niet aan het AN van de Nederlandse schrijvers.
Ik ben geen purist en houd mij niet altijd aan het AN. Dialectwoorden geven kleur aan de taal. In Nederland doet men altijd net alsof in Vlaanderen een soort Nederlands wordt gebezigd dat achterloopt (altijd diezelfde paternalistische houding). Taal draagt de sporen van zijn gebruiker. Al generaties woon ik in Vlaanderen. Ik ben niet bereid om mij onderdanig op te stellen.
Bovendien wil ik geen geïdealiseerd beeld van Nederland in stand gehouden. Ik wens mij niet aan de Nederlanders te spiegelen door hun taal, stijl en culturele gewoonten over te nemen.
Dat wij, Vlamingen, geen fijnheid hebben, in alles even grof zijn, is larie en apekool. Wij spreken geen brabbeltaaltje, maar een taalvariant van het Nederlands.
Ik hou niet van taalzuiveraars die het onkruid tussen de tarwe wieden.
In jouw essay Een andere bedding? Vlaamse poëzie na 1975, schrijf je: Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding. Ik stel vast dat je daarmee uitstekend werk hebt geleverd. Kun je naar schatting zeggen hoeveel tijd en energie je in je opzoekingen, en het essay zelf, hebt gestoken?
Een moeilijke vraag, maar ik vermoed dat je van mij niet verlangt dat ik het aantal uren of dagen opgeef, dat ik aan dit essay bezig was. Ik ben een gepensioneerde auteur en deze status biedt vele voordelen: ik maak tijd, ik ben gedreven (voor sommigen klinkt dit negatief) en bijna al mijn korte essayshebben als kerngedachte de discriminatie van de auteur. De auteur wordt in Vlaanderen niet gelijkwaardig behandeld. Dus ook als ik met literatuurgeschiednis bezig ben , gaat mijn aandacht (glijdt mijn aandacht af) naar dit strijdpunt.
Ik wil voorop zetten dat het literaire product in de eerste plaats een menselijk product is. Het wordt in een bepaalde tijdruimtelijke situatie door een persoon van vlees en bloed op papier gesteld, krijgt door bemiddeling van uitgever en drukker een commerciële vorm, wordt door de boekhandelaar in de handel gebracht, totdat het eindelijk naar de lezer doorgespeeld wordt, die het in een bepaalde tijdruimtelijke en existentiële context ontvangt. Het fenomeen literatuur is met andere woorden een sociale relatie, een intermenselijk communicatieproces.
De auteur is uiteraard de eerste schakel in het interactieproces. Welke plaats neemt de auteur in de maatschappij in?
Mijn (kleine) essays, - zij die geen boek vormen, - nemen een groot deel van mijn literair werk in beslag. Ik schrijf veel recensies, inleidingen tot gedichtenbundels, voor- en nawoorden, literaire bijdragen, artikels over literaire fenomenen. Daarnaast schrijf ik poëzie en publiceer romans (volgend jaar verschijnt de zevende). Ik ben een veelschrijver, maar dit etiket stoort mij niet, ik maak tijd, alles kan, niets moet (nog), maar mijn dagtaak is schrijven, werk en hobby zijn één. Hobby? Passie, obsessie, zegt mijn vrouw.
Ik kom terug op je vraag:hoeveel tijd besteedde je aan dat essay? Veel tijd, weinig dagen. Ik schrijf gedisciplineerd vier à vijf uur per dag.
In ditzelfde essay lees ik (..) Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.( ) Had Paul Snoek er als schilder en dichter ook bij gekund?
Ja, natuurlijk, maar Snoek vormde met zichzelf een tandem. Snoek was een androgyne mens.
In dit essay heb ik het in eerste instantie over de vraag: Wat is groot? En hoe word je groot?
De collegialiteit onder de auteurs is niet voorbeeldig. Het zijn individualisten. Ze beconcurreren elkaar graag, maar ze verenigen zich niet graag. Nochtans eendracht maakt macht: macht in de vorm van inspraak, controle, medebeheer, beleid.
Ik ben geen groot schrijver geworden. (Of ik een goed schrijver ben, laat ik aan anderen over om hierover te oordelen.) Ik heb niet (hard) aangeklopt bij bekende (erkende) uitgeverijen, met als gevolg: over mij wordt nauwelijks geschreven en gepraat in de nationale media, ik krijg geen ronkende recensies in vakbladen, ik word niet geldelijk gesteund door de overheid. Waarom is het mij niet gelukt? Ik had toch alles in handen om te slagen.
Wat had ik niet? Een gunstige wind? Toeval? Toeval bestaat niet, maar ik kwam nooit terecht in gunstige omstandigheden. Hugo Claus kwam Henri Vandeputte tegen, enkele kleinkunstenaars vonden genade bij Johan Anthierens, Magritte en Delvaux liepen Gustave Nellens tegen het lijf, Paul Snoek had veel te danken aan Anton van Wilderode en schurkte zich tegen Hugues C. Pernath Wat ik wil zeggen, is simpel: via via is de juiste weg naar succes. Op één voorwaarde: de persoon die jou wil helpt, mag zelf niet hulpbehoevend zijn! Bovendien blijven veel getalenteerde auteurs ter plaatse trappelen, omdat zij te lang en te gretig onder zuchtigen hebben geleefd enerzijds, of komedianten hebben opgezocht die veinsden en valse hoop creërden anderzijds.
De wereld van auteurs is een komedie en een groot circus.
Wat mij echter stoort, is te moeten aanzien hoe jonge debutanten en begaafde auteurs niet aan hun trekken komen, omdat ze niet behoren tot het establishment en/of het kleine kransje critici en academici en/of de literaire elite in Vlaanderen en Nederland.
Alles in het literaire wereldje is perceptie. Een goed boek kan helpen, maar het is geen voorwaarde om in de belangstelling te komen. Mooi en mediageil zijn, is even belangrijk. En dit laatste is niet evident: je moet een vriend hebben die een vriend kent die bevriend is met
Nog een stuk verder kom ik de naam Fernand Florizoone tegen die voor mij ver van een onbekende is, tevens iemand die ik in het hart draag. Indien ik het niet mis heb, Thierry, heb jij deze dichter altijd een grote genegenheid betuigd. Mag ik zeggen een soort aanhankelijkheid?
Fernand Florizoone is Koksijdes bekendste cultureel ambassadeur, hij is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.
Zijn gedichten doen je vermoeden dat de woorden over zijn lippen vloeien, maar dit is maar schijn: Florizoone zwoegt, schrapt, twijfelt, vraagt raad, hij vecht met het woord, hij stelt zich niet kwetsbaar op, hij is kwetsbaar.
Zijn gedichten zijn zo herkenbaar, zo identificeerbaar, enerzijds en zo verrassend, zo verrijkend anderzijds. De kernwoorden van zijn poëzie zijn gemakkelijk opspoorbaar, de dichter maakt het de lezer niet moeilijk: hij reikt hun de sleutels aan van alle kamers waar hij verblijft, hij is een open boek, een vervolgverhaal dat nooit verveelt, dat je doet meewiegen op het ritme van de natuur, de zee, de Westhoek. Kind, lente, wolken, wei, stilte, water, tijd, licht, een bos sleutels dat zijn poëzie toegankelijk maakt, maar niet alleen de dichter onthult, maar ook de mens Florizoone, de bewoner van het huis met de vele kamers.
Ik heb Fernand beter leren kennen en waarderen sinds wij aan zee wonen, in Oostduinkerke, we ontmoeten elkaar meer, we zijn graag in elkaars gezelschap, wij genieten van dichterlijke (atmo)sfeer in onze gemeente, we weten wat wij aan elkaar hebben, wat wij in elkaar appreciëren, wij zijn geen dikkenekken. En nog veel meer dan ik blijft Fernand de dingen onbevangen benoemen. Hij vertikt het eelt op zijn ziel te kweken.
Dit is de paradox van zijn poëzie: het economisch gebruik van woorden om de weelde van het landschap te evoceren. De synthese naast het detail.
Dit is belijdenislyriek van eerste rang. Geen postmodernisme, geen hermetische poëzie, geen nieuw-realisme of neoromantisme, maar lyriek in een uitgepuurde vorm en een wijdse inhoud.
Het dichterlijk woord is voor Fernand Florizoone het instrument waarmee hij zijn (droom)wereld gestalte geeft in klanken, beelden, in weemoed en bijna mystisch verlangen naar eenheid, één zijn met het Goddelijke, de natuur, de mensen, het land dat leeft en leven geeft, en opvallend hierbij is dat de dichter verwonderd blijft. Dit betekent niet dat hij zich nooit eenzaam voelt, of onbegrepen, maar meestal voelt hij zich gedragen door de mensen om zich heen, door zijn lieve Ida.
Fernand Florizoone is niet de enige dichter in de Westhoek: ook anderen schrijven poëzie op een behoorlijk niveau. Soms denk ik dat dit iets te maken heeft met het gesloten gebied van de Westhoek, tussen de IJzer en de zee, twee sterke grenzen. De mens hier is minder expansief, veeleer bezit hij een ingesloten geest. Stilaan wordt het land opengegooid, maar dit kent een traag verloop. De dichter hier is nederig, bescheiden, de mens, zijn lezer, is gevoelig voor poëzie. Dit heeft niets te maken met valse bescheidenheid, de mensen hier, in de Westhoek, zijn eenvoudig in woord en daad, zij zetten zich af tegen het erudiete, zij willen als het ware een gat vinden om de poëzie in te duikelen. De dichter hier is niet elitair, hij is allergisch voor dit woord. Geen mens ofdichter springt hier op elke trein die voorbijrijdt.
Dichten is voor Florizoone een trip, een reis, een tocht vanuit de buitenwereld naar de binnenkant van zichzelf en hij maakt van dit reisverhaal een ode aan zijn habitat in het algemeen en aan zijn vrouw in het bijzonder. De wijze waarop hij dit doet, onderscheidt zich van de overenthousiaste verteller: Florizoone probeert zijn gevoelens te beheersen, hij probeert vat te hebben op de emoties die hij (be)noemt.
Wij zijn laat de beste vrienden geworden (ik ben zeventig, hij is vijfentachtig), maar onze vriendschap is eerlijk en inspirerend.
De opsomming van namen valt altijd te vergelijken met een half gevuld glas; met teveel of te weinig. Zo mis ik in jouw essay de naam Dirk van Babylon tussen de dichters/schrijvers van na 1975. Het is me vooral opgevallen omdat ik hem persoonlijk ken. Las jij nooit één of méér van zijn honderden sonnetten?
Ik geef toe dat ik ten onrechte Dirk Babylon ben vergeten in mijn namenlijst. Ik noem nog maar eens mijn keuze: Dirk Babylon, Dirk van Bastelaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Patricia De Landtsheere, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Paul Rigolle, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Achilles Surinckx, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Iris Van de Casteele, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Welke criteria heb ik aangelegd om deze dichters te kiezen? Mijn criteria? Moeilijke vraag, of beter het antwoord zal altijd controversieel zijn. De geselecteerden nemen gemakkelijk de kleur aan van de bloemlezer en andersom. Ik kan een dichter niet verkiezen, wanneer ik zijn/haar gedichten niet heb gelezen. Dit is nogal wiedes.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit. Waarvoor wel? Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Opgelet, ik zoek niet naar metrum, strofenbouw en rijm, maar als die er zijn en ze hinderen niet, dan heb ik geen probleem. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal. Ik maak bij mijn keuze geen analyse die de vorm aanneemt van vivisectie (je maakt zo het gedicht dood). Als ik een gedicht meerdere keren moet lezen om het te begrijpen, dan hoeft het voor mij niet meer. Poëtisch taalgebruik is voor mij strikt genomen niet anders dan normaal taalgebruik, maar dit neemt niet weg dat het lezen van een gedicht een andere houding vereist: de lezer moet zich durven open te stellen voor twijfel, ambiguïteit en onbeslistheid. De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is woordkunst, een in het metafysische geankerd spel. Poëzie is zeggingskracht. Poëzie moet zich tevreden stellen met de plaats die ze toebedeeld krijgt: moraal, consumptie, politiek zijn vreemde domeinen. In poëzie wordt onderzocht wat elders voortdurend aan het zicht onttrokken wordt. In poëzie primeert de betekenaar op de betekenis, maar de betekenis is nooit afwezig. Van belang zijn het taalgebruik, het gedicht moet verrassend zijn, zowel op woordniveau als op het niveau van de syntaxis. Indien de dichter een meer hermetische weg inslaat, dan nog moet hij narratief te karakteriseren zijn.
Ik vind jouw uitgebreid essay Een andere bedding? één volwaardig geschrift. Niet omdat er voor elk wat wils inzit, maar vooral omdat je niet schuwt talent en minder talent naast elkaar te plaatsen. Ook omdat je er een gedurfde maar eerlijke mening op nahoudt. Er zal wel veel oprechte Westvlaamse inborst mee gemoeid zijn?
Zijn West-Vlamingen oprechte mensen? De West-Vlamingen zijn de andalusiërs van Vlaanderen. De West-Vlaamse tram pendelt heen en weer tussen De Panne en Knokke zonder een duimbreed af te wijken van de kust en draagt zo bij tot het isolement van de Westfluten.
De West-Vlaming ziet zichzelf in de eerste plaats als een 'harde werker'; de Antwerpenaar ziet de West-Vlaming vooral als 'arrogant' en 'koppig'.
En nu terug naar je appreciatie van het essay Een andere bedding.
Hoe stelde ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen?
Ik wilde geen schoolvos, waanwijze, betweterige bloemlezers zijn. Ik wenste geen nieuwe Michelingids van de beste dichters samen te stellen. Ik wou alleen een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Ik wilde geen afrekening maken, geen soort van pamflet, polemiek of kritisch opstel.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in?
Vermoedelijk, neen, zeker, zal het buitenland - ik bedoel onze bovenburen en enkele Zuid-Afrikanen - dichters vinden die overduidelijk waan-zin-nig bekend zijn in Vlaanderen, maar waar zij in het beste geval met moeite één weetje over kunnen bedenken.
Het punt is: valt dit nog te begrijpen? Ja. Denk eens aan het feit dat het centrum overal traditioneel weinig aandacht heeft voor de periferie. Ver gezocht, helemaal niet, denk er nog eens over na. Hoe kunnen wij dit veranderen? Door harder te werken, dat is een wet van alle tijden.
Wij hebben ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland. Er bestaat maar één remedie tegen deze ziekte: de Vlamingen mogen best wat meer zelfvertrouwen hebben.
Ik ambieer niet dat dit essay en de keuze van de dichters een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dichters horen te beseffen dat er geen fatwa over je is uitgesproken wanneer je naam niet of te weinig voorkomt. Misschien moeten de niet-aanwezigen zich laten horen (lezen) en hun gedichten laten circuleren in een beter gekozen circuit. Opgelet, aan doodzwijgen ergeren wij ons ook! En ijdelheid kruipt waar talent niet komen kan.
Ik heb gedichten getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Algemeen is schrijven is voor de meeste dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Dichten is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker? Gedichten schrijven is afreageren, vaak een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, taboes doorbreken, aan je verbeelding macht delegeren.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die deze bloemlezing wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer over printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt. Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
Wat betekent voor jou status verwerven? Bekend worden omwille van de grootheid (of veelheid) van je geschriften? Of zie je dat als een blok aan het been van de auteur waarvan verwacht wordt dat hij met de regelmaat van de klok nieuw werk aflevert. Gevestigde uitgeverijen, die vaak als bloedzuigers tewerk gaan, en de auteur in de koude laten staan van zodra zijn inspiratie het voor een stuk laat afweten. Wat kan hij dan nog met zijn status aanvangen?
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
We kennen je niet alleen als waardevol schrijver, Thierry, maar insgelijks als talentvol dichter. Vind jij dat het oeuvre zelf méérwaarde krijgt wanneer de auteur een zekere status heeft verworven?
De kwaliteit verbetert niet omdat je een erkende schrijver bent. Erkend = uitgegeven door erkende (gevestigde uitgeverijen die door de Overheid worden gesubsidieerd). De meerwaarde zit hem in de bekendheid waardoor organisatoren, boekhandels, bibliotheken, culturele centra hun deuren openen.
Status is aanzien, mee tellen, niet gediscrimineerd worden.
Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is. Niet het distributiesysteem in se stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen gevestigde uitgeverij vonden of die niet bij een commerciële uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.
Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.
Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het Plan Boek op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en./of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van Onafhankelijke Auteurs (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, in welke vorm ook, uitgeven).
Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting)) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.
Het resultaat van Plan Boek moet leiden tot een aangenaam retrogevoel: de tijd van administrateur-generaal Walter Debrock (de jaren 70), toen boeken werden aangekocht van elke auteur en verdeeld over scholen en bibliotheken.
Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.
Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen. Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.
Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label Onafhankelijke Auteurs dragen.
Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over hert onthaal van een boek bij de lezer. Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.
Samengevat: de dominantie van de gevestigde uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het Plan Boek in de kiem gesmoord. De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels. Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.
Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.
Ik behoor tot de generatie die 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam. Na 68 werd de kapitalist echter een neo-kapitalist en de liberaal een neoliberaal. Dat betekende dat zij opteerden voor een vrije markt, maar nu met groeiende overheidssteun. En bizarre interpretatie van sociale markt.
Sinds iedereen vrij kan publiceren op Internet klinkt het woord status bijna belachelijk. Jij zult er wellicht ook al prachtige gedichten (en andere geschriften) gelezen hebben van totaal onbekende auteurs, of navigeer je weinig op Internet en verkies je te snuffelen in boeken?
Natuurlijk navigeer ik op internet en bezoek ik de literaire e-zines. Bovendien heb ik al vier gedichtenbundels gepubliceerd als e-book, respectievelijk bij Het Prieeltje Online Diest en bij De Geletterde Mens Oostduinkerke. Zo bied ik de lezer de kans mijn gedichten te lezen zonder (alweer) beroep te moeten doen op hun vrijgevigheid.
Als ridder bij het online riddergenootschap The Knights of the Razorblades www.knightsrazor.be zoek ik naar de Ultieme Verbinding.
Beide mogelijkheden bieden meer kansen: in boekvorm of als netbook. In beide is status te verwerven. Nogmaals, hiermee bedoel ik niet dat er een maatschappelijke ladder moet zijn: gelijkwaardigheid is staus.
Indien ik mij niet vergis heb je in 2007 uitgeverij Demer opgericht. Gaat het erom alleen dichtbundels uit te geven? of ook novelle, roman, etc.? Kun je mij daar iets meer over vertellen?
Ik heb Demer Uitgeverij niet opgericht. Dit is het initiatief van Hannie Rouweler. Met haar heb ik een verzamelbundel gepubliceerd, die ook in het Engels werd vertaald, Klaprozen en Kamermuziek. Daarnaast gaf Demer Uitgeverij mijn essay Dichters dromen lucede uit.
Van 1981 tot 1987 was ik, samen met de Antwerpenaar Guy van Hoof, verantwoordelijk voor uitgeverij Het Schaap die zich vooral heeft gefocust op gedichtenbundels.
Mijn boeken verschijnen (verschenen) bij Boulevard-Uitgaven, Het Schaap, Pablo Neruda Fonds, Paradox Pers, De Gebeten Hond, Razors Edge Editions en demer Uitgeverij.
In je essay onder Mijn keuze vermeld je zowel dichters die papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, evenals dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines. Je noemt 89 dichters bij naam. Het duizelde mij voor de ogen, niet alleen omwille van het aantal (dat ik tot drie keer toe moest hertellen) maar ook omwille van jouw smaak en jouw gevoel voor het gedicht. Kun je jouw keuze misschien wat nader toelichten?
Het is nooit mijn bedoeling geweest als een alweter en een geschifte poëziepaus de beste dichters van Vlaanderen aan te duiden. Ik heb gewikt en gewogen, mijn lijst gewijzigd na overleg met dichters en recensenten. Deze lijst zal nooit volledig zijn, noch in aantal noch in juiste keuze. Dit kun je bovendien zeggen van elke bloemlezing of die nu namen of gedichten selecteert.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in? Het soort opwinding bij het lezen van Mijn keuze en de commentaren achteraf zijn welkom. De ervaring leert dat de meeste energie gestoken wordt in de poging de tegenstellingen zo te arrangeren (of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet) dat het publiek denkt dat er nog iets anders aan de hand is dan de publicatie van het essay.
Ik hoop dat de criticaster dan verder komen dan hun ironische benadering en beter doen dan het verspreiden van lijkenlucht.
Ik wil ruimte scheppen voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Het is geen bloemlezing van gedichten maar van namen waardoor ik mijn persoonlijke voorkeur uitdruk.
En ja, ik heb mijn dichters getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Omtrent het verschil tussen Nederlandse en Vlaamse dichters stel jij je zelfs de vraag of wij - Vlaamse dichters - minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd zijn. Je stelt vast dat wij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit dichten. (Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen). Ik denk dat van Ostaijen er volledig naast zit, alsof wij minder verstand zouden hebben dan de Nederlander, en de Nederlander minder gevoel dan wij. Ja, dat verwenste minderwaardigheidsgevoel waar ik een onbeschrijflijke hekel aan heb. Jij schijnt er ook ten dele mee behept te zijn, of vergis ik mij?
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen, ja. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend. Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke ove
Die Liebe in Holland und Flandern (Liefde in Holland en Vlaanderen)
Het gedicht zuivering werd door Fred Schywek naar het Duits vertaald en opgenomen in de verzamelbundel Die Liebe in Holland und Flandern. De voorstelling gebeurde tijdens het Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen.
Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen
Marleen De Smet
werd muzikaal begeleid door Sofie Vander Heyden
KLEIN FESTIVAL VAN DE EUROPESE DICHTKUNST
met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.
Deze voorstelling kaderde in een internationaal vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland).
Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen.
Dichters
Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.
m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang).
Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.
Liefdespoëzie. Enkele illustraties zijn opgenomen. Dichters: Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.
Product Details
ISBN
978-1-4461-6487-7
Copyright
all poets / alle dichters (Standard Copyright License)
Edition
2010
Publisher
Demer Uitgeverij
Language
Dutch
Pages
72
Binding
Perfect-bound Paperback
Interior Ink
Black & white
Weight
0.34 lbs.
Dimensions (inches)
6.1 wide × 9.2 tall
De uitgave is direct leverbaar via boekwebsite. Drukkerij Lulu, Londen.
Te bestellen bij Demer Uitgeverij en leverbaar v.a. december a.s.
met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.
Deze voorstelling kadert in een internationaal vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland).
18 september 2010, 19u. Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen.
Dichters
Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.
m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang).
Het is zover! Mijn 3de dichtbundel is een feit. Tussen schaduw en schittering
een uitgave van Demer Uitgeverij
Door Mark Eyskens, Minister van Staat
Marleen beseft ten volle dat poëzie nooit af is en dat de poëzielezer verondersteld is het gedicht mee te maken, in de dubbele betekenis die dit werkwoord in het Nederlands heeft. Aldus ontstaat een creatieve intimiteit tussen de dichter en de poëzieminnaar. De bundel Tussen schaduw en schittering getuigt van een uitzonderlijke fijngevoeligheid.
~~~
Fragment van Thierry Deleu (uit het nawoord)
Marleen De Smet slaagt erin om het heel persoonlijke toch inuniversele gedichten te verwerken. Door middel van taal schept zij een eigen universum, waarin je (bijna moeiteloos) kunt doordringen tot onbekende gebieden, die verrassen. Woorden zijn de handvatten die toegang geven tot een niet-eindigend leven. Haar poëzie is zo rijk aan beelden, vergelijkingen dat je spontaan bij de gedachte komt dat de dichter een picturale geest heeft. Schrijven is eigenlijk het lezen van beelden, die voortdurend om je heen veranderen. Van deze overweging zijn de gedichten in Tussen schaduw en schittering een bijzonder geslaagd voorbeeld.
De cover is een ontwerp van Geraardsbergse kunstschilder Rudy Baeten.
Er zijn twee uitvoeringen:
Hardcover, hardcover formaat 20 x 27 cm - 48 pages - 18.00 (exlusief verzendingskosten)
Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding. Ik wil niet vervallen in een opsomming van stromingen die elkaar aflossen met als cesuur het publicatiejaar van een bundel. Ik heb vermeden om te veel nadruk te leggen op scholen en -ismen.
De gedichten die tijdens de oorlog (1940-1945) werden geschreven, hebben veeleer een cultuurhistorische dan een literaire waarde.
Aanvankelijk leek het erop dat de poëzie verder zou bouwen op de vooroorlogse stromingen. De gedichten van Hubert van Herreweghen, Christine Dhaen en Anton van Wilderode sloten aan bij de poëzie van vlak vóór de oorlog.
Ook in de volgende decennia blijft deze traditionele poëzie aanwezig, onafhankelijk van de heersende tendensen (Fernand Florizoone).
Andere dichters breken met alle wetten van de traditionele kunst. Zij passen niet in de chaos van een verwoeste wereld. Zij grijpen terug naar de avant-gardestromingen uit de jaren twintig: expressionisme, dadaïsme en surrealisme. Deze invloeden komen niet alleen in de literatuur, maar ook in de schilderkunst tot uiting. Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.
In Nederland verzamelen jonge dichters zich rond het tijdschrift Podium en noemen zich vijftigers (met een duidelijke allusie op de Tachtigers, die ook een totale breuk met het verleden beoogden). Ze verwerpen het verloederde, gemanipuleerde taalgebruik en de dichtvormen van de traditionele poëzie. Ze ontwikkelen een dichtkunst die het woord, het gedicht als taaluiting, centraal stelt.
De vijftigers stellen, al experimenterend met taal, de spontane creativiteit voorop.
In Vlaanderen breekt vanaf 1955 het poëtische modernisme door in het tijdschrift Tijd en Mens (Hugo Claus, Ben Cami). Vanaf 1955 in experimentele tijdschriften, zoals Gard Sivik (Hugues C. Pernath, Paul Snoek, Gust Gils) en De Tafelronde (Paul de Vree).
De experimentelen vertolken een sociaal engagement, maar klinken niet moraliserend. Ze exploreren nieuwe gebieden van het onbewuste en het onderbewuste.
De experimentele dichter kiest voor een nieuwe vorm. Hert woord wordt autonoom en staat niet meer in een logisch zinsverband. Deze grammaticale en syntactische onlogica verhoogt de interpretatiemogelijkheid voor de lezer. Beelden en klanken staan niet in dienst van de inhoud. Ze zijn zelfstandig en essentieel: ze maken de inhoud uit van het gedicht. Experimentele poëzie wil de lezer aanzetten tot nadenken en hem verplichten zelf creatief te zijn en, afhankelijk van zijn eigen kennis en ervaringen, het gedicht zelf te interpreteren.
De experimentele poëzie legt ook nadruk op de klank (assonantie, alliteratie) en de vorm van woorden.
Tot kort na 1975 zijn het vooral de neo-experimentelen (Willy Spillebeen, Hedwig Speliers, Marcel Van Maele, Thierry Deleu, Walter Haesaert, Guy van Hoof, Willy Verhegghe) die het poëzielandschap in Vlaanderen beheersen.
De jaren 60
In de jaren zestig verdwijnen stilaan de gevoelens van angst en onlust die de oorlog had gebracht. In deze sfeer van ontspanning en materiële zekerheid kijken dichters om zich heen en reageren tegen onrecht. Zij willen het publiek laten meeleven met de poëzie. Zij herontdekken het directe contact met de toehoorders. Poëtische manifestaties, readings, happenings en Nachten van de Poëzie zijn in.
De jaren zestig staan voor de Verbeelding aan de macht, voor provo, voor democratisering, voor verruiming van alles wat kan.
Ook in de poëzie zelf treffen wij uitingen van maatschappelijke onvrede. Deze dichters behoren tot een nieuwe generatie dichters, die zich ook afzetten tegen de steeds meer ontoegankelijke poëzie van de postexperimentelen. Zij stellen zich tot doel de vervreemding tussen de poëzie en de lezer op te heffen en de dichtkunst te democratiseren. De alledaagse werkelijkheid wordt hun onderwerp, en wat ze te zeggen hebben, willen ze direct, eenvoudig en herkenbaar weergeven. Zij worden getypeerd als de nieuw realisten. Vooral Herman de Coninck, Roland Jooris en Patricia Lasoen getuigen van een speelse omgang met de werkelijkheid.
De nieuw-realisten gebruiken geen ingewikkelde beeldspraak, geen exuberante associaties, geen sentimentele lyriek, maar heldere formuleringen, alledaagse ervaringen in gewone taal.
Rond de jaren zestig is er in Vlaanderen echter ook sprake van een nieuwe belangstelling voor het maniërisme. Als een constant verschijnsel in de literatuur, dat opduikt wanneer er sprake is van classicisme. Kenmerkend zijn een overladen stijl (als tegenhanger voor het klassieke), ingewikkelde en gezochte woorden en woordvormingen en een berekenend verrassingseffect. Dit fenomeen sluit nauw aan bij de nieuwe romantiek.
Er treedt daarbij een nieuw levensgevoel op de voorgrond, dat sterk afwijkt van dat wat eraan voorafgaat. Sommige maniëristen evolueren naar de parlandopoëzie, de pop-art en het neorealisme, en gaan op deze manier aansluiten bij de Nederlandse Gard Sivik-groep.
In 1965 verschijnt een maniërismebijdrage van de Tafelronde, waarin o.a. gedichten van Patrick Conrad en Franse vertalingen van Henri-Floris Jespers en Freddy de Vree zijn geplaatst. Ook Werner Cranshoffs bloemlezing Pijn en Puin Verdwenen uit 1966 geeft al in de ondertitel (jonge Vlaamse esthetische poëzie) aan dat het om een nieuw soort poëzie gaat.
De poëzie van de in zijn bloemlezing opgenomen jongeren (naast Nic Van Bruggen, Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers, ook Tony Rombouts, Werner Cranshoff zelf en Herman De Coninck) ziet Cranshoff als een objectpoëzie: het object duidt, met zijn moeilijk verborgen autonoom karakter, in het gedicht uiterst nauwkeurig en zonder enige restrictie de plaats aan waar de dichter zich gevoelsmatig bevindt en brengt daardoor praktisch de hele poëtische transpositie tot stand.
In hun Proeve tot een Impuls-manifest uit 1974 verwijzen ook Wilfried Adams en Michel Bartosik (beiden uit de academische sfeer) naar een maniëristische traditie. De poëzie beoogt een ritueel te zijn: magische en tegelijkertijd (en juist daarom) scherp uitgekiende bezwering van het toeval, integratie van het disparate en tegenstrijdige en de versmelting van alle tegengestelden.
Deze maniëristische tendens is een overwegend Antwerps verschijnsel (Jan de Roeck, Hugues C. Pernath, Henri-Floris Jespers, Gust Gils). De meesten van hen waren lid van het artistieke genootschap Pink Poets.
Sommigen onder de maniëristen werden aanvankelijk beïnvloed door de tweede generatie experimentelen: de zogenaamde 55'ers. Gaandeweg is hun poëzie esthetischer geworden, weelderiger en barok, maar ook verziekt decadent. Centraal in hun poëzie staat de bijna tijdloze cultus van de schoonheid, meerbepaald de artificiële schoonheid als zelfverweer tegen de massificatie, lelijkheid en banaliteit van het gewone.
De zestigers verhouden zich m.a.w. anders tegenover de werkelijkheid dan hun voorgangers. Na de naoorlogse malaise stellen zij enerzijds een esthetische poëzie en anderzijds het nieuw-realisme voorop.
Je zou ook kunnen stellen dat de poëzie van de jaren 60 de tijd is van de bekentenispoëzie. De ervaringen van de oorlog en een slechte jeugd zijn een goudmijn voor de dichters en schrijvers.
Aan het eind van de jaren zestig wordt de poëzie in Vlaanderen nog altijd gedomineerd door enerzijds de traditionele dichters en anderzijds de erfgenamen van het experiment, verspreid over tal van kleine tijdschriften. Daartussen tref je, enigszins verloren in de marge (Yang, Ruimten, Kreatief), echter ook sporen aan van en nieuw type van poëzie, waarin de nadruk veeleer ligt op de directe werkelijkheid en op de communicatie met de lezer dan op de subjectiviteit van de dichter en de taal als en autonome structuur.
Na 1970
De jaren zeventig luiden een nieuwe periode in. Enerzijds bleek de tijd van de studentenrevoltes en de zachte generatie van de flower power achteraf maar en periode van illusie en schijnwerkelijkheid geweest te zijn. Anderzijds heeft de verwondering om de alledaagse werkelijkheid afgedaan. Sommige dichters keren terug naar de emotie in de poëzie. De intieme band tussen de emoties van de dichter en zijn poëzie is hier kenmerkend.
De golf van nieuwe romantiek die vanaf 1975 ontstond, richtte zich tegen de banaliteit van de nieuw-realisten en tegen het formalisme van de neo-experimentelen. Deze stroming betekent een terugkeer naar een traditionele poëzie en een plechtig taalgebruik.
De nieuwe romantische dichters in Vlaanderen (Luuk Gruwez, Miriam Van hee) vormen echter geen hechte groep (omwille van hun uitgesproken individualisme).
Rond 1975 deed zich het verschijnsel van het zogenaamde academisme voor: gedichten schrijven op een bestudeerde manier. Niet alleen in taal maar ook in opzet, compositie. Gestileerde beeldspraak, gezochte metaforen.
In de jaren zeventig kiezen veel dichters - naast de neoromantische poëzie - voor een persoonlijker getinte vertellende poëzie (Mark Dangin). Zij zijn vooral geïnteresseerd in psychische observatie. De gevoelens van de dichter zelf zijn weer onderwerp van hun poëzie. De toon van hun gedichten is vaak licht ironisch en vertellend.
Daarnaast heb je de taalgerichte poëzie. Deze poëzie is veel onpersoonlijker en geconstrueerder dan die van de vorige groep dichters (Mark Insingel).
De jaren zeventig zijn voor wat de poëzie betreft, rijk aan diversiteit. Het kenmerk van de zoekende mens, hij staat voor keuzes. Kiest hij voor de (neo)romantiek, voor de epische poëzie of de taalgerichte?
Of kunnen wij analoog aan het proza ook gewagen van modernisme en postmodernisme in de poëzie? Dichters twijfelen aan de macht van de taal om de wereld af te beelden. Kunnen zij alleen een persoonlijk universum beschrijven? Of zijn zij getuige van het feit dat er geen onderscheid bestaat tussen waarheid en fictie, tussen heden en verleden?
De Vlaamse poëzie is als een fluctuatie, een opeenvolging van stromingen. Het experiment van de jaren 50 werd afgewisseld door het neorealisme van de jaren 60 en de romantiek van de jaren 70. De postmoderne poëzie in de jaren 80 vormt het laatste moment van een uitdrukkelijk geëxpliciteerde poëzie (Philip Hoorne, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Erik Spinoy). De periode daarna wordt gekenmerkt door een naast elkaar bestaan van verschillende soorten van poëzie.
Moet literatuur, en hier specifiek de poëzie, het dagelijks leven beschrijven, realistisch en anekdotisch zijn? Of gaat het er in de eerste plaats over taal en de (on)mogelijkheden daarvan, is poëzie talig en autonoom?
De belangrijkste dichters die ook na 1975 nog publiceren zijn ongetwijfeld: Paul Snoek (1933-1981), Roel Richelieu van Londersele (1952), Willie Verhegghe (1947), Hugo Claus (1929-2008), Gust Gils (1924-2002), Lut de Block (1952), Miriam Van hee (1952), Stefan Hertmans (1951), Marcel van Maele (1931-2009), Roland Jooris (1936).
Recente Vlaamse dichters als Erik Spinoy, Stefan Hertmans, Dirk van Batselaere, Charles Ducal, Bernard Dewulf benadrukken opnieuw het esthetisch-stilistische karakter in hun poëzie. Ze creëren zelf een werkelijkheid, via een taal die verschillende stijlen door elkaar haalt en vaak ironisch is, afstandelijk en sceptisch.
Nu
Hoe stel ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen nu?
Vooreerst en voor alle duidelijkheid: deze blauwdruk is niet afhankelijk van voorwaarden die niets (of weinig) te maken hebben met de kwaliteit van de gedichten.
Ik wil ook geen waanwijze, betweterige bloemlezer zijn. Ik wil enkel een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en wil daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Het is niet mijn bedoeling om te proberen een agenda te realiseren. Zeker niet als dat ten koste van een aantal dichters moet gaan.
Poëziegeschiedenis wordt geschreven vanuit een visie op literatuur. De essayist wordt bloemlezer. Mijn missie - hoe goed bedoeld ook zal leiden tot commotie. Een dichter kan zich gepasseerd voelen of zich onvoldoende naar waarde geschat. Ik ben geen beëdigde landmeter, maar toch kun je geen selectie maken zonder visie op de literatuur.
Deze bloemlezing ambieert dat zij een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dit lukt echter nooit ten volle, omdat sommige dichters niet ingedeeld willen worden bij anderen die minder status hebben verworven. Debutanten, dichters in eigen beheer, gebruikers van printing-on-demand, zij die (nog) niet hebben uitgegeven bij gevestigde uitgeverijen en daardoor niet zijn geplaatst in officiële bloemlezingen. Sommige dichters zullen ofwel om die reden hun selectie aanvechten, ofwel andere geselecteerde dichters uitspuwen.
Ik wil in dit overzicht ruimte creëren voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Ik maak geen bloemlezing van gedichten maar van namen.
De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Het persoonlijke drama staat het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige dichters zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit.
Welke criteria heb ik aangelegd om mijn dichters te kiezen? Moeilijke vraag, of beter: het antwoord zal altijd controversieel zijn.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit.
Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal.
De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is ook woordkunst, een in het metafysische geankerd spel.
Ik ben - als essayist - nu het zoveelste voorbeeld van een eigenwijze bloemlezer. Ken jij er anderen? Omdat ik de dichter kies en niet één of meerdere gedichten van hem/haar bloemlees, is mijn aanpak gericht op de totale (kwaliteits)waarde, op het gezamenlijke werk.
Elke namenbloemlezing kent zijn beperkingen. De eerste beperking is van geografische aard: louter Vlaamse dichters. Andere beperkingen: het engagement van de dichter en de persoonlijke voorkeur van de bloemlezer, een beter woord hier is de essayist. Geen beperking is het medium van publicatie: zowel dichters die al papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, als dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines.
Mijn keuze:
Dirk van Batselaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Eric Rosseel, Paul Rigolle, Willy Roggeman, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Dat er ook nu weer commotie zal zijn bij het verschijnen van deze selectie is onvermijdelijk. Van één zaak ben ik zeker: in deze namenbloemlezing staan geen geweerde dichters.
Verschil tussen een Nederlandse en een Vlaamse dichter
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend.
Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit. Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen).
Eigenlijk maakt dit niet veel uit: enerzijds stel ik een namenlijst samen met uitsluitend Vlaamse dichters en anderzijds schrijven deze dichters ook Nederlandse poëzie.
Als er iemand is waarvoor ik veel bewondering heb, is het wel voor Nicole Van Overstraeten. Met genoegen plaats ik twee gedichten uit de cyclus De twaalf van Schirmer, bij schilderijen van Edward Hopper. Vier gedichten uit deze reeks verschenen reeds in het internettijdschrift Stroom (nr 35).
Dichterlijk Vlaanderen wordt gepromoot in het buitenland. Wij zijn goed bezig, denk je dan, maar altijd wordt de buitenlander een vertekend beeld van de werkelijkheid geoffreerd. Je wordt er hoorndol van! Ofwel verzuipen onze dichters in een bad met (te) veel Nederlanders, ofwel is het rokje dichter dan het hemdje en mogen enkel de vriendjes in het bubbelbad. Zou dit toch de juiste manier zijn om ons schoongewassen aan de buitenwereld te vertonen? Het gebeurt zo vaak en zo kort bij na elkaar dat ik twijfel aan mijn ergernis. Je zou erdoor gefrustreerd geraken.
Neen, deze beschouwingen zijn niet ontstaan uit frustratie. Op je 70ste lijd je aan andere kwaaltjes en heb je geen last meer van opvliegers en jaloerse buien. Ik ben niet (meer) gevoelig voor desillusies. Ik ken de kneepjes van het vak of moet ik schrijven: de trucjes van de foor. Daarom geen aapjes uit de mouwen, maar een gefocust streven naar engagement en gezonde reflex.
Hoe stel ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen?
Vooreerst en voor alle duidelijkheid: deze blauwdruk is niet afhankelijk van voorwaarden die niets (of weinig) te maken hebben met de kwaliteit van de gedichten. De enige beperking die ik mij opleg, is mijn eigengereide de keuze.
Ik wil geen schoolvos, waanwijze, betweterige bloemlezer zijn. Ik wens geen nieuwe Michelingids van de beste dichters samen te stellen. Ik wil wel een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en wil daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Ik wil van deze beschouwingen geen afrekening maken, geen soort van pamflet, polemiek of kritisch opstel. Of deze beschouwingen een mijnenveld worden, kan ik niet voorspellen of voorkomen.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in? Het soort opwinding bij het lezen van dit essay en de commentaren achteraf zijn welkom. De ervaring leert dat de meeste energie gestoken wordt in de poging de tegenstellingen zo te arrangeren (of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet) dat het publiek denkt dat er nog iets anders aan de hand is dan de publicatie van het essay.
Ik hoop dat de criticaster dan verder komen dan hun ironische benadering en beter doen dan het verspreiden van lijkenlucht.
Vermoedelijk, neen, zeker, zal het buitenland - ik bedoel onze bovenburen en enkele Zuid-Afrikanen - dichters vinden die overduidelijk waan-zin-nig bekend zijn in Vlaanderen, maar waar zij in het beste geval met moeite één weetje over kunnen bedenken.
Het punt is: valt dit nog te begrijpen? Ja. Denk eens aan het feit dat het centrum overal traditioneel weinig aandacht heeft voor de periferie. Ver gezocht, helemaal niet, denk er nog eens over na. Hoe kunnen wij dit veranderen? Door harder te werken, dat is een wet van alle tijden.
Wij hebben ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland. Er bestaat maar één remedie tegen deze ziekte: de Vlamingen mogen best wat meer zelfvertrouwen hebben.
Het is niet mijn bedoeling om te proberen een agenda te realiseren. En zeker niet als dat ten koste van andere dichters moet gaan. Deze beschouwingen hebben niet het karakter of het statuut van een schotschrift. Elk soortgelijk essay leent zich uitstekend voor een nieuwe poëtenstrijd. Ik kan deze strijd niet voorkomen, omdat elke selectie nooit helemaal objectief kan zijn. Kiezen is verliezen. Ik koester niet de pretentie representatief te zijn. Ik kies partij, dit is alles. Ik stel geen poëticale a prioris.
Poëziegeschiedenis wordt geschreven vanuit een visie op literatuur. De bloemlezer is een poëticale missionaris. Zijn missie - hoe goed bedoeld ook - leidt tot commotie. Een dichter kan zich gepasseerd voelen of zich onvoldoende naar waarde geschat weten. Ik ben geen beëdigde landmeter, maar toch kun je geen selectie maken zonder visie op de literatuur.
Ook hier niet.
Het lijkt mij logisch dat, indien iemand die zelf ook dichter is, een selectie maakt, het risico heel reëel is. Het voordeel van deze bloemlezing is juist dat dit risico niet wordt beperkt door niet-literaire factoren.
Ik pretendeer niet dat ik uitspraken doe over de poëzie. Deze bloemlezing kan ambiëren dat zij een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dit lukt echter nooit, omdat sommige dichters niet ingedeeld willen worden bij anderen die minder status hebben verworven. Deze laatsten zijn debuterend, of hebben (nog) niet uitgegeven bij gevestigde uitgeverijen en zijn daardoor niet opgenomen in officiële bloemlezingen. Sommige dichters zullen ofwel om die reden hun selectie aanvechten, ofwel andere geselecteerde dichters uitspuwen.
Ik wens geen contrarevolutie. Ik kies enkel voor kwaliteit, die mij wordt aangeboden. Ik weet ook dat kwantiteit geen gezag verleent. Ik kom uit op 75 dichters.
Ik roep mezelf niet uit tot een van de grootste dichters uit de naoorlogse periode. Ik reken mij wel tot de honderd beste Vlaamse dichters van na 1940. Is dit zelfoverschatting? Ik oordeel niet.
Sorry voor deze zegening van ongevraagde reflectie, maar dichters horen te beseffen dat er geen fatwa over je is uitgesproken wanneer je naam niet of te weinig in een bloemlezing voorkomt. Misschien moeten de niet-aanwezigen zich laten horen (lezen) en hun gedichten laten circuleren in een beter gekozen circuit. Opgelet, aan doodzwijgen erger ik mij ook! En ijdelheid kruipt waar talent niet komen kan.
Ik ben geen provocateur of een intellectuele branieschopper. Ik kan mij heel moeilijk defenderen. Verdediging heeft hier ook geen zin: je houdt van mijn keuze van de dichters of niet. De realiteit is ook dat elke dichter iets aparts te bieden heeft.
Begrijpelijkheid is niet alles in poëzie, verstaanbaarheid wel, zei Jan Elburg zestig jaar geleden ook al in zijn bloemlezing, genaamd Atonaal.
Ik wil ruimte scheppen voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Het is geen bloemlezing van gedichten maar van namen waardoor ik mijn persoonlijke voorkeur uitdruk.
En ja, ik heb mijn dichters getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Algemeen is schrijven is voor de meeste dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Dichten is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker? Gedichten schrijven is afreageren, vaak een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, taboes doorbreken, aan je verbeelding macht delegeren.
Een selectie van dichters, zoals ik het zie, heeft een dubbel doel: enerzijds consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede bloemlezing gaan deze twee samen. Door deze beschouwingen een plaats te geven, maak ik mij tot een consumentenvoorlichter.
Ik heb geselecteerd voor de lezer. Niet voor de dichter, de uitgever, de subsidieverstrekker.
Daaruit volgt dat ik buiten uitgever en overheid moet blijven staan. Ik mag mij niet laten annexeren door de een of de ander. Wie dit principe niet deelt, ruikt naar ballotage.
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige dichters zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die ik wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer over printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt. Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
Welke criteria heb ik aangelegd om de 50 dichters te kiezen? Mijn criteria? Moeilijke vraag, of beter het antwoord zal altijd controversieel zijn. De geselecteerden nemen gemakkelijk de kleur aan van de bloemlezer en andersom. Ik kan een dichter niet verkiezen, wanneer ik zijn/haar gedichten niet heb gelezen. Dit is nogal wiedes.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit.
Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie.
Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten.
Opgelet, ik zoek niet naar metrum, strofenbouw en rijm, maar als die er zijn en ze hinderen niet, dan heb ik geen probleem. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal.
Ik maak bij mijn keuze geen analyse die de vorm aanneemt van vivisectie (je maakt zo het gedicht dood).
Als ik een gedicht meerdere keren moet lezen om het te begrijpen, dan hoeft het voor mij niet meer.
Poëtisch taalgebruik is voor mij strikt genomen niet anders dan normaal taalgebruik, maar dit neemt niet weg dat het lezen van een gedicht een andere houding vereist: de lezer moet zich durven open te stellen voor twijfel, ambiguïteit en onbeslistheid.
De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie.
Poëzie is woordkunst, een in het metafysische geankerd spel.
Poëzie is zeggingskracht.
Poëzie moet zich tevreden stellen met de plaats die ze toebedeeld krijgt: moraal, consumptie, politiek zijn vreemde domeinen. In poëzie wordt onderzocht wat elders voortdurend aan het zicht onttrokken wordt.
In poëzie primeert de betekenaar op de betekenis, maar de betekenis is nooit afwezig.
Van belang zijn het taalgebruik, het gedicht moet verrassend zijn, zowel op woordniveau als op het niveau van de syntaxis.
Indien de dichter een meer hermetische weg inslaat, dan nog moet hij narratief te karakteriseren zijn.
Ik ben het zoveelste voorbeeld van een eigenwijze bloemlezer. Ken jij er anderen? Omdat ik de dichter kies en niet één of meerdere gedichten van hem/haar bloemlees, is mijn aanpak gericht op de totale (kwaliteits)waarde, op het oeuvre.
Zijn deze beschouwingen een manifest? Neen!
Wil ik deze namenlijst met de bedoeling recht te doen aan de literaire situatie in Vlaanderen? Neen, want dergelijke selecties hebben altijd een hoog Genesisgehalte: ze verklaren zichzelf tot het beginpunt van een nieuwe poëzie-elite. Stel ik een namenlijst samen vanuit een duidelijk parti-pris, d.w.z. vanuit een voorkeur? Hoe kan het anders? Is mijn overzicht van dichters gekleurd en vertekend? De onderliggende gedachte leg je er zelf maar in.
Deze bloemlezing van namen wil juist niet doorgaan als objectieve standaard op poëziegebied: de voorwaarden die tot op heden hiervoor zijn opgesteld, lijken mij te discriminerend. Ik ontken de macht niet van een bloemlezer. Maar hier is mijn macht toch heel beperkt gehouden.
Eén ding is zeker: het gaat niet om zelfglorificatie; ik stel mij bescheiden op. Ook - en dit heb ik al toegegeven wanneer ik regelmatig mijn persoonlijke smaak laat prevaleren. Elke namenbloemlezing kent zijn beperkingen. De eerste beperking is van geografische aard: louter Vlaamse dichters. Andere beperkingen: het engagement van de dichter en de persoonlijke voorkeur van de samensteller, een beter woord hier is de essayist. Geen beperking is het medium van publicatie: zowel dichters die al papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, als dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines.
Mijn selectie:
Dirk van Bastelaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Paul Rigolle, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Dat er ook nu weer commotie zal zijn bij het verschijnen van deze selectie is onvermijdelijk. Wij beloven onze critici niet met dedain en invectieven te bestoken. Dus doe maar rustig: erger je, lach, die de inkt vloeien, wees een tegenpool, maar weet dat wij geen invloed willen uitoefenen op het literaire klimaat.
Van één zaak ben ik zeker: in deze bloemlezing staan geen geweerde dichters.
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend. Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit. Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen).
Eigenlijk maakt dit niet veel uit: enerzijds stel ik een namenlijst samen met uitsluitend Vlaamse dichters en anderzijds schrijven deze dichters ook Nederlandse poëzie.
Met bijdragen van ruim 30 dichters, o.a. Pien Storm van Leeuwen, Henk van Zuiden,
Patty Scholten, Joris Iven, Bert Bevers, Tsead Bruinja, Maarten van den Elzen,
John Schoorl, Johan Van Cauwenberge, Y. Né, Paul Gellings, Christina Guirlande., Roger Nupie, Hilde Pinnoo, Mark Meekers, Tine Hertmans, Piet Brak, Tjarda Eskens, Fernand Florizoone, Marije Kos, Marleen De Smet, Paula Hagenaars, Jenny Dejager, Lief Vleugels, Maarten van den Elzen, Fred Papenhove, Ferre Denis, John Schoorl, Thierry Deleu, Hannie Rouweler, Herman Rohaert, Katrien Ryserhove, Maurits Van Vossole, Ina Stabergh, Floris Brown, Henk van Zuiden.
Publicatiedatum: heden.
Boekprijs: euro 14.
Formaat: 19 x 19 cm - vierkant.
Binnendruk: zeer lichtgeel papier.
VOOR WIE BELANGSTELLING HEEFT VOOR DEZE UITGAVE:
Bankrekening - voor België of Nederland
1 ex. euro 16 (incl. euro 2 verzendkosten)
voor 2 ex van deze uitgave: euro 32.
Nederland: (zonder Iban) ING 3424272 t.n.v. J.R.M. Rouweler, Belgie
Onlangs verscheen bij Demer Uitgeverij een eerste uitgave Dierengedichten. Inmiddels werd een tweede, uitgebreide uitgave Hond en kat en andere beestjes gerealiseerd.
Deelnemende dichters:
Annmarie Sauer, Catharina Boer, Chris Van Buggenhout, Christina Guirlande, Erik Verstraete, Floris Brown, Hannie Rouweler, Henk van Zuiden, Herman Rohaert, Herwig Verleyen, Jenny Dejager, Joris Iven, Kristel D'Huysser, Leo Vroman, Lucienne Stassaert, Mark Meekers, Marleen De Smet, Miller Caldwell, Patty Scholten, Roger Nupie, Rose Vandewalle, Rozemarijn van Leeuwen, Tanya van der Wacht, Theo van der Wacht, Thierry Deleu, Tjarda Eskes, Wim van Til.
De bundel telt 40 bladzijden.
Prijs: 14 euro (excl. verzendkosten)
(hiervan is, per exemplaar, 3 euro bestemd voor de Dierenbescherming).
Vanaf half maart verkrijgbaar via de uitgeverij of rechtstreeks via:
Didier De Deken werd geboren te Antwerpen in april 1963 en woont te Mortsel.
Hij is onderwijzer in het buitengewoon onderwijs en fiere vader van drie kinderen. Gedichten schrijven en schilderen zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Wat hij niet kan schilderen, verklaart hij met woorden. Wanneer woorden tekort schieten, schildert hij zijn emoties.
Op de schommel van schilderen en dichten
Permanent schommelend tussen schilderen en dichten, pendelend van de schildersezel naar de schrijftafel is Didier De Deken steeds op zoek naar het soberste woord en naar een manier om zijn schilderijen zo strak mogelijk te houden. Zijn gedichten zijn als impressies zonder dwang voor de lezer, de doeken prikkelen de kijker en sporen aan tot ontdekken.
Didier is een autodidact die een permanente queeste heeft: zichzelf herontdekkend doorheen woorden en penseelstreken, soms twijfelend maar mateloos en onbegrensd gedreven.
De laatste 4 jaar verliet hij het figuratieve rustgevende aquarellen en de te beperkende acryltechnieken. Hij zocht vrijheid en diepte, textuur en beweging én rust, maar voor vooral de essentie van details om hem heen: een barst in een muur, een romp van een vergeten boot, een momentopname van verouderd stucwerk. Warmte en tastbaarheid doorheen details die op het eerste zicht een abstract geheel lijken.
Gedichten horen weggegeven te worden, zegt Didier, schilderijen behoren de huiskamers toe..
Herhaaldelijk nam Didier deel aan groepstentoonstellingen waarna onverwachts naar zijn werken werd gevraagd. Sommige doeken staan permanent in een kunstwinkel te Mortsel. Andere werken worden gekozen door mensen die een nageltje teveel hebben aan de muur.
Kunst is doen, vervolgt Didier, en geen verzuchting naar erkenning of aanvaarding. De mooiste bevestiging is te weten dat mijn doeken een 60 tal gezinnen her en der gelukkig maken."
'Klaprozen en Kamermuziek' & 'Poppies and Chamber Music'
AANKONDIGING TWEE NIEUWE DICHTBUNDELS - TIEN DICHTERS
Klaprozen en Kamermuziek
samengesteld door Hannie Rouweler en Thierry Deleu
In maart zal bij Demer Uitgeverij een nieuwe groepsbundel verschijnen:
Tien dichters uit Vlaanderen (Westhoek, Antwerpen, Limburg) en Nederland (Zwolle) met nieuwe gedichten. Over de natuur, de zee, liefde, vergankelijkheid, afscheid, steden (reizen), de schone kunsten, taal, en nog meer.
De dichters (in alfabetische volgorde):
- Bert Bevers
- Jenny Dejager
- Thierry Deleu
- Floor Deroo
- Marleen De Smet
- Fernand Florizoone
- Paul Gellings
- Joris Iven
- Guy van Hoof
- Hannie Rouweler.
De voorstelling van de bundel gaat door op zaterdag 20 maart 2010 om 11.00 uur in de Kok-pit van het nieuwe gemeentehuis van Koksijde.
Ook in maart verschijnt bij Demer Press de Engelse dichtbundel Poppies and Chamber Music,tien dichters, vertaald door John Irons.
De volgende dichters leverden hieraan een bijdrage, ieder met 6 gedichten: Fernand Florizoone, Jenny Dejager, Paul Gellings, Thierry Deleu, Marleen De Smet, Joris Iven, Bert Bevers, Roger Nupie, Albert Hagenaars en Hannie Rouweler.
Prijs: 15
SAMENSTELLERS: Thierry Deleu en Hannie Rouweler.
U kunt alvast vooraf een exemplaar bestellen via de uitgeverij.
Elke bundel bedraagt 17 (incl. verzendkosten, naar Nederland en binnen België).
Het boek kan in april (of eventueel eind maart) naar u verzonden worden.
Verslag 'Poorten van de avondzon - Pforten der Abendsonne
Literair Salon 12b en Docks (Dichkunst zur Zeit) - Antwerpen op 12 december 2009
POORTEN VAN DE AVONDZON
PFORTEN DER ABENDSONNE
De dichters Annmarie Sauer en Fred Schywek en moderator Roger Dupie zorgden voor een warm onthaal. Er heerste een rustige en gezellige sfeer tijdens de presentatie van het onafhankelijk literair vertaalproject in het kader van Ruhrgebied Culturele Hoofdstad van Europa 2010, nl. de trilogie Flußschiffahrt/Binnenvaart en de bloemlezing De liefde in Holland en Vlaanderen.
Annmarie Sauer en Fred Schywek zorgen voor een warm onthaal
Als spetterende entree bracht Peter Holvoet Hansen, de aanstormende en welverdiende Antwerpse stadsdichter 2010, gedichten naar eigen keuze. Job Degenaar, voorzitter van het Writers in Prison Committee PEN Nederland, stelde zijn pas verschenen boek Handkussen van de tijd voor.
Peter Holvoet Hansen
Onderstaande dichters werkten mee en waren te beluisteren:
Catharina Boer
Lief Vleugels
Marleen de Smet
Job Degenaar
Roger Nupie
Lucienne Stassaert
Rose Vandewalle
Hilde Pinnoo
Vervolgens werd een hommage gebracht met woord en muziek aan de Europese Belg Jacques Brel en aan de grandioze muzikant Pete Seeger, bij wie de vakbeweging en de vrede nauw aan het hart lagen.
Zang: Patricia Van Nunen
Annemarie Sauer en Fred Schywek brachten een reeks gedichten tegen de oorlog. De titel Duizend raketten in Antwerpen herinnerde aan de 567 mensen die 65 jaar geleden in Cinema Rex omkwamen en überhaupt aan de V1 en V2 raketaanvallen op Antwerpen door de Nazis.
Muziek van hier en ver weg, gedreven door de noordenwind, in het zog van de geur van mensen van de straat, daar waar het toeval soms kiest om de klank met de stilte te vermengen zoals een gedachte op zoek naar onze eigen wortels...
Schrijven is van kindsbeen af mijn passie. Mijn poëzie verscheen in diverse literaire tijdschriften. Ook mijn prozastukjes werden gepubliceerd. In 2001 publiceerde ik de gedichtenbundel Sterrenstof en ik won tweemaal de 'Michel Casteelsprijs voor cursiefjes' van de stad Gent. Het krijgen van kleinkinderen inspireerde me tot het schrijven van een kinderboek.
Viviane Burssens
Rietje rijmt
Nieuw boek verschenen van Viviane Burssens uit Wichelen
Met trots meldt boekscout.nl dat het boek met als titel Rietje rijmt van Viviane Burssens sinds kort te koop werd aangeboden. Een kinderboek dat ongetwijfeld de belangstelling wekt.
Viviane Burssens is van harte bereid om haar werk bij u te presenteren. Zij kan zich binnenkort per email, telefoon of d.m.v. een bezoekje bij u melden.
In het kort:
Rietje heeft een heel bijzondere oma. Ze spreekt namelijk in rijmwoorden. Als het nare kereltje Stijn haar hoort praten, vindt hij het maar gek. Hij kent niemand die in rijmwoorden spreekt en hij pest Rietje hiermee. Rietje voelt zich ongelukkig en zegt tegen haar oma dat ze moet ophouden met dat stomme rijmen. Oma doet erg haar best om te stoppen. Rietje voelt zich schuldig. Het lijkt wel of ze een andere oma heeft. De volgende dag komt ze Stijn tegen op de speelplaats. Wat moet ze tegen hem zeggen?
Een stukje uit het boek:
Rietje kijkt door het raam. Ze ziet hoe het rode wagentje van oma de straat uitrijdt. Rietje wuift haar oma uit. De volgende dag gaat Rietje welgezind naar school. Ze vertelt haar vriendjes hoe lekker de pannenkoeken van oma waren. Ze zegt ook hoe jammer ze het vindt, dat ze oma niet elke dag kan zien. Maar wat een verrassing! Om vier uur haalt oma haar af aan de schoolpoort.
"Dag mijn lieve, kleine meid, schrik maar niet omdat je mij en niet je mama ziet. Mama moest dringend ergens heen. Ze belde me en ik kwam meteen."?
Van kindsbeen zag ik hem halfgebogen over tafel schrijven aan zijn gedichten en biografie. Tijdens het krassen van pen over gelijnd papier verscheen soms een lach over zijn gelaat. Dan weer streek een schijn van ernst neer dat langzaam plaats ruimde voor bleke droefheid. Soms daalde traag een traan in de diepte van een lachplooi. Waar de rimpel overging in een plekje gladde huid, droogde het verdriet in een glinstering als de zon kwistig door het venster haar stralen strooide. Zijn lippende trilden ietwat uit elkaar.
Herinneringen schitteren, weet ik nu.
Pepé, waarom huil jij? vroeg ik op een dag. Mijn meiske,' antwoordde hij, 'luister goed naar wat ik je ga vertellen en vergeet het nooit. Er hing een zachte glans over zijn gezicht, de huidplooien werden milder. In het leven loopt niet alles naar wens', vervolgde hij, 'ik was heel jong toen ik met memé trouwde. Er was een kind op komst. De plicht riep, ik moest naar het leger. Ondanks de armoede bleek Irma sterk genoeg om voor zichzelf en mijn kind te zorgen. Voor mijn vertrek vroeg ze of we nog eens mijn zelfverzonnen liedje zouden zingen dat ik haar leerde toen we als tortelduiven door de kouters wandelden. Ze beloofde me dat ze elke dag voor het slapengaan dat liedje zou zingen.'
Pepé zong streelzacht:
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Er viel een stilte waarna pepé met een schokkende zucht een zakdoek bij de punt uit zijn broekzak trok.
En weet je, Marleentje, wat memé vroeg en zong voor ze stierf? vroeg hij plots. Zijn stem haperde en zijn ogen keken mij oneindig aan. Hij merkte dat ik zowel verstomd als aangeslagen op het antwoord wachtte en ging meteen verder:
Zij vroeg... (het werd drie tellen stil)... zij zong (hij zong):
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Toen kroop ik heel dicht tegen hem aan. Hij glimlachte, stak zijn waarschuwende wijsvinger in de lucht en voegde eraan toe: "Wie dàt voor jou zingt of wie jou dàt vertelt in een simpel mensengebaar of in ogentaal, wordt jouw grote liefde."
Hij legde zijn arm om me heen en samen zongen we:
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Na haar aanstelling tot eerste stadsdichter van Diest én eerste stadsdichteres van Vlaanderen (2006-2008) werd Ina Stabergh op 26 april 2009 in Boutersem, tijdens de Hagelanddag, officieel aangesteld tot eerste Hagelanddichter.
Het is de bedoeling dat zij, gedurende één jaar lang, via haar gedichten diverse facetten van toeristisch-recreatief Hageland belicht. Deze unieke streek in de provincie Vlaams-Brabant heeft een opvallend rijke geschiedenis. Overigens is Ina geboren, opgegroeid én woonachtig in hartje Hageland. Wellicht zal het de dichteres niet aan inspiratie ontbreken
De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee
Het is zo ver!
De voorstelling van het eerste jaarboek van het Vlaams-Nederlands dichtersgenootschap "De 50 Meesterdichters van de lage Landen bij de zee" was een groot succes tijdens de voorstelling in de 'kok-pit' van het gemeentehuis te Koksijde.
HOE DE DICHTER ZICH EEN WEG GESELT TEGEN WIND
onder het voorzitterschap van dichter/schrijver Thierry Deleu
De 50 Meesterdichters van Vlaanderen werd gesticht begin 2000 op initiatief van The Order of the Razorblades (De Orde van de Scheermesjes), de eerste online ridderorde in Vlaanderen en Nederland. Het idee kwam van enkele geridderde dichters.
Het initiatief beantwoordt aan de wens van talrijke dichters, die de essentiële waarden van hun creativiteit willen veilig stellen: de kwaliteit van hun gedichten, het respect voor elkaar en een welkome promotie van hun poëzie.
Daarna
Toen echter ook dichters uit Nederland belangstelling toonden voor het initiatief, werden er gesprekken gevoerd over de wenselijkheid van een uitbreiding tot de Lage Landen bij de zee. Na overleg werd deze optie genomen.
Wie zijn de 50 Meesterdichters en wat zijn de modaliteiten
Het aantal werkende leden Meesterdichters werd vastgesteld op maximum 50 leden.
Het zijn (in alfabetische volgorde en niet volgens de datum van hun selectie):
Marcella Baete
Bert Bevers
John Brookhouse
Marc Bungeneers
Gunnar Callebaut
Martin Carrette
Greta Casier
Frans Claus
Jeannine Debbaut
Frans de Birk
Lidy De Brouwer
Pierre Declerck
Leni De Goeyse
Jenny Dejager
Marleen De Smet
Thierry Deleu
Luc Demiddele
Ferre Denis
Gwen Deprez
Astrid Dewancker
Germain Droogenbroodt
Fernand Florizoone
Ludo Geloen
Hejatomsma
Patricia Lasoen
Paul van Leeuwenkamp
Frédéric Leroy
Cathy Mara
Mark Meekers
Peter Motte
Edith Oeyen
Ruud Poppelaars
Eric Rosseel
Annmarie Sauer
Maurits Sterkenburg
Pien Storm van Leeuwen
Ina Stabergh
Annemieke Steenbergen
Jet van Swieten
Henri Thijs
Annette van den Bosch
Guy Vandendriessche
Yerna Van Den Driessche
Eric Vandenwyngaerden
Jozef Vandromme
Jan Van Loy
Dirk Vekemans
Katelijn Vijncke
Pom Wolff
Peter Wullen
Om tot Meesterdichter te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als solliciterende Meesterdichter te worden doorgemaakt. Die periode omhelst één jaar.
De titel van solliciterende Meesterdichter wordt verleend aan dichters die minstens drie gedichten hebben gepubliceerd in een tijdschrift/e-zine of bloemlezing, ofwel gelauwerd of geprijsd werden in de Lage Landen.
Razors Edge Editions stelt een jaarboek in het vooruitzicht, met als ondertitel De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee. Vermits de solliciterende Meesterdichters pas en precies na één jaar Meesterdichter worden (de proefperiode), kon die bundel ten vroegste één jaar na de geselecteerde 50ste solliciterende Meesterdichter verschijnen, dus op 3 december 2008.
Een eerste aanpassing van "De 50 Meesterdichters" komt er aan voor de periode 2009-2010. Alleen bij overlijden, ontslag of klacht wordt een naam geschrapt en door een andere "Meesterdichter" vervangen.
Alle "Meesterdichters" moeten een goede reputatie hebben als mens en als dichter. Zij zijn de toekomst van het poëtich patrimonium van de Lage Landen bij de zee.
Mijn eerste schooljuf was juffrouw Marie-Thérèse. Wist ik veel dat ik -als ukkepuk van 2,5- 46 jaar later samen met haar naar de lens zou glunderen. Groots was het weerzien toen ze me op mijn huwelijksdag een bos bloemen overhandigde. Onlangs ontmoette ik haar weer en gretig werd het verleden opgedist. Ik voelde me geborgen omdat ik nog steeds haar zachte blik waarnam, zo ook haar helende stem en troostende handen.
De eerste schooldag
En nu zijt ge een groot meiske, zenne. Ge moogt naar t scholeke gaan waar ge in de zandbak kunt spelen. In je boekentaske zit nen boterham, ne koek, nen appel en een propere onderbroek. En nu flink zijn, om vier uur kom ik je weer halen
Kom ik je weer halen? ~§#* ? sloeg in als een whleiiiii mmammmaaa bij heldere hemel tijdens die eerste schooldag in 1962.
Ik overstijg de tijd en alsof het gisteren was zie ik mezelf in het witte jurkje en dito truitje. Verlatingsangst overvalt me als ik stilsta bij het moment dat mama me achterliet in het grote glazige huis met op de vensters mastodonte schilderingen. Juist, Sneeuwwitje en de zeven dwergen bezorgden me een huiveringwekkende gewaarwording: het waren schrikwekkende reuzen.
Die morgen begon wellicht normaal, want daarvan herinner ik me niets. Maar toen mama voor het schreeuwerige gebouw de fietsremmen dichtkneep en me handig van het kinderzitje zwaaide, wist ik meteen wat me te wachten stond. Dat zal mama hebben geweten. Elke poging die ze ondernam om me te sussen was tevergeefs, niets hielp.
Het was lente, het zonlicht flitste. Schreiend peddelde ik aan haar hand over de speelkoer waar ze me toevertrouwde aan juffrouw Marie-Thérèse.
Ga maar, Simonne zei de juf met hese stem, eens je weg bent zal Marleentje wel stoppen met schreien. De stem van juffrouw Marie-Thérèse klonk fluisterend hees. Niet dat ze door overmatige inspanning een onhelder stemgeluid voortbracht. Neen, zij klonk zoals ze was: zacht en teder.
Mama gaf me een zoen, een natte zilte zoen. Ze twijfelde minutenlang waarna ze als een wemelende stip in de verte verdween. In de verwarring krijste ik de pannen van het dak, stampte de tegels uit de vloer en zwaaide wild in het rond met alles wat kon bewegen. Tot op de dag van vandaag voel ik de drang mijn handen naar mama uit te steken, haar vast te grijpen, mijn armen te verankeren rond haar hals om haar uiteindelijk nooit meer los te laten.
En zucht, mama kwam terug, nam me nog één keer stevig vast en knuffelde en zoende me weer, maar euh mama weende nog een keer en ik, ik wilde weg uit die lawaaierige keet.
Mams was bang, ik was bang, de hele wereld was bang. Maar de juf bleef rustig. De juf hield me in haar buurt terwijl ze met open armen de volgende niet te bedaren waterlanders verwelkomde.
Ontmoet de juiste persoon op het juiste moment en op de juiste plaats. Gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Ik schaar me achter onderstaand artikel van Thierry Deleu. Toegegeven dat ik op geen vijf plaatsen tegelijkertijd wil en kan aanwezig zijn en bovendien opteer voor bescheiden profileren.
Kwaliteit gaat boven kwantiteit waar hoorde ik dat eerder?
Is succes verzekerd voor de durvers? Ik kan ze geen ongelijk geven. Maar het plaatje van elleboogwerkers en snakes is snel doorknipt?
Of geniet je van elk moment dat je tevreden bent met wat je presteerde, weliswaar zonder buitensporige belangstelling maar met bewondering voor dàt wat je doet met de vrijheid je eigen standpunten te verdedigen?
Ik ga voor het laatste omdat ik voornamelijk voor mezelf schrijf. Hoewel (en ik glimlach bedenkelijk), bloggen is een explosieve schrede in de richting van willen gelezen worden, een-bereid-zijn tot openbaring. De anonieme lezer staat het bovendien vrij te blijven of zich uit te klikken. Wat een comfort!
MarLeen
Thierry Deleu
Wat maakt je groot in letterenland?
(met dank aan en door Thierry Deleu)
Deze vraag wordt mij meestal gesteld door vrienden en ex-collegas, die geen flauw benul hebben van hoe groot GROOT is. Wanneer zij het MIJ vragen, wil het ook zeggen dat zij het over een GROTE auteur hebben. Ik heb het al zo dikwijls uitgelegd en geargumenteerd, maar zij blijven het mij vragen. Laten wij aannemen dat het niet is om mij een pleziertje te doen en even met mij mee te lopen in het smalle literaire weggetje, dat grillig door de Lage Landen bij de zee kringelt. Dit is een opportuniteit en ik heb geleerd in opportuniteiten te denken.
Jij die mij deze vraag stelt, je moet natuurlijk willen lezen, daarom niet eens een boek (indien je mijn boeken kóópt, ben ik al tevreden), maar toch moet je bereid zijn om met gretigheid te bladeren in kranten, weekbladen en tijdschriften of op internet te surfen naar literaire oneline magazines. Daar vind je mijn antwoord. Daar vind je welk advies ik geef aan de overheid en aan uitgevers en bibliothecarissen.
In het Vlaamse letterenland moet een mens op zijn woorden letten, zeker als het gaat over macht en centen. De machthebbers (die zich verstoppen achter structuren) zijn niet gediend met pottenkijkers zoals ik. Maar op mijn 68ste kan ik tegen discriminatie en verbanning indien het mijzelf betreft. Ook de collegialiteit onder de auteurs is niet voorbeeldig. Het zijn individualisten. Ze beconcurreren elkaar graag, maar ze verenigen zich niet graag. Nochtans eendracht maakt macht: macht in de vorm van inspraak, controle, medebeheer, beleid.
Erger: auteurs laten zich opnemen in vermelde structuren waar ze worden opgehemeld (mentaal als financieel), maar waar ze eigenlijk worden ingekapseld en geneutraliseerd. Je kunt maar beter goede maatjes zijn met de bazen! is hun argument.
Opnieuw zullen velen zeggen: die krasse knar is daar weer! Soit! Ik voel mij niet zo, maar ik ben ook geen jonge hemelbestormer meer!
Hoe word je GROOT? Onze ouders (die van mij toch, in de jaren 50) zouden zeggen: door naar het bord te kijken! Zij bedoelden: door hard te studeren om later voor de staat te kunnen werken, dit biedt zekerheid!
Opleiding en werkzekerheid zijn zeker sterke troeven. Plus kwaliteit, hoor ik je met nadruk zeggen. Je maakt grote kans om een GROOT auteur te worden indien je geen imbeciel bent, goed je brood verdient en vast werk hebt.
Ik ben geen imbeciel, ik heb mijn boterham verdiend en ik stond rotsvast in het onderwijs. En toch ben ik geen GROOT schrijver geworden. (Of ik een goed schrijver ben, laat ik in het midden.) Neen, ik geef niet uit bij bekende (erkende) uitgeverijen, over mij wordt nauwelijks geschreven en gepraat in de nationale media, ik krijg geen ronkende recensies in vakbladen, ik word niet geldelijk gesteund door de overheid. In termen van maatschappelijke status: ik ben niet GROOT. Waarom is het mij niet gelukt? Ik had toch alles in handen om te slagen.
Wat had ik niet dat véél belangrijker is? Een gunstige wind! Toeval? Toeval bestaat niet, maar ik kwam nooit terecht in gunstige omstandigheden. Hugo Claus kwam Henri Vandeputte tegen, enkele kleinkunstenaars vonden genade bij Johan Anthierens, Magritte en Delvaux liepen Gustave Nellens tegen het lijf, Paul Snoek had veel te danken aan Anton van Wilderode en schurkte zich tegen Hugues C. Pernath Wat ik wil zeggen, is simpel: via via is de juiste weg naar succes. Op één voorwaarde: de persoon die jou wil helpt, mag zelf niet hulpbehoevend zijn! Vele getalenteerde auteurs blijven ter plaatse trappelen, omdat zij een netwerk hebben opgebouwd van enerzijds zuchtigen - en daar is niets van te verkrijgen - en anderzijds komedianten die veinzen en valse hoop creëren.
Het is mooi als je met de nodige huisvlijt en vooral veel liefde aan je boek vijlt, maar het helpt je niet vooruit. Toch niet wat je naambekendheid betreft. En je weet: geen naam, geen faam, geen uitgever, geen subsidie, geen aankoop door de bibs.
Wat betekent dit in de praktijk? Hopen op een gunstige wind? Op een mecenas? Op een gearriveerde die het met jou wel ziet zitten? Op een vriend die een vriend kent die bevriend is met?
Deze wereld is een komedie en een groot circus. Het leven is een spel, soms wreed, soms aangenaam, maar we spelen allemaal naar best vermogen. Ik word dit spelletje moe. Ik kan het niet langer aanzien hoe jonge debutanten en begaafde auteurs niet aan hun trekken komen, omdat ze niet behoren tot het establishment en/of het kleine kransje critici en academici en/of de literaire elite in Vlaanderen en Nederland. Waar zijn onze waarden? Waarom deze normenvervaging? Waarom geen transparant beleid? Waarom geen objectieve criteria? Waarom geen gelijkwaardige behandeling?
Het geld moet worden verdeeld over meer schrijvers, over alle schrijvers die kwaliteit leveren. Alles in het literaire wereldje is perceptie. Een goed boek kan helpen, maar het is geen voorwaarde om in de belangstelling te komen. Mooi en mediageil zijn, is even belangrijk. En dit laatste is niet evident: je moet een vriend hebben die een vriend kent die bevriend is met En zo ontstaan er literaire fabrieken, zoals de fabriek Lanoye, de fabriek Brusselmans, de fabriek Moeyaert
Ik voel mij geen loser van het zuiverste water, helemaal niet. Ik voel mij geen eeuwige belofte die maar niet echt doorbreekt in de literatuur. Ik ben al lang voorbij alle dromen en schaamte. Ik heb niets te verliezen. Ik hoef niet te vervallen in loos gebabbel of opgesmukte deftigheid om te behagen.
Zijn stompzinnigheid, egoïsme en een goede gezondheid de sterkste troeven om te slagen? Heeft Flaubert gelijk? Ik zou er ook grofheid bij vermelden. Spelbederf.
Samengepakt in rechtover elkaar staande duozitjes worden de reizigers door de verzengende hitte gespoord. Er hangt een broeierige hitte in de wagon waardoor de tocht beslist niet zonder bezwaren verloopt. En toch lijken de passagiers windstille levens beschoren. De trein zwiept pijlsnel door het Vlaamse landschap waar verschroeide graskanten als een bruin lint voorbijglijden. Een onweerstaanbare neiging naar het scheppen van een luchtje onder de blauwe hemel voert me naar exotische oorden. Maar twijgentakken met daarin het hinderlijk spelend licht brengen me terug naar waar ik me bevind.
Door het monotoon maar vertrouwd cadansen over de rails gapen enkele slaperigen als koeien naar elkaar. Mijn overbuur naast het raam -een boom van een vent- doch ietwat te kort afgezaagd, is inmiddels ingeslapen. Het zweet parelt langs zijn neus in zijn snor en kwijl sijpelt in zijn baard die als een sjaaltje om een laagje halsvet ligt. Met gekruiste armen zakt hij onderdoor. Naast hem zit een lezende dame, blootsbeens met melkwitte borsten. Na elke bladzijde die zij omslaat, wipneust zij haar afzakkend kettingbrilletje op de juiste plaats. Ik slaap niet, ik lees niet, maar observeer en noteer alles wat zich rondom mij afspeelt met een innerlijke wanhoopskreet een passend woord te vinden. Een briesje door het halfopen venstertje hindert een donkerharige furie met een middelvinger. Uitgebroed op de zonnebank verzoekt zij met een spervuur van woorden het venster te sluiten. Een sirene op poten zo lijkt het mij.
Rails worden stevig door de dwarsliggers, mompel ik naar de lezende dame, terwijl ze bedenkelijk in mijn richting staart.
Snerpend ritsen de wagons door de wissels. Mijn overbuur ontwaakt en met een oogopslag als van een roofdier loenst hij naar mijn boezem. Hij rekt zich, buigt voorover en leunt op het tafeltje dat ons scheidt. Ongeremd probeert hij mijn geschrift ondersteboven te lezen. Geraffineerd trek ik mijn bloesje wat hoger en schrijf verder: hij moest eens weten de gluiperd geeuwt luidruchtig. Zijn opengesperde bek blaast een zilte zeelucht in mijn gezicht. Help, het venster is dicht!
Als hij tenslotte houterig rechtveert, merk ik dat zijn buik zich een weg naar buiten vreet. Luttele seconden later stopt de trein bruusk en met heel zijn reutemeteut wordt de overbuur weer in zijn hoek geworpen. De lezende dame wipt een standje hoger en knipoogt. Hij verontschuldigt zich niet als hij de trein verlaat, maar bromt binnensmonds in de overtuiging dat mijn oren alleen maar mijn gezicht omlijsten.
Het geschal van een binnenrijdende trein aan de andere kant van het perron boort door de lucht en trekt mijn aandacht. Ik kijk naar buiten. De lichtsterkte drukt mijn ogen dicht en turend schuift mijn blik over het perron dat door drommen mensen een benepen sfeer uitademt. In de hoop door een toeval of een verdwaalde passant te worden geïnspireerd, kijk ik roerloos door het venster in de tegenoverstaande trein. Ik observeer weer en het peinsparcours begint.
Ogen priemen op mijn voorhoofd, ik voel me bekeken. Een man aan het venster? Of is het een vrouw? Ik geef me het voordeel van de twijfel en kies voor haar.
Ik knipper met mijn ogen. Zij lijkt wel versteend, een standbeeld, gesculpteerd met strakke lijnen, haast vormeloos. Ik blijf star in haar richting kijken. Zij verpinkt niet, ik evenmin. Haar hand ondersteunt onmiskenbaar haar zware hoofd. Waaraan denkt zij?
Aan de overkant van het perron ziet ook zij een gedaante als een beeldhouwwerk zonder contouren. Zij staart strak naar de trein aan de overkant. Zij beweegt niet, de andere evenmin. Haar hand torst duidelijk de hele aardbol. Waaraan denkt zij dan?
Behoedzaam etaleer ik mijn pen op het tafeltje en vraag me af of zij een schim is. Misschien is zij een creatie van de zakkende zon. Zal ik toetsen naar een teken van leven, stiekem mijn wijsvinger opsteken of toch maar een paar vingers bewegen, een handzwaai? Nee, niet doen. Zoiets doe je niet naar een onbekende. Wat als zij dan toch een schim is, wat dan? Ik schuif mijn terughoudendheid aan de kant en maak toch maar een hoekig gebaar, terzelfdertijd doet de vrouw dat ook. Onverschrokken recht ik mijn rug, mijn houding staat niet in verhouding met wat ik wil bereiken. Mijn gebaar is zo doorzichtig dat de drang naar dominantie er zo doorheen schijnt. Ik vertrek geen spier meer. Zou zij aan de overkant er ook zo over denken?
Het heeft er alle schijn van dat ook zij met haar schaamteloosheid koketteert. Pfff, ja ze wuift en dan! Voor de rest beweegt ze geen krimp. Het is haar aan te zien, met een blik vol onbestemde zorgelijkheid, een beetje zoals je iemand aankijkt die na een lange periode van rouw of ziekte weer in het openbaar verschijnt. Wat wil zij? Ik zou ik niet zijn, ik wuif terug.
Ik trotseer haar blik, vragend, vrezend, verzoekend en grinnik als antwoord op haar gebaar. Zij grinnikt ook. Zijn wij gelijkgestemden? Is een treinreis dan toch een beetje avontuur? In een voortdurende stroom van waarnemingen wacht ik in alle rust op wat komen gaat.
De trein ontkoppelt en verplaatst zich een meter. Door de schaduw die er overheen glijdt, valt het doek. Het verblindend zonlicht verdwijnt, de vrouw verschijnt. Ik buig me naar haar toe met een uitdrukking van inzicht, mijn neus platgedrukt tegen het venster. Zij doet mij na! Het is geen zicht. Wij kijken elkaar aan, schieten tegelijk in een lach, schrikken samen en plots niets meer. Het niet meer bewegen, de stilstand , iets flitst door mij heen en zoals in een ogenblik van verheldering besef ik dat ik naar mezelf keek als naar een protserig monument dat telkens werd teruggeworpen in een weerspiegeling van vensters, niet meer en niet minder dan dat.
Half mei 2008 vroeg Steven De Schuiteneer, webmeester van Spoorvreter (reizigersverhalen tussen Geraardsbergen en Antwerpen ), of ik een gedicht wilde schrijven bij een foto van Ben Lanoot.
Beeld en woord zijn soms onlosmakelijk met elkaar verbonden en zijn te vergelijken met een stomende relatie. Maar deze keer werd het een kunstzinnige driehoeksverhouding die omwille van de samenwerking een U verdient.
De twee mannen werden deels getuige van hoe een gedicht ontstaat. Ik maakte een uitzondering en betrok hen vanaf de ruwe schets tot op het moment dat ik het spoorvaardig vond.
De dag nadat ik het gedicht aan beide treinfanaten bezorgde, ontmoette ik Steven aan het station van Geraardsbergen. Het was een aangenaam treffen waarbij we in een paar minuten heel wat wilden vertellen. Dacht Steven dat wat Ben me mailde? Ik citeer:
Een teken dat je toch een beetje gebeten bent door de diepwortelende spoorwegmicrobe waartegen geen enkel antibioticum helpt, of is het de onmetelijk grote drang om die oude dampende zuchtende kolenverslindende vuurvreter in die o zo rustige omgeving in een paar zinnen te verstenen? De woordcombinatie loco-motief is origineel. Je speelt meer in op de loc zelf en de hieraangekoppelde capaciteiten: sterk, betrouwbaar.
Bovendien vergeet je het menselijke aspect niet: één met de machinist, om zo een echte levensnoodzakelijke symbiose te bereiken, nuttig voor het spoorwegvervoer. Geen menselijke handelingen vormen deze machine om tot een roestige waterketel zonder macht.
Ik zuchtte toen ik dat las en dacht: Wat schrijft die man prachtig en hoe sterk weet hij een gedicht te ontleden!
Ik citeer verder:
Applaus heeft een sterk functionele realistische inhoud meegekregen overgoten met een flinke scheut vertedering (vogels die applaudiseren; de bomen die wuiven etc.), wat erin gaat als een vers broodje met ambachtelijke hesp. Let wel, een plat overgeromantiseerd gedicht à la 'o zalige stoomloc, koningin der machines badende in uw heilig vuur dwepend met rijtuigen op een goudkleurige avond in een met rozengeur gevulde lucht' wordt bij mij direct van de rails geduwd en ontdaan van zijn wielen!
Stoerheid: ik ben wie ik WAS maakt het gedicht krachtig en geen rozenblaadje.Het hoort wel bij zo een stoomloc.
Dat wie zich poëet noemt, het eerste woord werpe
denk ik als ik een gedicht de w(ijde)w(ereld in)w(erp). Ik wil almaar beter worden en ben zelden tevreden. Daarom dank ik mijn strenge lezers om hun reacties en commentaren.
Bijna iedereen heeft poëzie in zich maar niet iedereen legt met dezelfde bevlogenheid dezelfde accenten waarmee uiting wordt gegeven aan wat door het hart of hoofd wordt waargenomen.
Wat levert brandstof voor een gedicht? Inspiratie? Meestal wel. Maar een ervaring die iemand ontroert of waar iemand voor openstaat kan eveneens aanzetten tot dichten. Zo zag ik laatst iemand huilen waardoor ik besefte dat tranen de zuiverste schrijfvlekken zijn. Ze laten vlekkeloos sporen na en verheffen na droogtijd het blad in spatjes pure poëzie. Zo ook in een lukrake lach ontdaan van alle remmingen heeft poëzie in vele opzichten vele gezichten.
Ik heb niet de pretentie te verklaren wat poëzie is. Toch meen ik dat poëten door taal zijn bezeten en dat ze met weinig woorden spreken van wat niet spreken doet. Bovendien schrijf ik zelden wat ik zeg of zeg ik zelden wat ik schrijf. Dat samen maakt poëzie tot een merkwaardig communicatiemiddel.
Poëzie beaamt en kleurt, onderlijnt of ademt sensitiviteit in & intensiviteit uit en is verder moeilijk te definiëren. Wat ik weet is dat een goed gedicht appel doet op de totale persoonlijkheid van de lezer.
Hoe krijgt een dichter dat voor elkaar? Door wakker te schudden, beelden te tonen, te overreden of te ontroeren en door het ritme de lezer te laten meezingen binnenin. Het is overigens ook aan de lezer om uit te maken of een gedicht recht voor de raap is of door de gelaagdheid vast te stellen dat hij op het verkeerde been werd gezet.
Dichters zijn niet enkel delvers maar ook durvers en denkers, soms doemdenkers die hun ervaringen sublimeren. Het is zoals met ongeluk worden geconfronteerd door diep in een ervaring of zichzelf te graven om van daaruit het geluk weer te verheffen, m.a.w. het ongeluk recht in de ogen kijken om te beseffen wat geluk is. Beroering en ontroering doen dichters dichten, lezers lezen.
Kortom, met het schrijven van poëzie tel ik op, trek ik af, ventileer en doe ik aan zelfheling. Daarna vermenigvuldig ik dat wat ik wil delen met wie er voor open staat.
Ik heb een vriendin. Ik heb twee vriendinnen. Ik heb drie vriendinnen en zo kan minutenlang doorgaan. Maar ik heb maar één dichtersvriendin waarmee ik met de regelmaat van de klok van gedachten wissel. Wat is daar zo bijzonder aan? Zij is me in alles stapje voor. Over leeftijden praten we niet. Het is moeilijk in te schatten want ze oogt bijzonder fris en jong. Viviane Burssens is me telkens een stapje voor? Zij publiceerde eerder en zij... en deed nog voor ik... . Over zielenkwaaltjes of -roerselen of een visie voor de dingen en het doen en het laten? Ik hinkel haar achterna en vind bevestiging. Door het toeval leerde ik Viviane Burssens kennen? Een gemeenschappelijke vriend -wijlen Dany Dehandschutter en in een eerder leven zanger Jerry Blondel- was van oordeel dat ik maar een zielsgenote en dichteres Viviane Burssens moest contacteren. De eerste stap werd gezet via telefoon. Het oor leende zich daartoe. De daaropvolgende telefoongesprekken van gemiddeld eentje per maand zijn uiterst interessant & vrouwelijk én doorgaans manvriendelijk. De intenties voor een hey hallo, alles goed? mondt uit in een overkwam jou dat ook dat als je iets wilt schrijven dat ; en ben jij ook van oordeel dat de laatste poëzietrend neigt naar...; én dat meno-gedoe wanneer begint en stopt die pauze? Ach, we hebben niets dwingend, het klinkt als schakels in een ketting. Viefke zo spreek ik haar aan- schrijft parels. Haar cursiefjes zijn eenvoudig en subliem. Haar recente gedichten zijn zuiver en ontdaan van alle ballast waarbij de woorden zorgvuldig werden gewikt en gewogen. Haar poëzie bezorgt mij kippenvel.
U, als lezer, wil ik laten meegenieten. Ziehier haar gedicht dat werd genomineerd voor de Niewegijnse poëzieprijs:
Eigen publicaties. Klik op de respectievelijke afbeeldingen voor meer informatie.
Je kan me ook lezen bij Meander & Opspraak. Enkele spinsels werden in de bundel bekroonde gedichten “Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn”, Bloemlezing “Vlaamse Feestgedichten”, bundel “Een gebloemde lezing” en “Vreemd” van Schrijversplaza, het Koerszakboekje, bloemlezing van de 52 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee 'Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind', verzamelbundel "Beestjes", "verzamelbundel "Klaprozen en Kamermuziek" en de Engelse vertaling "Poppies and Chambermusic", verzamelbundel "Bellen Blazen", verzamelbundel "Toekomst", verzamelbundel "Die Liebe in Holland und Flandern" (Duits en Nederlands) en verzamelbundel "Gewoon lekker", enzovoort... Voor meer info, klik op de respectievelijke afbeeldingen.
Ik schreef bij werken van onderstaande kunstenaars:
Hieronder samen met Rudy Baeten, kunstschilder, beeldhouwer en keramist.
Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Jacky Duyck, kunstschilder Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Yves Poelman, kunstschilder en beeldhouwer. Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Remy Victor, kunstschilder Voor info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Rob DeLange, kunstschilder Voor info, klik op onderstaande kunstwerk.
Toon Torrekens, kunstschilder en bronssculpteur. Klik op de afbeelding voor meer info.
Keramiekatelier "Den Boelover" Marnic De Lange
Henri Victor, kunstschilder Klik op de afbeelding voor meer info.
Enkele dichters/schrijvers uit mijn kennissenkring. Viviane Burssens, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Dichter Rik Wouters
Welkom op de site van Lidy De Brouwer.
Thierry Deleu, dichter/schrijver Voor meer info, klik op de foto.
Frank De Vos, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info.
Ruud Poppelaars, dichter. Voor meer info, klik op de foto.
Bob van Laerhoven, schrijver
Nicole Van Overstraeten, dichteres
Paul Bernhard, poëzie en fotografie. Voor meer info, klik op de foto.
Sabine Luypaert, verhalen en gedichten. Voor meer info, klik op de foto.
Marc Eyskens Voor meer info, klik op onderstaande foto.
Lin, dichteres. Klik op de afbeelding voor meer info.
Stater, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info
Hannie Rouweler, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Muzikanten: Michel Kuijken, bezieler van Rue Haute, een geweldig ensemble,sloot de partituren voor ietsnieuw in ontwikkeling. Michel Kuijken: zang, gitaar speelt samen met Laurent Bynens (accordeon) nieuwe akkoorden. Later meer. Maak alvast kennis via een klik op de eerste foto.
Jan Oelbrandt, gitarist, componist, producer. Voor meer info, klik op de foto.
Mixart is een ondersteuningproject voor kunstenaars. Bezieler is Hugo Tanghe.