Indien ik alle loodzettingen die her en der te vinden zijn, zou verzamelen, dan kan er alleen al over dit onderwerp een boek worden geschreven. En iedere kampioen, groot of klein heeft er een eigen mening over. Ook hier is het dus kwestie van keuzes maken. We kiezen voor een loodzetting die aanleunt bij de gekozen visserij (in dit geval een vijvervisserij op brasem & karper) die bovendien de nodige variaties toelaat zodat we het aas kunnen aanbieden zoals de vis het op dat moment dicteert. Want in heel dit gebeuren mogen we het volgende nooit vergeten: ”het is en blijft de vis die de touwtjes in handen heeft en baas over de situatie is”. Hagellood of Styls op de lijn zetten tot de pen perfect is uitgelood is absoluut noodzakelijk. Een welbepaalde gedachtegang in de loodzetting verwerken zodat men aan de waterkant het gedrag van de lijn, zijnde in eerste instantie de aasaanbieding, in gelijk welke situatie aan het aasgedrag van de vis kan aanpassen… is eveneens een noodzaak.
Hoe natuurlijker die aasaanbieding hoe beter, dat is een regel die we steeds en altijd voor ogen moeten houden en die niemand zal betwisten. Bovendien moeten we rekening houden met de snelheid waarmee we het aas naar de azende vis willen brengen. Als de vis strak tegen de bodem aast, dan heeft het bijvoorbeeld geen zin dat het aas traag naar beneden dwarrelt. Voor mij zijn de voornaamste loodjes in gelijk welke manier van uitloden de valloodjes en het verklikloodje. Onze Engelse vrienden noemen het “dropper-shots” en “tell-tale shot”.
Laat het ons in eerste instantie over deze loodjes hebben.
“Dropper-shots” en “tell-tale shot”…
Om te beginnen, verwacht van mij in dit verband geen revolutionaire zaken of uitzonderlijke nieuwigheden, nee, gewoon de naakte feiten want er is naar mijn weten ook niet meer dan dat. De valloodjes op de lijn, zullen voor honderd procent bepalen hoe die lijn uiteindelijk vist. Het verklikloodje is en blijft het eerste contact met de vis. Zijn de dropper-shots te zwaar, dan hebben ze een negatieve invloed op de natuurlijke aanbieding van gelijk welk aas en op de gedragingen van de lijn. Is het verklikloodje bijvoorbeeld te licht, dan worden voorzichtige aanbeten niet positief doorgeseind. Wanneer we over het gewicht van zowel de valloodjes als het verklikloodje praten, dan hebben we het over hagellood in de nummers 8 (0,06 gram), 9 (0,05 gram) en 10 (0,04 gram). Waarbij mijn persoonlijke voorkeur voor de brasemvisserij op vijvers uitgaat naar hagellood nummer 9. Voor de liefhebbers van Stylood komt dat overeen met een Styl nr.12, een Styl nr.11 en een Styl nr.10. Styllood gebruik ik enkel en alleen voor mijn peuterlijnen.
Het is zo dat in de praktijk het gewicht en de plaatsing van deze loodjes de snelheid en de boog zullen bepalen waarmee het aas uiteindelijk door het water valt en bij de azende vis belandt. Tijdens het vissen zal het verklikloodje steeds het eerste loodje zijn dat verschoven wordt. In feite kunnen we de plaats van het verklikloodje samenvatten als volgt: zien we aan het aas dat we een beet hebben gehad en dat onze pen niets heeft laten zien of we vangen vis die het aas diep heeft geslikt, dan schuiven we het verklikloodje dichter bij de haak. Bijt de vis voorzichtig en slaan we regelmatig mis, dan plaatsen we het verklikloodje verder van de haak. Het is een beetje het zoeken naar en het vinden van de gulden middenweg die op dat moment de vangsten bepaalt. Bij een peuterlijn kan het goed zijn dat ik tijdens het vissen een extra loodhagel nummer 10 op de onderlijn zet en dit op een afstand van 5 cm van de haak om een minuscule aanbeet toch in vis om te zetten.
Ik wil dit bericht eindigen met de volgende gevleugelde uitspraak: “Echte kampioenen geloven nooit in mirakels.”
|