Reisverslag van pelgrim Willy!

Inhoud blog
  • 21e rit: Portomarin - Santiago de Compostela 96 km
  • 20e rit: Villafranca del Bierzo - Portomarin 107 km
  • 19e rit: Astorga - Villafranca del Bierzo 83 km
  • 18e rit: Sahagun - Astorga 118 km
  • 17e rit: Castrojeriz - Sahagun 94 km
  • 16e rit: Villafranca Montes-de-Oca - Castrojeriz 90 km
  • 15e rit: Viana - Villafranca Montes de Oca 99 km
  • 14e rit: Cizur Menor - Viana 90 km
  • 13e rit: ST.Jean-Pied-de-Port - Pamplona 87 km
  • 12e rit: Cauneille (Peyrehorade) - ST.Jean Pied de Port 70 km
  • 11e rit Labouheyre - Peyrehorade 113km
  • 10e rit: St.Barthelemy-de-Bellegarde - Labourheyre 174 km
  • 9e rit: Angoulême - ST. Barthelemy-de Bellegarde 87 km
  • 8e rit: Poitiers - Angoulême 151 km
  • 7e rit: Chateau-Renault - Poitiers 159 km
  • 6e rit : Chartres - Chateau Renault 145 km
  • 5e rit : Oinville - Chartres 88 km
  • 4e rit: Ourscamp - Oinville 144 km
  • 3e rit Cambrai - Noyon (Ourscamp) 117km
  • 2e rit Geraardsbergen - Cambrai 133km
  • 1e rit Essen - Geraardsbergen 128km
  • Foto
    Gastenboek
  • fijne avond
  • ho!!!!
  • Groeten uit Hoegaarden.
  • hallo
  • Wandelgroetjes uit Borgloon

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Op spaken naar Santiago de Compostela

    27-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10e rit: St.Barthelemy-de-Bellegarde - Labourheyre 174 km
    Laat vertrokken deze morgen, om 8.30 uur zaten we op de fiets. De reden was onze was natuurlijk, hij hing nog op de draad te drogen en ook moesten we de rekening nog vereffenen. In alle jeugdherbergen tot nu toe was het altijd op voorhand betalen, dus je wint ‘s morgens al gauw een kwartier. Gisterenavond had ik Ludo en Eric voorgesteld om vandaag zoveel mogelijk kilometers te rijden, we duikelen vandaag namelijk “ Les Landes “ in, hierover straks meer. Eerst nog een mooi gedeelte van de tocht, algauw fietsten we door Frankrijks beroemdste wijnstreek namelijk die van Bordeaux. Op de zuidhellingen verschijnen steeds meer wijngaarden, als een voorbode rond het beroemde St.Emilion. Beroemde kastelen glijden aan ons voorbij. Plots doemt tussen de heuvels met de wijnvelden van de Bordeaux en de Côte de Castillon, het beroemde wijnstadje op. St.Emilion is een oud stadje met verschillende resten van middeleeuwse kloosters, de compostela pelgrims van vroeger passeerden hier vanwege de verering van St.Emilion.De huidige pelgrim echter denkt wel twee keer na vooraleer tot inkopen over te gaan: de prijzenworden in de plaatselijke Alimentation met ongeveer drie vermenigvuldigd. Het stadje is volgens de gids helemaal op de wijntoerist ingesteld, en dat merk je ook aan de dure Mercedessen en BMW’s die hier rondtoeren, op weg naar een of ander proeflokaal. Wij houden hier een bescheiden halte om wat foto’s te maken, Eric moet nog een filmpje hebben en gaat dat hier kopen. Op mijn raad om dat elders te doen wegens “ te duur “, gaat hij niet in. Zo mochten wij hem enkele minuten later, fier als een gieter, horen vertellen dat hij een fikse korting had gekregen op z’n filmpje, omdat hij een pelgrim naar Compostela was!We verlaten dit mondaine oord en fietsen verder door de nog altijd aanwezige wijnvelden, dit gaat trouwens nog een tijdje door. Via Faleyras met een ruïne van een oude abdij en Escoussans met een prachtige kasteelruïne uit de 12de eeuw komen we in Cadillac. Dit historische stadje heeft nog een muur met poorten, het kasteel uit het jaar 1600 is het slot van de hertogen van l’Espernon. Het pelgrimshôpital van Ste.Catherine in het Quartier ST.Jacques, nu een kliniek, heeft nog het oude gebruik in ere gehouden, dat zes pelgrims kunnen overnachten, in een cel met bed en een maaltijd. Een nalatenschap van de hertog van l’Esperon.Als we de brug over de Garonne over zijn komen we langs de D11 spoedig aan de dennenbossen, die “ Les Landes “ inleiden. Ik heb dit desolaat gebied ooit eens doorkruist, samen met mijn vrouw, op weg naar onze dochter Inge, die toen in Madrid studeerde. Het is een uitgestrekt, aaneengesloten deel van Aquitanië, dunbevolkt en de voorzieningen liggen er ver uit elkaar. Oorspronkelijk was dit stuk land onherbergzaam met veel zandverstuivingen door de winden, komende van de atlantische oceaan. Napoleon is echter begonnen met de aanplant van dennenbomen, en daarbij ontstonden kleine nederzettingen van bosarbeiders: talloze spoorlijntjes zorgden voor het houttranport. Meer zuidelijk in de landes ziet men nog enkele van die typische houten huisjes van lang vervlogen tijden. Het fietsen in dit stuk land gaat wel lekker vlot vooruit, de wegen zijn goed en het is er vlak. De temperatuur is er echter hoog, toen wij er waren altijd rond de 33 graden, bovendien geven dennenbomen geen zuurstof zoals loofbomen. Hier en daar is men bezig om het dennenbos te vervangen door andere gewassen onder andere door maïs, dit gaat dan gepaard met ontzaglijk grote sproeiinstallaties, die in een straal van ongeveer 500 meter de dorre grond van water voorzien. Ludo en Eric gaven mij geen ongelijk om dit deel van Frankrijk zo snel mogelijk door te komen. Targon wordt de stopplaats voor de middagmaaltijd, onder een kiosk, rustig in de lommer, onze magen gevuld. In Moustey, een van die dorpjes in de landes, bezoeken we de Notre Dame uit de 13de en 14de eeuw.Het was vroeger een hospitum voor pelgrims en is nu een streekmuseum. Commensacq herbergt een soort van openluchtmuseum, dat de ontwikkeling van Les Landes uitbeeldt. Na 174 kilometerfietsen komen we in Labouheyre, de stopplaats voor vandaag, geen jeugdherberg, Gites de France of Chambre d’hôtes. Dat wordt dus kamperen op de overigens goed uitgeruste Camping Municipale. Als wetenswaardigheid over Labouheyre kan ik vertellen dat het van oudsher een overslagplaats van hout is. Hier gaan we ook nog eens uitgebreid eten in een van de goede restaurants: voor mij wordt het een entrecôte met frites, met een voorgerecht van salade, tomaten en ossetong koud geserveerd en natuurlijk de nooit ontbrekende wijn. De lange dag heeft ons slaperig gemaakt en wanneer we terug op de camping aankomen, heeft niemand er iets op tegen om de slaapzak op te zoeken.

    26-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.9e rit: Angoulême - ST. Barthelemy-de Bellegarde 87 km
       Het ontbijt deze morgen was er een van de betere soort, een heel assortiment kaas, confituur, twee soorten brood, koffie of thee, het was er allemaal. Ook weer bekenden aan de koffietafel, een familie uit Oostmalle: op doorreis naar de Landes hadden ze Angoulême uitgekozen als tussenstop.  
       Gisterenavond in de late uurtjes ook nog een kamergenoot bijgekregen. Een jonge man uit Poitiers die de tocht naar Santiago de Compostela te voet ondernam. Om een uur of acht gepakt en gezakt de fiets op, door het oude centrum van Angoulême, een steile klim van rond de twintig procent, door een van de straten: geweldig afgezien maar niet van de fiets geweest.
       Even buiten de stad slaan we onze voorraad in voor het middagmaal, de Intermarchés in Frankrijk bieden de fietsende pelgrim alle comfort op dat gebied. Het weer is inderdaad droog, maar het zonnetje laat het voorlopig afweten, voor ons geen probleem. Het fietsen gaat ook vandaag weer vanzelf, in enkele tellen zitten we weer volop in de natuur. Loofbossen afgewisseld met akkers schuiven aan ons voorbij, ook maïs is weer aan het landschap toegevoegd. Na enige tijd priemt de zon door de wolken, en zoals altijd wordt het dan ook direct warm: insmeren is ook nu weer de boodschap.
       We bereiken La Mercerie en Roncenac, een oud stadje uit de Gallo-Romeinse tijd en we maken hier van de gelegenheid gebruik om wat frisdrank en chocolade te kopen, de koolhydraten weet je wel!
       De voormiddag kabbelt rustig verder en plots duikt het dorpje Aubeterre-sur-Dronne op: het ligt mooi op een flinke heuvel en volgens onze gids is er een bezienswaardigheid die de moeite waard is. Dit dorpje bezit twee kerken, waarvan er een is uitgehouwen in de rotsen, de église monlithe ST.Jean uit de 12de eeuw. De oude kapel uit de 6de eeuw vormde toendertijd het begin van de kerk. We houden hier een grote pauze want het is toch middag, en nestelen ons onder een afdakje pal voor de ingang van de kerkrots aan de overzijde van de straat.
       Om twee uur gaat de kerk open voor het publiek en ook van die gelegenheid maken we gebruik om onze culturele bagage aan te vullen. Het bezoek was niet overweldigend maar je staat toch wel even te piekeren over, hoe ze het in die tijd klaar kregen, om een massieve rots uit te houwen, gewelven inbegrepen, waardoor er een heuse kerk ontstond!We hebben ook voor afwisseling gezorgd omtrent de menu voor ‘s middags, kaas behoorde tot de vaste ingrediënten maar sinds kort hebben we daar ook nog gerookte haring aan toe gevoegd. Het smaakt lekker af zoals ze dat zeggen en het is bijzonder voedzaam.
       De siësta is voorbij en dus tijd om de rest van het vredige dorpje te verkennen. De tweede kerk is de romaanse kerk ST.Jacques, ze behoorde bij het benedictijnerklooster van ST.Sauveterre. De voorgevel is het oudste deel en stamt uit de 13de eeuwLangs de kerk loopt de Rue ST.Jacques naar het dorpscentrum. De rit gaat nu verder langs veel loofbossen en varens langs de weg, de zon brandt weer ongenadig en de temperatuur blijft maar oplopen. Borden langs de weg laten ons weten dat we de landstreek “ De Dordogne “ naderen, aan de westelijke kant, met Bergerac aan het begin ervan.
       Ik heb de dordogne op een van onze zomer­vakanties als een zeer mooie streek ervaren en hier is dat zeker ook het geval, we steken deze brede rivier over en voor het eerst kunnen we kennismaken met de specialiteit van de streek namelijk de Foie Grasse. Een paté speciaal gemaakt van ganzenlever. Nog een voorbeeld van de zuiderse trekjes zijn de typische zwarte mutsen die de mannen dragen, we naderen ook stilaan het Franse baskenland, ook het petanque wordt hier druk beoefend.
       De lucht wordt zwoel en de hellingen, met hun beklimmingen, volgen elkaar op, de afdalingen zijn te snel voorbij om van uitrusten te spreken, tenminste voor mij toch!Inmiddels is het 5 uur in de namiddag en een bordje met “ Auberge de jeunesse au 6 km “ is een streling voor het oog. Deze jeugdherberg is ongelooflijk gelegen, omgeven door een paar visvijvers en in een decor waar het paradijs niets bij is, tenminste dat denk ik toch. Onze slaapgelegenheid is er een à la scoutslokalen, eenvoudige houten barakken, ruikend naar muf hout en piepende houten vloeren bij de minste beweging die we maken. Eric valt als een blok in slaap bij het uitproberen van het bed. Ludo en ik besluiten om hem zijn rust te gunnen en we maken van de gelegenheid gebruik om in een dorpje 4 km verder inkopen te doen voor het avondmaal. We hebben een hele keuken ter beschikking en een degelijke spaghetti deze keer zal er wel ingaan, samen met glas wijn heb je elke keer het buikje vol. Terwijl Ludo en Eric aan het kokerellen zijn ga ik een lijntje uitgooien, geleend van de bazin, het vis vangen is bijzaak het toeven aan de waterkant het voornaamste.
       Het avondmaal is deze keer overheerlijk, lekkere saus met speciale kruiden, stukjes vlees en groenten. Als toetje: lekkere geitenkaas met stokbrood, het doet deugd te kunnen eten met de wetenschap dat het teveel aan calorieën er morgen toch weer afgereden wordt. Nog een meevaller vandaag, de bazin stelt ons voor om de was te doen voor de ronde som van 25 FF, wij niet getalmd en dus gretig op het aanbod ingegaan, wat een comfort!Het bedje wordt opgezocht en de tjirpende krekels sussen ons na enige tijd in slaap.

    25-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8e rit: Poitiers - Angoulême 151 km
       Vanmorgen vertrokken uit Poitiers onder een min of meer bewolkte hemel, echter met een ideale temperatuur om te fiet­sen. Om eens aan te tonen dat fietsen in een stad remmend werkt, blijkt uit het feit dat we een uur nodig hebben om de stadsrand te bereiken. Deels omdat in Frankrijk de voor­zieningen voor fietsers niet aanwezig zijn, kost het toch altijd enige moeite om veilig door het verkeer te slalommen. Zo ook deze morgen, toen we op een gegeven moment door een tunnel reden met alleen maar auto’s, je twijfelt er soms aan of je niet verkeerd zit, later zal blijken dat het in Spanje nog erger gesteld is.
       Goed, we zijn de stad uit en het zon­netje heeft alle bewolking opgelost, zodat we genoodzaakt zijn ons in te smeren. Mijn eerste tube is opgebruikt en een verse, met een hogere beveiligingsfactor, wordt aangeboord, dat insmeren was altijd een werkje van lange adem: er mochten immers geen plekjes onaangeroerd blijven, of je voelde ‘s avonds de nare gevolgen.
       Onze tocht gaat vandaag weer langs rustige departementale wegen. We duikelen ook weer een ander departement binnen en ruilen Charante voor Vienne. Steeds groener wordt het landschap en de velden met zonnebloemen overheersen het landschap.
       Onderweg gebeuren er ook toevallige dingen: in een of ander dorpje bevoorraden we ons nog eens met frisse cola.We merken een gezinnetje op: vader, moeder en twee kinderen die ons wat Vlaams overkwamen. Het aangeknoopte gesprek evolueerde van“’t is niet waar “ en “ dat is straf “ of “ wat is de wereld toch klein “..., ik zal jullie nieuwsgierigheid niet op de proef stellen: wat bleek?Deze mensen waren goeie bekenden van Rita, de vrouw van Ludo, zo zie je maar!In deze niet- toeristische streek brachten zij al verscheidene jaren hun vakantie door, midden in de natuur. Onnodig te vertellen dat zij blij verrast waren met deze ontmoeting, ze kwamen van Schelle uit de provincie Antwerpen.
       De hemel werd donkerder en het begon zowaar lichtjes te motregenen. We hadden er niets op tegen, want het hemelvocht zorgde voor enige verfrissing, al was het maar van korte duur.Plots stonden we aan de rand van het stadje Charroux, met in het centrum een oude middeleeuwse overdekte markt. Een eindje verderop de resten van een benedictijnerabdij van ST.Saveur uit het jaar 1096. Het was een pleisterplaats voor pelgrims, van de restanten zijn vooral de kloostergang en de kapittel­zaal nog te zien, alsook de enorme, met veel bogen gebouwde toren die boven alles uitsteekt. Charroux was een bedevaartsoord dat in de middeleeuwen, onder andere Santiago-pelgrims aantrok.
       Vanaf Charroux wordt het landschap weer glooiend, met een hellinkje af en toe ter afwisseling. Veel velden, en enige wijnbouw volgen elkaar weer op, met daartussen weer die rustige vriendelijke dorpjes. In een van die dorpjes met name in ST.Amant-de-Bonnieure besluiten we om onze drinkbussen nog maar eens te vullen op het kerkhof, maar... wat smaakt dat water afschuwelijk. Een vriendelijke dorpsbewoner probeert ons ervan te overtuigen dat het water drinkbaar is, maar we verkiezen voor alle veiligheid onze drinkbussen leeg te kieperen, buikklachten kunnen we namelijk missen als kiespijn! Het heeft ons wel geleerd om voortaan eerst het water te proeven, vooraleer onze bidons leeg te gieten.
       De hemel wordt bedenkelijk donker als we in de buurt van Rouelle-sur-Touvvre, een voorstadje van Angoulême, aankomen. Een blik op onze fietscomputer vertelt dat we de 1000 ste km gepasseerd zijn, dat moet gevierd worden met een feestmaaltijd dachten we zo! Al fietsend richting Angoulême vallen de eerste regendruppels, met onze boodschappen voor het avondeten, tesamen met een paar flessen wijn aan het stuur, belanden we drijfnat in de jeugdherberg, het was immers plots en hevig beginnen onweren.De keuken van de jeugdherberg was wegens verbouwingen niet bruikbaar, maar we mochten wel beschikken over de microgolf. Zo kwam het dat ik de eerste keer in mijn leven, spagetti heb gegeten die bestond uit aan elkaar geklit deeg, verdund met tomatensaus, onze feestmaaltijd. Geen van ons tilde zwaar aan zulk soort tegenslagen, omdat de bijgeschonken wijn altijd heerlijk smaakte!
       Na het avondmaal was de eerste karwei onze spullen te drogen hangen op de slaapkamer, onze drooglijnen deden op die momenten uitstekend dienst, wie er ‘s nachts uit moest zat gegarandeerd verstrikt in in de kleren.
       We delen de kamer met een jonge Bretoen, die per fiets op weg was naar z’n tante in de Pyreneeën, hij geeft ons goede moed: morgen begint de dag niet zonnig maar droog, voor de afwisseling mag het zonnetje eens forfait geven, ons lichaam krijgt dan eindelijk eens de gelegenheid om af te koelen.

    24-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7e rit: Chateau-Renault - Poitiers 159 km
       Deze morgen waren we vroeg uit de veren, voor een trip van 150 km. We volgen een stuk het riviertje “De Brenne”: het is rustig fietsen en de wijnranken beginnen een vast onderdeel van het landschap te worden, alhoewel het nog van een bescheiden omvang is. De omgeving wordt ook steeds groener en aan de temperatuur te oordelen, zo vroeg in de morgen, komen we meer en meer in de zuiderse sfeer. We merken het trouwens aan de ronde vorm van de dakpannen, geen echt rode kleur: een beetje provençaals dat wel. We zakken steeds meer af richting Tours, en wat telkens opvalt in streken met een lage bevolkingsdichtheid, is dat zo’n stad er plots is. Het is niet zoals bij ons, waar je in Brasschaat al voelt dat je Antwerpen nadert: het vergaat ons nu ook, vanop een heuvel zien we Tours. Tours is vanouds een verzamelplaats van pelgrims, omdat in deze stad de verschillende pelgrimsroutes samen kwamen.
       Hier is het begin van de meest westelijke route naar de pyreneeën. We fietsen de stad binnen over “Le Pont Suspendu”, de voetgangersbrug (en fietsers) over de Loire in het centrum, vlakbij de kathedraal. Een prachtig uitzicht hebben we hier op deze machtige rivier, die Frankrijk middendoor klieft.Er is een gezegde, dat de zuiderse temperaturen beginnen als je over de Loire bent, we geloven trouwens dat het zo is want het wordt weer warm!  
       Toch even halt houden bij de gotische kathedraal ST. Gatien uit de 12de en 16de eeuw: het is weer een impossant bouwwerk, binnenin is de tijd ook hier weer blijven stilstaan. Kunstige beelden en kleurrijke glasramen, geven het interieur een majestieuze aanblik. Ik heb al gemeld dat het landschap geleidelijk overging naar wijnbouw en zo komt het, dat hier in Tours, het wijnmuseum van Touraine ondergebracht is in de kelders van St. Julien: een voormalig klooster uit de 14de eeuw.
       Terug op de fiets en slalommend door het drukke verkeer komen we aan de zuidelijke stadsrand, op een rotonde moet ik al mijn stuurmanskunst bovenhalen om niet te worden overhoop gereden door een haastige Française. Onze routebeschrijving geeft wegen aan langs de pelgrimsplaatsen, door een heuvelend landschap en vanaf Nouâtre door het dal van de Vienne. Ik moet hier weer in herhaling vallen als ik zeg dat dit Viennedal een oase van rust is en het fietsen aangenaam maakt.
       We komen nu echt in Zuid-Frankrijk, als Noordwest-Frankrijk gekenmerkt wordt door vooral gotische bouwstijlen, dan zijn er hier al voorbeelden van romaanse bouwstijl: kleine vensters met ronde bogen, grote portalen die zo groot gemaakt werden om de Compostelagangers onderdak te bieden. Terzijde van de route, in Ingrandes, heeft de kerk van St. Petrus en Paulus deze kenmerken, naar het schijnt zijn er ook nog heel oude graven te zien. We naderen Châttellerault, in de oude stad ligt de kerk van St.Jacques uit de 12de en 13de eeuw, lezen we in onze routebeschrijving.We houden hier een pauze en voor het eerst voel ik dat de benen minder vlot ronddraaien. Mijn eigen schuld, want ik heb het eten deze middag wat verwaarloosd, niet dat ik niet gegeten heb, maar onvoldoende. Ergens op een terrasje, in dit gezellige stadje, heb ik de fout hersteld, ongelooflijk hoe snel je lichaam recupereerd! De kelner vraagt nieuwsgierig waar we vandaan komen en of we toevallig pelgrims naar Santiago de Compostela zijn, die hier morgen het feest van ST.Jacques komen mee vieren. Spijtig, want het is een feest dat met veel luister en festijn wordt gevierd: ons strikte tijdschema laat het bijwonen van deze huldiging niet toe.
       Het beeld van St.Jacques in de gelijknamige kerk, is er een in volle pelgrimsuitrusting, er ligt een boek waarin iedere pelgrim wat kwijt kan, en ook wij schrijven een kleine boodschap voor degenen die na ons pelgrimeren. Onze tocht gaat verder, toch is er nu enige vermoeidheid te bespeuren bij ons drieën.
       De vooropgestelde 150 km zullen er een tiental meer worden en met dit heuvelachtig traject, met zijn korte maar felle beklimmingen op sommige momenten, kruipt dat niet alleen in de kleren. Na wat speurwerk komen we terecht bij de jeugdherberg, een professionele bedoening. Wij ontmoetten er drie Australiërs op doorreis in Europa en een Amerikaanse Hongaar uit New York, die ook op onze kamer logeerde. Hij was vol bewondering voor hetgeen we presteerden en moest er ook alles over weten. Ook de recente Belgische gebeurtenissen in verband met de verdwenen meisjes stond in sommige New Yokse kranten, lang en breed uitgesmeerd. Op zijn vraag of zulke dingen in België orde van de dag zijn heb ik een en ander gerelativeerd.
       De avondmaaltijd was eenvoudig maar krachtig: rijst met twee flinke stukken vis en een portie gemengd fruit als nagerecht. Vandaag voor het eerst de zuiderse krekels horen tjirpen, voor ons nog maar eens het teken van zuiderse invloeden. Na het eten nog wat gebabbeld met de jongste der Australiërs, hij was wat ongelovig over het feit dat we in drie weken ongeveer 2400 km fietsten: in Australië was fietsen een eerder marginale bezigheid, enkel de mountenbike werd in en rond de steden gebruikt. Het populairste vervoermiddel is daar dan ook het vliegtuig.
       De zon zakte weg achter de horizont en we besloten ons bed op te zoeken, na zulke zware dagen wat het aantal kilometer betreft, waren we al na vijf minuten in dromenland.

    23-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6e rit : Chartres - Chateau Renault 145 km
       De nacht heeft ons goed gedaan, alhoewel het warm was op de kamer. Een stevig en uitgebreid ontbijt gaf onze spieren weer nieuwe brandstof.        Fietsend langs de Eure ontwaakt Chartres langzaam om de nieuwe dag te begroeten: we zijn op zoek naar de Pont Guil­laume. We steken deze oude middeleeuwse brug over en in een mum van tijd bereiken we de rand van de stad. We fietsen in zuidelijke richting, over rustige communale wegen dwars door de velden waar nu toch een verhoogde activiteit van oogsten aanwezig is. Het is in deze streek vooral koolzaad, erwten en tarwe. De route die we volgen wordt na een poosje echt idyllisch.
       We rijden in het dal van de Loir (niet te verwarren met de Loire). Een hele poos rijden we pal naast de rivier, overal aan­legsteigertjes voor bootjes. De hengelsport wordt ook hier weer druk beoefend. Na een 40 tal kilometer fietsen komen we in Bonneval, een oud stadje aan de Loir. De ringgracht met haar bruggen en vooral de stadspoort geven een oeroude indruk. Ze dateren uit de 12de en 13de eeuw, je komt Bonneval binnen langs de kapel van de heilige St.Michel door de Porte St Roche uit de 15de eeuw. Als je voor het water blijft ben je in de Rue de fosses St.Jacques. Deze straatnaam geeft aan dat in vroegere tijden reeds pelgrims onderweg waren naar Compostela. Het wordt heet, liters water worden er gedronken en de kerkhoven kunnen niet dicht genoeg bij elkaar liggen om fris water te tanken. Ik weet niet hoe het komt en wat ik er van moet denken, maar vandaag voel ik steeds meer, dat mijn fiets een trouwe bondgenoot is. Hij doet het tot hiertoe uitstekend! Nog geen enkele lekke band of enig ander technisch ongemak konden we ervaren maar dat kan nog komen, misschien wel meer dan we tot nu toe denken.
       In Chateaudun besluiten we om er een uurtje af te nijpen om te eten. Onder de platanen bij de kerk vinden we de geschikte accomodatie, rustig en lommerrijk. Het rommelt in de verte en een plaatselijke bewoner zegt dat er orage op komst is, onweer kunnen we eigenlijk wel missen: het is echter loos alarm, ik zou er niet van geschrokken zijn als het zo geweest was, want het is drukkend warm. Chateaudun is een groot dorp, in 1723 na een grote brand terug opgebouwd. Alleen het kasteel en drie romaanse kerkjes waren over. De route voert ons nu verder langs de Loir, over de D31 langswaar grotten te bezichtigen zijn met een totale oppervlakte van één hectare.
       Op dit stuk langs de Loir is het dal bijzonder pittoresk, fris groen en schilderachtige huizen. Het dorpje Douy waar we langs komen bezit nog een authentieke watermolen met alles erop en eraan. In Montigny-le-Cannelon, hoog op de oever van de rivier, ligt het majestueuze “ Chateau du Prince-Duc de Montmorency-Laval “.Een hele mond vol, dat wel, maar ontzagwekkend!We naderen, na 101 kilometer fietsen de stad Vendôme. De bedoeling was om hier halt te houden, maar we besluiten om door te rijden, wegens: “ te vroeg om te stoppen “. De terrasjes zien er echter aanlokkelijk uit en dat laten we dan ook niet voorbij gaan zonder een frisse limonade. Waarom geen pintje hoor ik jullie al vragen, wel daar is een eenvoudige verklaring voor: bij de inspanningen die wij dagelijks leveren hoort een voldoende hoog suikergehalte, en dat voel je ook, wanneer je suiker tekort hebt, limonade of een cola werkt dan direkt.
       De patron is een gemoedelijke Fransman, bij het neerzetten van de glazen zegt hij lakoniek “ alstublieft “, op mijn vraag waar hij dat nette Nederlands bovengespit heeft, antwoordt hij: “ van de vele Vlaamse pelgrims natuurlijk “. Het is echter nog niet alles: het blijkt dat hij ook nog een heel assortiment Belgisch bier in huis heeft!Palm, Hoegaerden, Trappist, Rodenbach, Stella... noem maar op, hij had het.Ik kreeg er trouwens nog een bierkaart, die wij in België nog niet gezien hadden en die ik achteraf op mysterieuze wijze ben kwijtgespeeld.
       Terug op de fiets door het toch wel drukke Vendôme op weg naar Chateau Renault, de eindhalte voor vandaag. Het gebied tussen Vendôme en Chateau-Renault is er een van landbouw, alweer graan, maïs en andere. Ook enkele geiten­boerderijen opgemerkt, met telkens een plakaat: “ Vendre direct, fromage de chievre “ (geitenkaas te koop vers van de boerderij).
       Algauw bereiken we Chateau-Renault, met nog een paar pittige beklimmingen vooraleer we in het centrum aankomen. Chateau-Renault is van ouds een centrum van de leerindustrie, de middeleeuwse poort dateert uit de 14de eeuw en oogt indrukwekkend. Het lijkt voor jullie misschien eentonig als ik elke keer weer de middeleeuwen moet vermelden, maar ik kan niet anders: dit land heeft zoveel te bieden als het over oude steden en gebouwen gaat. Ik vind het trouwens zeer interes­sant en boeiend, spijtig dat mijn vrouwtje dit allemaal moet missen want ook zij is te vinden voor wat geschiedkundige bagage. We laveren wat door het kleine stadscentrum op zoek naar een camping Municipale (Gemeentelijke camping), die we redelijk vlot bereiken. Het is een comfortabele camping, ruimte zat en op een paar minuutjes van het centrum.Een degelijke wasplaats, dat is nodig want alle drie moeten we orde op zaken stellen: een T-shirt, één paar sokken, twee onderhemden..., wat zal ik morgen weer bekijks hebben. Hier lijken er ook een paar gezellige restaurantjes te zijn: ons Paula heeft gezegd dat ik een grote jongen moet zijn en goed moet eten en drinken, dat is niet in dovemansoren gezegd.Nog geen uur later zitten we aan tafel, we bestellen een menu van het huis, volgens Ludo altijd kwaliteit gewaarborgd!Dag jan!Ons Paula zal ons verblijf in de provence nog wel herinneren, in Ampus hebben we ooit worst gegeten die samengesteld was uit ingewanden. Juist, deze menu van het huis bestond uit worst van ingewanden met groenten en aardap­pelen. Nu ben ik van nature uit geen viesbek, maar ook deze keer heb ik alles verorberd met lange tanden. Maar het dient gezegd, alles was voortreffelijk en netjes klaargemaakt, vooral de wijn maakte veel goed. Nog een kleine wandeling door de straten van het dorp vooraleer we ons tentje gingen opzoeken.
       Dat tentje was goed, als we alle drie bleven liggen, maar o wee als er ‘s nachts iemand begon te draaien en te keren. Je werd er wakker van en dan duurde het weer een tijdje eer je het slapen weer te pakken had. Voor morgen hebben we afgesproken om ineens tot Poitiers te rijden zo’n 140 km. Benieuwd hoe het de Zeeuwen vergaan is..., we hebben ze niet meer gezien.

    22-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5e rit : Oinville - Chartres 88 km
       De zon staat deze morgen weer hoog aan de hemel, het belooft warm te worden. Na de gebruikelijke gewoon­ten van opstaan, wassen en ontbijten worden de (fiets)paarden gezadeld. Toch even vermelden dat dit elke keer toch de nodige tijd in beslag nam, er moest namelijk op gelet worden dat alles stevig vastgesjord zat: het zou niet de eerste zijn, die tijdens het fietsen wat tussen de spaken kreeg, met alle gevolgen vandien! De zon hoog aan de hemel?Geloof het of niet, maar op ander­half uur tijd heeft de zon plaatsgemaakt voor een on­doordringbare mistbank, maar dan een van de grote soort.
       Zonder ontbijt op de fiets, Oinville had op gebied van winkels niets te bieden. In Mézieres, het volgende dorpje, naar de Super Marché: stokbrood, kaas, worst, yoghurt, chocolade, bananen en appelsienen gekocht. Dit alles hebben we, samen met wat goed humeur, ergens op een bankje verorberd. Na dit stevig ontbijt op naar het volgende dorpje, zo gaat het trouwens aldoor, oef... enkele korte maar steile beklimmingen. De landschappen zijn onvergetelijk mooi, graanvelden en kool­zaadvelden worden hier en daar al geoogst.
       Toch al wat afwis­seling in het landschap: loofbomen, weiden en maïsvelden beginnen tot de ingrediënten te behoren, maar graan en nog eens graan is de hoofdmoot!We fietsen door het departement “ Ile De France “ met een fraai uitzicht over het dal van de Vesgre. Het is middag en dus tijd om een hapje te eten. We verkiezen een lommerrijke plaats in een dorpje voor de kerk. Eigenaardig, maar daar was het altijd goed toeven, gewoonlijk was daar wel een of ander te beleven, zoals deze keer toen een mevrouw haar auto parkeerde bijna op het kruispunt, om naar de bakker te gaan. Geen enkele automobilist, die daardoor gehinderd werd, nam haar dit maneuver kwalijk.
       Onze vorstelijke maaltijd zat er weer op. Maar wat was het warm, we fietsten letterlijk van het ene kerkhof naar het andere, telkens weer om dat frisse water in onze drinkbussen te krijgen. De hitte zinderde trouwens over de graanvelden. Plots doemt voor ons het pittoreske dorpje Maintenon op, met een prachtig kasteel als blikvanger. Lodewijk de XIV is hier in 1683 in het geheim gehuwd met Madame de Maintenon, nadien werd hij een devoot katholiek. Interessant zijn de ruïnes van een aquaduct uit 1640, in een kanaal dat 110 km lang moest worden, om de tuinen van het kasteel van Versailles van water te voorzien. Heel in de verte, twee torens die steeds groter worden. Chartres, de laatste halte voor vandaag, bij het binnenkomen van de stad verwijzen al direct de wegwijzers naar de jeugdherberg. We zijn vroeg, het is pas half vier, ruim de tijd dus om deze alweer middeleeuwse stad met een bezoek te vereren. Maar eerst de jeugdherberg, normaal vanaf 17 uur geopend, doen we toch een poging om onder de pannen te geraken. Het lukt, ruime, luchtige en moderne kamers, nogal een verschil met de vorige maar bijlange niet zo charmant. Het allernoodzakelijkste hebben we uit de fietstassen genomen, gedoucht (dat was bijna levensnoodzakelijk) en wat frisse kleren aangetrokken. Op die momenten waren we als herboren, dan konden we weer bergen verzetten.
       Een rustige wandeling naar het stadscentrum ver­duidelijkte ons dat de hitte had toegeslagen. Op de fiets hebben we daar geen erg in, er is altijd wel een briesje dat voor de nodige verfrissing zorgt, maar hier in de nauwe inges­loten straatjes komen we erachter dat de zomer zijn intrede gedaan heeft.
       De middeleeuwse stad Chartres geeft een spontane indruk, overal zijn de terrasjes druk bezet. Gelegen aan de Eure was deze middeleeuwse stad ooit de hoofdstad van een graafschap.De oudste kerk werd door de Vikingen verwoest en in 1194 werd de oude stad volledig door een brand in de as gelegd. Kort daarop begon men op dezelfde plaats met de heropbouw van een nieuwe kathedraal in een Gotische bouwstijl. Deze bouw­wijze bood meer ruimte aan de toenemende stroom bezoekersIn de Kathedraal bieden 176 glasramen een van de meest complete middeleeuwse verzamelingen.T elkens als ik bij zo’n bouwwerk kom vraag ik mij altijd af hoe het mogelijk was, om met de primitieve middelen die er in die tijd waren, zulke kunstwerken te realiserenRondom de kathedraal, die het middelpunt is van het oude centrum, gonst het van bedrijvigheid en... van de toeristen. In de oude straten zijn nog authentieke huizen, als stille getuigen uit lang vervlogen tijden. We besluiten om hier eens uitgebreid te eten, voor ons betekent dat niets speciaals maar wel met een flesje wijn erbij. Uiteindelijk hebben we tot hiertoe pover geleefd, wat niet wil zeggen dat we honger geleden hebben, dat is nog wat anders.
       Ik merk op dat in het gedrag van de plaatselijke bevolking steeds meer zuidelijke trekjes komen bovendrijven, of is het spelen van petanque niet zuiders misschien? In Chartres weten ze er klaarblijkelijk alles van, ze kunnen er heethoof­dig in opgaan die Fransen. Voldaan om al dat moois kuieren we huiswaarts, het is inmid­dels beginnen schemeren en de schijnwerpers geven een uit­zonderlijk mooi zicht op het beneden liggende, oude stadsgedeelte. Ook de rivier die de stad doorkruist is een schouwtoneel, verschillende kunstenaars hebben hier hun artistieke kunde ten toon gespreid door allerhande objecten in het water te leggen. Abstracte voorwerpen, maar ook taferelen met poppen, gemaakt van isomo en kunstig geschilderd, zijn de moeite waard. De jeugdherberg ligt op een heuvel en vanop het terras geniet ik van een wondermooie zonsondergang. Met ons drieën bekijken we de route voor morgen, 105 km naar Vendôme... dromerig staren we op de landkaart, eigenaardig gevoel: het op voorhand al weten dat de rit weer boeiend en mooi zal zijn.

    21-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4e rit: Ourscamp - Oinville 144 km
       Vanmorgen weer afscheid genomen van Marleen en Kees.Het is mistig en nevelig weer.In het tentje was het een beetje krap, maar voor een bedrag van 13 FF de nacht doorbren­gen? Wees eerlijk, het kon slech­ter. We hebben trouwens uitstekend geslapen!
       Om 10 uur komt de zon erdoor, en in Remy besluiten we om een flinke kop koffie te drinken, in een nog slaperig cafeetje met een overigens vriendelijke waardin achter de toog. Ik moet zeggen tot hiertoe is de conditie goed, zeer goed zelfs. Maar we zijn er nog lang niet, tot op heden hebben we 428 km afgelegd. Na deze korte pauze nog vlug even insmeren, want we voelen dat het steeds warmer wordt.
       Op enkele kilometers van het dorpje Mérare bemerk ik in de verte een enorme boerderij, maar dan van het soort dat voor een kasteel niet moet onderdoen.Ik stap af om dit prachtige domein, want dat was het, op de gevoelige plaat vast te leggen. Terwijl ik moeite deed om een en ander te fotograferen, zag ik iemand wenken om tot bij hem te komen. Op mijn vingers fluitend naar Ludo en Eric trok ik de grote poort open, benieuwd naar wat dit plotse intermezzo te bieden had. De man vroeg waar we vandaan kwamen, en wat bleek? Hij was ook een Vlaming, maar dan een die hier in Frankrijk geboren en getogen was. Zijn grootouders waren immigranten uit het West-vlaamse dorpje Bellem en zoals vele vlamingen in die tijd zochten zij werk in Frankrijk. Hijzelf was zijn ouders op­gevolgd op deze hereboerderij en zorgde voor de dagelijkse gang van zaken. De eigenaar, een rijke Franse zakenman, bemoeide zich niet met de landbouwactiviteiten en kwam hoogstens in de zomermaanden eens op bezoek. Een fotoalbum bezegelde zijn verhaal en zo kwam het dat we die dag een halfuurtje langer op de fiets zaten, maar het was de moeite waard. Nog even vermelden dat we ook de stad Compiègne gepasseerd zijn, sommigen herinneren zich de lessen geschiedenis nog wel, waarin stond dat Hitler de capitulatie van Frankrijk ondertekende in een treinwagon in de buurt van Compiègne.
       Steeds meer kilometers worden onder de wielen weggereden: vandaag ook voor de eerste keer dat we verdomd zware hellingen moeten nemen, echte kuitenbijters zoals in de volksmond gezegd wordt.Elk dorpje straalt rust uit, niemand op straat en... voor ons fietsers belangrijk, weinig of geen verkeer. Vandaag ondervinden we ook, dat de tip die we van voorgangers gekregen hebben, geen prietpraat was. Het is namelijk zo dat er op elk kerkhof in Frankrijk vers leidingwater te vinden is!
       Het is warm vandaag en we besluiten om de proef op de som te nemen, om te zien of dat verhaal klopte en wees gerust toekomstige pelgrim: van de dorst kom je niet om in Frankrijk, zelfs niet in de verst afgelegen gebieden. Liters water hebben we vandaag gedronken want het was warm, heet zelfs.
       De dag loopt weer op zijn einde, en na enig zoekwerk zitten we op de weg naar Oinville, ten noorden van Parijs, waar we hopelijk in de plaatselijke jeugdherberg terecht kunnen. Het vergt nog een stevige klim en we moeten alle registers open trekken om, zonder te moeten afstappen, op onze eindbestemming te geraken. De jeugdherberg “ Relais Randonnée “ is nog echt en letterlijk een jeugdherberg! We vallen midden in een groep scouts die hier hun kamp doorbrengen. De slaapruimte die ons toebedeeld wordt is ruim zat, en we voelen ons hier meteen thuis tussen het nieuwsgierige jonge volkje. Enkel het uitdelen van handtekeningen ontbrak er nog aan toe we vertelden wat onze plannen waren.
       Terwijl de twee jongsten zich ontfermden over het avondmaal profiteer ik van de gelegenheid om een wasje te doen, een T-shirt, een paar sokken en een koersbroek gingen het sop in. Zo kwam het dat ik regelmatig bekijks had tijdens het fietsen, mijn wasje hing altijd te drogen op mijn fietstassen. Zoals ik al meldde, deze jeugdherberg was echt: een ouderwets Frans optrekje, ruikend naar eeuwen oud hout en zonder enig comfort. In de tuin maakten heesters, klimop, rozen en hier en daar wat kruiden de sfeer van vroeger. De invallende duisternis maakte er ons op attent dat de tijd van slapengaan was aangebroken. De avonden vliegen voorbij, elkeen van ons heeft wat om handen, voor mij zijn mijn dagelijkse nota’s en vooral het invullen van mijn dia’s noodzakelijk.

    20-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3e rit Cambrai - Noyon (Ourscamp) 117km
       Vanmorgen afscheid genomen van onze Zeeuwse vrienden en ons kompas ingesteld op Noyon. Het weer is goed vandaag,zelfs in die mate dat we besluiten om toch maar in te smeren,tegen de branderige zonnestralen. Een omleiding in een dorpje bracht ons op een echte ouderwetse brocante markt, waar allerlei oude spulletjes te koop werden aangeboden. Steeds verder fietsten we van dorpje tot dorpje, door het mooie Picardië, de graanschuur van Frankrijk. Langs een rustig jaagpad, naast het “ Canal du St Quentin “ naar de bron van de Schelde. De heuvels worden inderdaad wat pittiger,dit schreef één van onze voorgangers.
       Voor het eerst wordt ons versnellingsapparaat gebruikt om naar wat kleiners over te schakelen. De Schelde is hier nog maar een zielig beekje,maar wel mooi! Nogal een verschil met de smeerpijp in de buurt van Antwerpen. Het dal waar we doorheen fietsen kruist bij Les Rues-des-Vignes,Honnecourt en Venduile het Canal du St Quentin,in de tijd van Napoleon werden hier al een soort van tunnels gegraven,waar de schepen ook nu nog doorheen varen. Tussen Le Chatelet en Riqueval,op een paar kilometer van onze route, zijn deze vaarsloten zelfs wel vijf kilometer lang. We rijden nu langs de voormalige abdij van Vaucelles,het was vroeger een cistercienzerklooster,nu grotendeels een ruïne met een kerk uit de 13e eeuw.
       In het dorpje Gouy en op één kilometer van het kleine centrum komen we aan de bron van de Schelde.Ze is wat van de weg gelegen, maar we besluiten om toch maar een bezoekje te brengen, al was het maar om te controleren of onze onderwijzers vroeger in de lagere school, niet gelogen hadden! De plaats is echter een vuile bedoening, want wees eerlijk; als je van een bron spreekt stel je je toch iets borrelend voor, met zuiver en helder water! Er is wel een gedenksteen opgesteld, een gift van de stad Antwerpen aan Gouy. Terug op de route zien we weer een verlaten abdij, het is de ruïne van een Premonstratenzer abdij of ook wel Norbertijnen, genoemd naar hun stichter.
       In Estrées wordt de D 932 overgestoken, van oorsprong een Romeinse weg. Estrées is een verbastering van het Latijnse Strata, wat weer afgeleid is van de Romeinse aanduiding voor heirbaan.Tussen Joncourt en Levergies ligt het hoogste punt van deze etappe:150 m. Hier ligt de scheiding tussen de Escaut(het Franse woord voor de Schelde) en de Somme.Het laatste stuk naar St Quentin loopt over een wat bulterig jaagpad, om op een gemakkelijke manier de stad te bereiken. St.Quentin is een levendige stad met ongeveer 70000 inwoners, als pelgrimsstad tot bloei gekomen rond het graf van ST. Quentin: een martelaar uit de 3e eeuw.Het stadhuis uit het jaar 1500, in gotische stijl, ligt aan het autovrije plein. Met zijn vele terrasjes rondom, toont het nogal wat Vlaamse trekjes. We besluiten om hier een stukje van de middag door te brengen en onze knapzak op te peuzelen.
       Het heeft weer gesmaakt en we vervolgen de tocht richting Noyon. De duivenmelkers onder jullie zullen wel weten, dat hier verschillende duifjes gelost worden en richting huiswaarts vliegen. De route loopt nu door de groene rand van de rivier La Somme, prachtige oevers nopen ons om er even bij stil te staan en te genieten.De hengelaars laten mij het water in de mond komen, als verwoed visser begrijp ik volkomen de Bij Artemps beginnen de nog steeds uitgestrekte akkerlanden van graangewassen in dit gebied.Na enige tijd fietsen komt Noyon in zicht.
       Deze stad werd al in het jaar 531 ges­ticht,met de vestiging van de bisschopszetel St. Médard.Voor de 9de eeuw stond er al een kathedraal, waarin Karel de Grote werd gekroond.Al fietsend door de straatjes van de oude stad bemerken we een opvallend gebouw, voor het grootste gedeelte opgetrokken uit verweerd hout dat de tand des tijds echter wonderwel heeft doorstaan. Napluizen in onze gids leert ons dat het hier gaat over een bibliotheek die nog in zijn oorspronkelijke staat is gebleven: een prachtig gebouw.Het is rond 4 uur in de namiddag en het leek ons de moeite om er hier een streep onder te zetten voor deze dag, dachten we, want na enige inlichtingen kwamen we er achter, dat in Noyon geen jeugdherberg te bespeuren viel.Dan maar weer de fiets op, richting Ourscamp, waar een camping was.Dit stukje traject van zeven kilometer was weer een juweeltje wat natuur betreft, de naar hars ruikende, gemengde bossen deed ons met volle teugen genieten.In Ourscamp passeerden we weer een ruïne van een cistercienzer abdij uit de 12de eeuw,alleen de “ Salle des morts “ uit de 13de eeuw is overeind gebleven.
       Na enige tijd bereikten we de camping “ La montagne “, een deugddoende douche en een simpele maaltijd van fritjes met worst gaven mij een zalig gevoel. Voor ons tentje nog wat nakeuvelend over de voorbije dag, kregen we plots weer die aangename verrassing.Daar verschenen als uit de hemel gevallen, onze Zeeuwse vrienden: vlug de fiets op, snelde Ludo naar het dichtsbijzijnde winkeltje en hebben we met z’n allen genoten van een paar flessen wijn.

    19-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2e rit Geraardsbergen - Cambrai 133km
       Ik heb vannacht, als naar goede gewoonte, zeer goed geslapen. Het wekkertje riep om 7 uur en na een verkwikkende douche, een ontbijt met grof brood, beleg en confituur waren we klaar voor de start. Het regenen was sinds gisterenavond opgehouden en na een paar kilometer besloot ik zelfs om mijn trainingsvest uit te doen, de zon was aan de hemel verschenen en zodoende was dat voor deze jongen al voldoende om in te grijpen. We reden door hartje Geraardsbergen ;op zoek naar het jaagpad dat weer langs de Dender leidde. In Deux-Acren steken we de taalgrens over en voor de fietser is dit de overgang van goed bollend asfalt naar een grindpad dat, wat de kwaliteit betreft, toch iets te wensen overlaat.angs Lessines met zijn Abdij-gasthuis van O.L.Vrouw met de roos (gesticht in 1242) gaat de tocht naar Tournai (Doornik)langs een heuvelachtig, rustig landschap en slaperige dorpjes. Plots doemt de kathedraal op, met de typische vijf torens...,Doornik. Voor mij geeft de stad niet wat ik er van verwacht had,enkel het kleine oude centrum kon mij bekoren. Het is weer middag en dus tijd om een kleinigheid te eten. Wat er bij mij altijd ingaat is een broodje smos, mijn vrouwtje zal dat niet ontkennen.
       Terug op de fiets,richting Franse grens ontluiken schitterende vergezichten en landschappen. Wat opvalt is de stilte in elk dorpje dat we passeren. We fietsen weer over een jaagpad langs de Schelde en echt opvallend, het water is hier merkelijk properder dan in de contreien waar we vandaan komen. Prachtige groene wieren groeien er in het water tot tegen de oevers.Toch ook hier en daar wat minder fraaie uitzichten, de oude kalkovens zijn nog de stille getuigen van hoe het vroeger was. Bij Remegies steken we de grens over en vanaf nu volgen we de D 327. Onze Belgische frankskes worden opgeborgen om plaats te maken voor de Franse.
       In de late namiddag komt Cambrai of Kamerijk in het oud vlaams, in zicht. Tijdens de lichte afdaling rijden we een koppel per fiets voorbij en een eindje verder zeg ik tegen Ludo, “ dat zijn volgens mij Hollanders “; er wordt eens mee gelachen, maar op dat moment hebben we er nog geen erg in dat we deze mensen nog een paar keer gaan ontmoeten. De stad Cambrai geeft een gezellige indruk, tenminste nadat we na enig zoeken de jeugdherberg hadden gevonden. Het is een oude Romeinse plaats tussen Boulogne, Keulen en Straatsburg. Er is een oude stadspoort (Porte de Paris) uit het jaar 1300 met ook nog de resten van oude stadsmuren. Vanaf de tijd van de Capetingers was Cambrai een belangrijk bedevaartsoord, en bezat de stad al een bisschopszetel.Herinner je nog het koppel dat we op weg naar Cambrai voorbijstaken? Tijdens het avondeten in de jeugdherberg,- op het gazon overigens want het was goed weer,- komen ze plots opduiken. “ Goedenavond, nou wij hebben wel de Nederlandse identiteit “ vertellen ze, “ maar we worden toch liever vereenzelvigd als Zeeuwen “. Er ontspon zich een gezellig gesprek en wat bleek? Hij was Kees Raes, broer van Jan, ex-beroepsrenner en nu sportbestuurder van een wielerploeg. Zijn vriendin Marleen was een Kortrijkse en door omstandigheden in Hulst aanbeland. Enfin, na het eten hebben we nog wat gebabbeld over van alles en nog wat, en voor we het wisten was het alweer bedtijd.

    18-07-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1e rit Essen - Geraardsbergen 128km
       Om 5 uur wakker geworden van een stortbui,dat belooft.De avond tevoren was alles al ingepakt en de fietstassen zaten al op de fiets. Een normaal ontbijt en verse koffie geserveerd door vrouwtje Paula moesten mij tot de middag overeind houden. Ik had een afspraak met de collega’s om 7.45u aan het pleintje in Kalmthout waar eens de St Jacobskapel stond.De tijd ging vlug deze morgen en voor ik het wist moest ik afscheid nemen,voor tamelijk lang voelden we, maar kom er gebeuren erger dingen op deze wereld niet? Nog een kusje,de fiets op,en voor de bocht... nog even een hand opsteken naar het vrouwtje. Plots realiseerde ik mij dat onze langverwachte tocht,op deze vroege morgen,een aanvang had genomen. Ik fietste gemakkelijk,het was ook al geruime tijd opgehouden met regenen,alhoewel de lucht een sombere dag voorspelde.
       Mijmerend fietste ik naar Kalmthout waar nog enkele collega’s ons vertrek wilden meemaken, tenminste zo dacht ik. Want daar aangekomen bleek er een heus comité op de been gebracht.Zonder dat we daarvan op de hoogte waren ijverden een aantal enthousiastelingen van Kalmthout, voor de heroprichting van de ter ziele gegane St. Jacobskapel. Zelfs de pers was opgetrommeld, en zo komt het dat sommigen onder U reeds ‘s anderendaags onze plannen in de krant konden lezen. Na het gebruikelijke ceremoniëel van afscheid nemen,begon onze tocht nu echt. Vlug naar het gemeentehuis van Kalmthout om alvast onze eerste stempel op onze geloofsbrief in ontvangst te nemen.Volgende halte was het Antwerpse stadhuis, waar we van Mieke Vogels (goeie kennis van Ludo) een vers tasje koffie kregen aangeboden en natuurlijk ook weer een stempel op onze geloofsbrief. Op die geloofsbrief kom ik in mijn verhaal ten gepaste tijde terug. Via de Imalso fietstunnel ging de tocht langs Burcht, Weert en Mariekerke naar St Amands.Tijd om m’n smosbroodjes te verorberen, het was tenslotte bijna middag en de veerboot over de Schelde vertrok pas om 12.30 uur.Inmiddels werden ook de hemelsluizen opengezet, in de gietende regen bereikten we de overkant.
       De rit verliep vanaf nu in de regen, via Dendermonde en Aalst, en daartussen mooie idyllische dorpjes. We reden over een ongelooflijk prachtig fietspad langs de oever van de Dender.We passeerden kleine, eeuwenoude sluizen.Stuk voor stuk zijn het foto’s voor postkaarten.De dag liep op zijn einde, en voor we het wisten stonden we op het erf van de jeugdherberg“ ‘t Schipke “ in Geraardsbergen.Een ruime kamer met stapelbedden, een nette WC en douche, wat wil je nog meer.Na een deugddoende wasbeurt hebben we deze dag afgesloten met een goedkoop “ menu van het huis “ in resto “ De klokke “ in Geraardsbergen.

    11-06-1997
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
       In 1992 het de idee ontstaan. Nogal wat documentaires op tv en een aantal publicaties over Santiago de Compostela, deden mij besluiten deze trip per fiets te ondernemen. Een mens moet in zijn leven enkele boeien uitzetten, daarom leek mij 1997 een geschikt moment. Het jaar waarin ik 50 werd. Het toeval wilde dat collega Ludo (45 jaar) achter mijn plannen kwam, en ook collega Eric(29 jaar) een fervent fietser,zag ook wel brood in een fietstrip van ongeveer drie weken. We werden lid van het Vlaams Genootschap van Compostela, en de driemaandelijkse tijdschriften lazen we van de eerste tot de laatste bladzijde: geschiedkundige anecdotes over de middeleeuwse pelgrims, de mooie steden en dorpjes die ze aandeden, de reisverhalen van collega’s pelgrims die ons waren voorgegaan deden ons watertanden.
       De plannen kregen stilaan vorm: op de voorbereidende vergaderingen werden praktische dingen besproken zoals: de route, fiets en materiaal, waar overnachten enz. We besloten het avontuurlijk aan te pakken, dit wil zeggen zonder begeleiding van een volgwagen. De overnachtingen gebeurden in jeugdherbergen, de tent en in de refugios (1).
       In het najaar van 1996 en het voorjaar 1997 werd duchtig getraind, individueel en wanneer het uitkwam.Concreet betekende dit voor mij, dat de trainingen een vaste vorm kregen in de maand maart, en dat er op 6 à 7 weken voor de start driemaal per week 100 km gefietst werd. De rest van mijn verhaal begint op 18 juli 1997, een regenachtige en van temperatuur een matige zomerse dag... (1) Refugios zijn Spaanse overnachtingsmogelijkheden, het zijn meestal door vrijwilligers bemande accomodaties, speciaal en alleen voor pelgrims.



    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!