In de tijd dat Gerrit Willems Rijnties werd geboren schreef Constantijn Huygens in 1653 de klucht: Trijntje Cornelis, waarvan hieronder de eerste 35 regels van de proloog.
Proloog 1 De vrede was in 't land, de uitslag van Westfalen, Die 't woelig Engeland probeerde neer te halen. De zeven noordelijke provincies beschouwden De tien van 't Zuiden als hun vrienden, hun vertrouwden. 5 't Waren twee zwermen bijen, naarstig ingesteld, Niet echt afgunstig op elkanders goed of geld, Maar ook niet al te gul - als buren, in twee woorden, Precies het type vree dat bij ons landje hoorde. De een zocht bij de ander voordeel of plezier, 10 Hier keek men uit naar Brabant; daar keek men naar hier. Klaas Gertze uit Zaandam was aan een vrachtje toe Waar winst uit komen kon; Trijn Kneliskind, zijn koe, Zijn knappe honingbij, zijn vrouw, om kort te spreken, Schepte plezier in 't horen van de paapse preken 15 In 't zien van kloostergoed, van monnik en begijn: Ze vond het kortom leuk, in Antwerpen te zijn. Klaas gunde haar 't vermaak en stouwde 'r in 't vooronder. Zij waren pas getrouwd, zodat hij dacht: geen wonder, Als zij ontberen zou wat jonge vrouwen schort 20 Wanneer dat volkje grillig, geil en hitsig wordt En voor bevrediging wel alles kon gaan wagen. Het kostte hem geen geld voor schip, voor paard of wagen, En liever had hij 't vrouwtje bij hem binnenboords Dan dat zij thuis beslopen werd door hoge koorts, 25 Zo'n hete koorts die allerlei quasi-doktoren Aanlokte die, gewenst of niet, eens kwamen horen Of ze voor haar misschien hun kunstje mochten tonen, Dat haar buik zou doen zwellen en 's mans hoofd zou kronen. En dus voer Trijntje met het schip door Kil en Keten 30 Naar de Antwerpse kaai, waar Klaas begon te zweten Met 't venten van zijn vracht, het lossen met zijn maat, Het rollen over 't Bierhoofd, 't slepen langs de straat. Trijn trok zich dat niet aan. De goede gaven komen Terwijl men slaapt. Men zegt: zo zegent God de vromen.
Bron: http://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=huyg001trij01
|