In de achtertuin van het Stadhuis van burgervader Janssens pronkt het Vleeshuis. Dit oud gildehuis etaleert de tentoonstelling "Klank van de Stad" en is een hoogmis voor muziekknobbelaars.
Per koppel, van hoofd tot buik besnoerd met koptelefoons en handcomputer, schuifelden we door het museum.
Cijfertoetsend hoorden we de muziek van de middeleeuwse speellieden, de voorlopers van de Beatles en andere moderne speelvogels. De militaire muziek was een terugkeer naar onze legertijd. Torenmuziek over de stad, met kathedraal, stormklok en avondklok, beiaard en kerkklok ... dit klokkenspel was sommigen ook bekend, na een kater.
De opera heeft een geschiedenis van 400 jaar in gildehuizen, theaters en sinds 1907 in de Vlaamse Opera. De muziekdruk ontwikkelde zich van oraal naar handschriften en druk in de zestiende eeuw tot liedboeken. De huismuziekcultuur met huisinstrumenten en salonmuziek evolueerde naar concertleven met openluchtmuziek van militaire ensembles.
Vanaf 1800 ontwikkelde zich een publieke danscultuur : gemaskerd om plebs en notabelen te kunnen vermengen zonder schroom. In de kelder van het Vleeshuis speelt een dansorgel uit preutse tijden wals en polka.
Atelier Van Engelen toont ons de bouw van koperblaasinstrumenten, de evolutie van het snijden van een vlakke plaat tot een gepolijst instrument.
De reconstructie van de klokkengieterij Sergeys uit de negentiende eeuw is het sluitstuk van de kelderommegang. De gieterij was actief tot in 1980. Dan verschenen de klokkenluiders in de politiek!
Na een dorstlessing in café Den Bengel was restaurant De Zeven Schaken de maagvuller. Geert Hoste was onze buurman, met rugzicht en niet in lachfunctie. Dus werd er zonder glim of schater, maar met volle goesting, getafeld.