Je tekende een cirkel
vertelde van een zijn
dat zich ontwikkelde
van licht naar verdichting
vervolgens opnieuw naar helderheid
We liepen naar buiten en je wees
enkele sterrenbeelden aan
De maan scheen met haar koude schijn
je vroeg me je vast te houden
de warmte van mijn vuur te delen
We hoorden een octaaf en moesten denken
aan de muziek der hemelse sferen
afkomstig van hemellichamen in hun baan
Het was koud en het was winter in de nacht
maar overdag groeide het zacht van de lente
in de nacht kon je het groeien van de maan horen
het kraken van een tak, de sappen van de boom
het fluisteren van de maretakken, die groen
de toekomst voorspelden aan hen op zoek
naar betekenis vanuit hun blote voeten