Op het hoogste punt een bank hier rust men uit en laat de blik over de bomen gaan, vangt het blauw van een rivier, spiegel van de lucht
De bladeren orakelen voort hun vorige voorspelling kwam slechts ten dele uit want de dames van het noodlot kwamen tussenbeide, naar hen luistert zelfs een god
Men fluistert brokkelzinnen in haar oor en waant zich een moment onbespied, nauwelijks bestaand valt zij in slaap
Botten dansen in een klikklak veranderen in berkenbomen Er breekt een dode tak waarvan zij wakker wordt
Zij staat op, recht de rug rekt zich in haar zwartheid uit handen hoog boven haar vervolgens haar wandelstok
De lucht vult haar neus wijst haar de weg naar huis voorbij de engel met traan die roerloos op haar wacht