Er is in Kelmis een plaats een park dat Koul heet, dit was de Noorderkuil van de mijn Altenberg. De mijn was ongeveer 39 meter diep en 120 meter lang, ze was gelegen tegenover de casinovijver tussen de weg naar Luttichstrasse, Galmeistrasse en Linderstrasse. In het begin van het bestaan werkte men met een pikhouweel (een speciaal ertsenhouweel), een hakmes, een schoep, hamer en kruiwagen, om de zink uit de grond te krijgen, en men droeg het erts op de schouders naar boven via een ladder, nadien begon men met dynamiet het erts los te bombarderen en de stukken werden dan met paarden of kruiwagens naar boven gebracht via speciaal gemaakte wegen, het was zeer vuil en smerig werk, met veel stof en gevaarlijk. En later ging het met een treintje de mijn in. Er werden dan speciaal spoorwegen aangelegd, het was een smalspoortreintje. Het erts werd dan naar de fabriek gebracht waar het dan werd gesorteerd, het goede van het slechte. Het slechte ging dan naar de afvalheuvel tegenover de casinovijver, het werd gebruikt later om straten aan te leggen. De afvalslakken waren roodbruine korrels, luchtig met gaten. Het goede werd dan naar de ertsenwasserij gebracht waar vrouwen en kinderen het erts wasde en het water kwam dan rechtstreeks van de vijver, die werd gevoed door de Geul die in de buurt stroomt. Nadien werd dan het erts naar de fabriek gebracht waar het dan naar de hoogovens kwam om gesmolten te worden en waar het dan gebruikt werd om tot produkten te maken, de hoogovens waren 2 meter hoog en 8 meter lang, ze werden gestoken met cokes (een soort steenkool) uit de mijnen van Luik. Alsook werd het erts vervoerd om in Luik, en omstreken verwerkt te kunnen worden in de metaal industrie. Er werd vanalles van gemaakt onder andere zinken badkuipen, afloopbuizen voor het water aan de huizen, zinken punt voor de kerktoren, beelden, emmers, gieters, platen enz.... Later ging men ondergronds te werk, men kwam op ertsaders uit die 117 meter diep zaten, men stutte de mijn met hout van het Akense woud dat vroeger veel groter was als wat het nu is. Men moest ook vaak het grondwater uit de schachten pompen en er werden ook luchtkokers aangelegd om de mijnwerker svan zuurstof te voorzien. Het werd overdag gewerkt in de mijn en men noemde dit dagwerkposten.
Men vond vanalles in de mijn :fossielen: varens en plantenresten van de OOstkantons, schelpen, mergel, slakkenhuizen, luchtige rode ijzersteen met gaten, houtfossielen, bomen enz..
Het zink wat er gevonden is was: zinksilicaat- kiezelzinkerts wilmit..(roze) Bruinijzer galmei (zink). zinkspat; Galenit : zwart. pyrit : ijzersulfaat - glimmend. zinkblende : zinksulfaat. Calcit: gepolijst, mooie strepen uit grijs. Markasit : grijs mineraal, en poreus, men maakt er juwelen van. Goslarit (Plombieres) Geléne : looderts galenite. schachtbeton : beton, gemalen tot poeder.
En er is nadien ook een speciale gelmeiflora ontstaan in de reservaten.
Hier nog wat uitleg in het Duits, ik had een mineraal gekocht en dit was de uitleg die er bij was: Schalenblende: (Zinkblende, Sphalerit) teils Wursit teils Blende. Zinksulfid mit stetem Gehalt an Eisen, magnesium, cadnium, und andere Elemente. ZnS (67% Zn 33% S) Blende zonaire; (Sphalerite) mélange de blende et wurzite. Sulfure de zinc avec quantité de fer, manganèse et divers autres éléments. (67% Zn, 33% S).
Hier nog wat meer informatie die ik daar heb gevonden in Kelmis
In de Romeinse tijd was er al gezocht naar zink op deze plaats volgens een dokument gevonden dat in 128O geschreven zou zijn. Edward Brouwn uit Londen bezoekt de mijn nadat hij 3O jaar in gebruik was. De noordelijke ertslaag had een ovale vorm en is bekend als Koul. Het was een open mijn, de laag was uitgeput in 1858. De zuidelijke ertslaag was 17O meter diep en dit met schachten vanaf 188O. Begin van de ontginning gebruikte men kruiwagens om de ertsen naar de wasserij te brengen uit deze mijn nadien werden er paarden gebruikt en later kwamen de stoomtreinen dit zware werk doen. Van de ersten werd er 1.3OO OOO ton boven gehaald in 1837 tot 1884. Messing : van zink is eeb deel zink, en koper = zinkcarbonaat. Er werden huiselijke gereedschappen, beiaardklokken, kanonnen en speldenknoppen gemaakt. Vanaf de 19e eeuwwerden er dakgoten, badkuipen, en andere gereedschappen gemaakt, alsook werd het voor de chemische industrie zoals medikatie en andere gebruikt. De N.V.V.M. richtte daar een zinkfabriek op in 1835 en in 195O viel de produktie van zink stil. In La Calamine of Kelmis was het belangrijkste Europese ertsveld. Dus is het ook de bakermat van de zinkindustrie van Europa en Belgie.
|