Eerst wordt een bodem op maat gevlochten, 2cm minder dan buitenkant mand. Om de staken te kunnen aanhechten aan de bodem moeten deze aangeschalmd worden, de blees naar beneden houden. Als alle staken aan de bodem zitten worden de staken omhoog geplooid en op maat vastgebonden met een stokje. Alle staken worden vastgebonden, de maat van de mand plus 2cm aanhouden. Want bij het vlechten gaan de staken een beetje naar binnen getrokken worden. Op elke hoek wordt een dikkere droge stok mee ingevlochten om de hoeken schoon recht te houden. We beginnen met het maken van een dubbele bodemkim, met tweemaal drie lange wissen, die vertrekken aan het begin van de kortste zijde en eindigen aan het eind van de langste zijde. Nog eens aanhechten met de punten en daarna met de voet van de wissen en we hebben een bodemkim (3 à 4 dubbel) van ongeveer 5cm hoogte. De mand volvlechten met de hollandse neer. De franse neer is ook een mogelijkheid, maar is minder geschikt. Op 5cm van de te vlechten hoogte wordt de opening voor de handvatten gelaten (of ~10cm van de totale hoogte). De bovenkim met de punten aanhechten, nog eens voet op voet aanhechten en uitvlechten. Voor de bovenrand van de rechthoekige mand gemaakt wordt, zetten we een duwspin in de bovenkant en duwen de mand in zijn juiste vorm, overhoeks dezelfde maat. De bovenrand beginnen op minstens 8 staken van de hoek, anders moet de hoek afgepend worden. Op iedere hoek is een staak te weinig, dit kan opgevangen worden door de al afliggende staak, juist achter de droge hoekstaak, opnieuw mee te nemen, of een wis bij te steken. De spin blijft in de mand tot de mand gedroogd is, eventueel kan de spin vervangen worden door twee stokken met de juiste maat die overhoeks in de rechthoekige mand geplaatst worden tot ze droog is.