Vroeger, toen ik nog klein was, maakte bijna iedere boer zijn eigen manden. In vele scholen werd het mandenvlechten onderwezen. Heden zijn er nog nauwelijks mensen in België die deze ambacht of stiel kennen. Vroeger waren de gemaakte manden ook allemaal bijna evengroot, namelijk in een mand ging 25 kg aardappelen. In Nederland hadden handelaars maatmanden zoals de halfmudsmanden met een inhoud van 50 liter of 35 kg aardappelen. Ook maakten de korvers manden met een inhoud van 33,3 liter of 1/3 mud, wat overeenkomt met ongeveer 25kg aardappelen een aardappelmand dus. De wissen voor die manden, die de boeren maakten, groeiden overal langs kanten en in hagen. Op enkele plaatsen waren er wissenbosjes. De kwaliteit van die wissen was ook niet jedat. Nu spreken wissentelers van Belgisch rood en Noir de villane, dat zijn bruine wissen in tegenstelling met de in onze streek alom gekende gele wissen. Die gele wissen vertakken ook zeer veel, de nieuwe rassen zoals LNN en Bleu vertakken nog nauwelijks. Op de foto kan je het verschil zien tussen de gele wissen van vroeger en Noir de villaine, beide gekookt. Vroeger gebruikten de boeren een maatstok met streepjes op om de juiste maat aan te houden. Wij hebben nu een meter ook duimstok genoemd, een mand heeft nu maten gemeten in cm. Maar alle manden die ik nog gevonden heb, zijn van verschillende inhoud. Een maatmand kan je niet meer vinden. Ik maak manden met als bodemmaat 30cm en een vlechthoogte van 31 à 32cm. Met de bovenkim en de rand erbij wordt die mand 35cm hoog. Daarbij gebruik ik een ring van 50cm diameter (hoogte plaatsing ~60cm) zodat ik een mand krijg met een bovenwijdte van ongeveer 43cm. Als ook een bodemrand wordt gemaakt, is de mand 38cm hoog. Zo bekom ik een mand voor 25kg aardappelen. De manden die hier in Haspengouw gemaakt werden waren enkele centimeters breder dan de manden die ik maak, dat was nodig om onder een bietenhakselaar te zetten.