Hoe dikwijls ligt dat woord niet in onze mond! We zijn inderdaad niet van zoveel dingen zeker.
We weten misschien wel heel wat, vooral vandaag de dag, dankzij T.V., radio en dagbladen.
Maar in de grond KENNEN we niet veel.En dan komt het magische woord "ik geloof" gemakkelijk over de lippen.
"Ik geloof wel dat ik hem gisteren gezien heb, maar eigenlijk ben ik niet zeker'".
"Ik geloof wel dat ik dat daar gisteren ergens gelegd heb'"."Ik geloof wel dat zij een goed karakter heeft, maar je weet nooit.
"Ik geloof wel dat uw visie juist is"... enz...
Zo zeggen we ook Ik geloof dat God bestaat, ik geloof dat Jezus aan het kruis gestorven is en daarna verrezen, maar ja, ik heb God nooit gezien en ik was er niet bij toen Jezus gestorven en verrezen is.
Zoals u ziet wordt het woordjedan altijd gebruikt om een zekere aarzeling uit te drukken: ik weet het niet met zekerheid maar ik denk wel dat het zo is.
Dat is één betekenis van het woord "geloven". En u merkt dat men in deze betekenis altijd zegt ik geloof dat .
Het is dan ook zowat de passieve betekenis van het woord geloven.
Maar "geloven" heeft nog een heel andere betekenis.
Een betekenis die evenwijdig ligt met het verstand, met de rede.
"Geloven" is de kracht voor vernieuwing, de motor van de toekomst.
"Geloven" wil dan zeggen dat ik al mijn beschikbare krachten ga inzetten om iets nieuws te realiseren, iets waar ik met mijn verstand nog niet bij kan maar dat ik met alle beschikbare middelen wil nastreven.
Mijn verstand zal er dan voor zorgen dat de beste vormen en structuren uitgedacht worden om het verlangde doel te bereiken en te verwezenlijken.
Hier is ook geen aarzeling meer te bespeuren.
Wie "gelooft" is vastberaden in zijn streven, is permanent aandachtig, doet constant beroep op alle beschikbare krachten:
verstand, gevoelen, lichaamskracht.
Dat geloof moet echter een inhoud krijgen, zoals het verstand en de rede.
Maar als ik het woord geloven in die betekenis gebruik, dan zeg ik dat ik geloof in iets of iemand.
Ik kan geloven in een zaak die ik wil opbouwen.
Ik kan geloven in een nieuw leven.
Ik kan geloven in een persoon waarmee ik een heel leven ga opbouwen.
Ik kan geloven in mijn genezing.
Ik kan geloven in de missie om anderen gelukkig te maken.
"Geloven" maakt dan van de mens een "schepper."
Schepper van nieuwe dingen, schepper van nieuwe situaties, van nieuw leven.
Dit is dan de actieve betekenis van het woord.
Ik stap a.h.w. met heel mijn hebben en zijn IN een project waarmee ik me één wil maken.
De zaak die ik begin wordt een stuk van mijzelf.
De persoon waarmee ik door het leven wil gaan wordt één met mij.
Zo kan ik ook geloven IN "eeuwig leven".
Ik geloof dan in de volle kracht van God die leven is.
Ik geloof dan in de inwerking van Gods Geest die mijn leven zal doortrekken in andere vormen, onverstaanbaar en onwaarneembaar voor onze huidige zintuigen.
Wie in mij gelooft zegt Jezus zal eeuwig leven bezitten.
Dat allen één mogen zijn zoals Gij, Vader in Mij en Ik in U ; dat ook zij in Ons mogen zijn
Dat was de boodschap die God weer aan de mensen wou brengen en waarvoor HIJ zelf MENS werd en in deze wereld kwam.
God is a.h.w. zichzelf weer komen aanbieden aan de mensen, met de vraag naar hen toe om één te willen worden met Hem, en Hem op die manier uit te drukken in miljarden verschillende zichtbare facetten in tijd en ruimte.
Dat die opgave niet altijd makkelijk verloopt is logisch en normaal.
Gedurende een relatief korte tijd moet de logge, egocentrische materie van mijn lichaam de hoge kwaliteiten van het bestaan, delen, dienen en gelukkig zijn, op een eigen manierin zichtbare en tastbare vormen omzetten.
Langzaam, in de loop van miljarden jaren, zoekt de materie verbindingen en samenstellingen die steeds op een meer volmaakte wijze de grote hoedanigheden van het ZIJN kunnen en zullen weergeven in zichtbare vormen.
Ten slotte zal de materie het prachtige wezen vormen dat we mens noemen.
Hij moet bekwaam worden om één te worden met God, één te worden met de Bron van het Leven, één te worden met het zuivere ZIJN, in vormen die we nu nog niet kennen en zeker met onze zintuigen niet kunnen vatten.
Het zuivere ZIJN veronderstelt altijd een soort drieëenheid.
Het zuivere ZIJN is als een Vader, bron van leven.
Die bron kent noodzakelijkerwijze zichzelf en ziet zichzelf.
Zo baart de Bronhaar eigen Zoon.
En in die Zoon komt de materie tot stand, die, gedreven door de inspirerende kracht en wijsheid van de Bron ( de Geest ) , na miljarden jaren de mens schept.
Voor ieder van ons hoort het tasten, proberen, lukken, mislukken, herbeginnen...bij het LEVEN.
Maar dat streven legt ook de basis van ons diep GELUK.
In de mens, in ieder van ons, als we dat willen, groeit dan langzaam een uniek beeld van God zelf.