Lichtjes Schruns 1967
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het pleintje voor het huis waar we op Zimmer zijn, is vrolijk met lampions versierd . Er heerst daar een gezellige drukte rond de komfoortjes die tussen de kramen van de kerstmarkt zijn opgesteld. De penetrante geur van Gluhwein en braadworst mengt zich met de zoetzure geur van wafels en ander gebak, waarin de lokalen en enkele toeristen gretig hun tanden zetten. Een koortje jongelingen probeert ondertussen, vanuit een portiek met kerstboom , het luidruchtig gekakel van het publiek met eeuwenoude liederen te verdringen. Een opdracht die niet echt lukt daar menig kerst-ganger al wat glaasjes Gluhwein in zijn bonte frak heeft en misschien liever wel eens wat anders wil horen.
Heel dit zoetgevooisde gebeuren verloopt onder een koninklijke sterrenhemel. Het vriest dat het kraakt en in onze kleine zolderkamer groeien de kristallen als varens op het venster. Verwarming is er niet en de koude van buiten heeft zich diep in onze kleren verstopt. De 'Gluhwein' en de 'Schnaps' die we de voorbije uren dronken is blijkbaar al uitgewerkt. We rillen dan ook uit onze jassen en hebben dringend behoefte aan een warme stal.
Het hoge bed wordt tenslotte ons onderkomen. Vermits er noch os noch ezel staat , moeten we onszelf onder het dons maar zien warm te blazen. We proberen het ook met wroeten , maar de kilte in de kamer blijft zich hardnekkig verzetten. Tot we zowaar in de verste hoek een zak zien liggen die tot onze verbazing een snoer kerstlampjes bevat. Onze ogen blinken op van een jeugdige deugenieterij . Een stopcontact is bij de hand en het duurt niet lang of we liggen omringd door een keten gekleurde kerstlichtjes die de kamer in een warme gloed zetten. De gezellige warmte komt nu vanzelf onder de dekens en tussen ons. Een zalige huiselijkheid .
Tot de lampjes plots ondeugend in het donker bingo bingo beginnen te pinken en we de tranen uit onze ogen lachen.
uit Mizar's dagboek
|