Het relaas van een zwerver Dit blog gaat over de ontmoetingen, belevenissen, bespiegelingen, dromen en fantasie van zwerver 'Mizar' Alles uit een leven geplukt.
Let wel : Niet alles wat je hier te lezen krijgt is waar gebeurd. Veel is gefantaseerd, geromantiseerd . Non fictie en fictie geven hier elkaar de hand. Zowel de personen als de omstandigheden zijn aangepast. Ook de zwerver is een fictieve figuur die af en toe wel even in mijn lichaam kruipt. Eventuele gelijkenis met personen kan voorkomen , maar is als fictie te beschouwen. Niets wat hier geschreven staat is kwetsend bedoeld .
Mag ik je verder veel leesgenot wensen .
(Uw reacties zijn wel de beste beloning voor mijn werk.)
Met dank en vriendelijk groeten
Hugo en Mizar
16-08-2006
Arm
Enkel de armen weten hoeveel een brood juist kost.
Dit blog staat op een laag vuurtje te sudderen . Maar begrijp me , het is nu lente , tijd om wat te zwerven, naar de frisse bloempjes te kijken en naar de vogeltjes te luisteren. Maar ik ben er altijd nog en het blogvuur zal wel weer aanwakkeren. Ondertussen kan je af en toe toch nog een brokje komen eten. Of voor lichte poëzie even bij /hugo op bezoek .
We zijn als vissen in een grote zee, we kennen niets dan de zee. De vissen welke even uit het water wippen, kunnen vermoeden dat er nog iets anders betaat, maar weten toch niet echt wat er op het land allemaal gebeurt. Zij die terug in het water belanden, hebben dus wel het felle zonlicht gezien, maar ook niet meer .
Zij die buiten het water belanden zullen zeker niet als vis verder bestaan. Misschien wel in een pan terrecht komen en worden opgegeten door een ander wezen. Waarbij ze een deel* worden van een wezen dat op het land leeft en alleen maar zijn heelal kent. Tenzij dat wezen er toch even uitwipt en even een fel licht ziet.
We zullen allicht met ons menselijke verstand nooit echt weten wat er na ons sterven gebeurt.
Ons bestaan (zijn) op zich is echter zo ongelofelijk maar toch een feit , dat voor mij alles mogelijk is. Maar veel langer wil ik daar niet naar vissen. Wat komt dat komt.
Ergens ver weg hoorde ik gehamer dat echter niet in mijn droom paste. Verwonderd opende ik de ogen en keek in een verduisterde kamer.Waar was ik ? Droomde ik ? Naast me werd er op de deur geklopt.Laat me slapen sufte ik en bleef nog even soezen. Opnieuw werd er geklopt. Nog loom kroop ik het bed uit, opende de deur en vroeg wat er gaande was.
Voor me stond een sjofele kerel in maatpak, met lederen aktetas en gelakte schoenen. De man bekeek me met de ogen van een uil, doch zei geen woord . Foert dacht ik , sloot de deur en stapte terug in het bed.De bezoeker was het daar blijkbaar niet mee eens en bonkte nu in alle hevigheid. Het leek wel een deurwaarder. Het kaartje Do not disturb viel ervan op de grond.
Kwaad sprong ik recht en opende opnieuw de deur, maar kreeg nu geen kans om wat te zeggen. De engelsman talmdeniet langer en liep langs me de kamer in. You are in my room tierde hij . Ik stond perplex. De woorden drongen echter niet onmiddellijk tot met door.Ik wees nog naar het nummer op de openstaande deur, maar verstijfde omdat ik daar 334 ontwaarde. Een verdiep te laag verdomme !
Met een ruk trok de man het beddengoed van het bed . Liep de badkamer in en keek daar gejaagd rond alsof ik wat van hem gestolen had. Door de deuropening zag ik wat vrouwenkleren op een kapstok hangen en ik begreep zijn commotie. De man bleef uitzinnig jammeren terwijl ik me verlegen, in mijn onderbroek, probeerde wit te wassen.Maar hij negeerde mijn excuses en bleef maar ijsberen.
Hulpeloos nam ik de telefoon en vroeg de receptie om de manager langs te sturen. Het lot stond echter niet aan mijn kant, want ondertussen was ook daar de shift gewisseld en het werd nog een hele bedoening voor ik te laat aan mijn eigen nachtshift kon beginnen.
Omdat ze me niet van de balie weg kregen, namen ze me mee naar het verdiep waar de hotelmanager zijn dienst deed. De man in maatpak met bijhorende secretaresse bekeek me alsof ik door het plafond kwam gevallen . Hoe dan ook, na veel vijven en zessen en wat getelefoneer, mocht ik drie kwartuur later de sleutel afhalen aan de receptie.
Doodmoe stapte ik in de lift op weg naar een rustig bed. Doch die rust werd me nog niet direct gegund want bij de open deur stond het wagentje van de roomservice . Het dienstmeisje stofzuigde het tapijt en het bleek dat ook de badkamer nog een beurt moest krijgen. Er zat me niets anders op dan te wachten.
Licht geïrriteerd ging ik dan maar aan de tafel zitten en keek wat doelloos rond. Mijn ogen vielen op drie sloffen Gauloise die op de vensterbank lagen gestapeld. Eddy rookte wel heel erg veel en kwam met zo'n stapel amper twee weken rond.Toen ik ook de playboy zag liggen, gniffelde ik om mijn collega, een verstokte vrijgezel. Terwijl ik wat aandachtiger keek, kwam het kamermeisje uit de badkamer. Zeknipoogde even ondeugend en vertrok met haar borstels en dweilen. Als een weerlicht flitste ik uit de kleren en dook met een paar dichtvallende ogen , het bed in voor de hoogst nodige rust.
Het lawaai op de binnenplaats was niet te luchten. De drilboor leek wel op mijn hoofd te hameren en het schriele geschreeuw van een slijpschijf probeerde me volledig gek te krijgen. Steeds weer opnieuw striemden ze mijn zenuwen met hun zweepslagen. En ik had mijn rust zo nodig na een zware nacht werken. De collegas losten ons te laat af en we hadden er een monstershift van bijna zestien uur opzitten. We werkten toen zeven op zeven dagen in een nachtshift van twaalf uur om een telefooncentrale tijdig in dienst te krijgen. Soms voelden we ons als moderne slaven. Slechts om de drie weken namen we het vliegtuig naar huis om een weekend bij ons gezin te zijn en daar in alle rust wat extra slaap te pikken.
Hier op de middag in die hete hotelkamer kon ik de slaap niet vinden. Mijn hoofd leek wel een boksbal ,die zodanig murw werd geslagen dat mijn gedachten van ergens ver leken te komen. Ik hield de hel van de bouwwerf daar beneden niet langer uit. Er zat niets anders op dan de collegas van de dagploeg op te bellen met de vraag of ik op iemand zijn kamer mocht slapen. Op een kamer langs de straatkant was het immers frisser en rustiger.
Wat later aan de balie aanhoorde de receptionist mijn probleem en fronste zijn gespannen wenkbrauwen toen ik om de sleutel van kamer 434 vroeg. Hij mompelde wat en wenkte een collega , die me mijn verhaal nogmaals liet overdoen. Ook deze houterige man bekeek me argwanend. Demonstratief schudde hij zijn hoofd en haalde geveinsd verontschuldigend zijn schouders op. Ik kreeg de sleutel niet . Hoe dan ook ik moest die hebben want ik kon elk moment van frustratie openbarsten.