Ik ben Vanden Broucke Jean Pierre, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jipie.
Ik ben een man en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 21/12/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, fotografie en tuinieren.
Vandaag op de nationale feestdag besloot ik een kleine wandeling te maken,daar ze opnieuw warme temperaturen voorspelden, zou ik mij beperken om een knooppuntenwandeling te maken. Ik reed vanmorgen vroeg richting Everbeek.
Everbeek-Boven is een plaats in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Brakel. Everbeek-Boven ligt in de Vlaamse Ardennen, nabij de grens met Wallonië. Vroeger behoorde het tot Henegouwen, maar bij de officiële vastlegging van de taalgrens in 1963 werd de gemeente deel van de provincie Oost-Vlaanderen.
De Everbeekse bossen zijn een erkend natuurreservaat dat beheerd wordt door Natuurpunt. Het zijn vier afzonderlijke bossen: het Trimpontbos, het Steenbergbos, het Parikebos en het Hayesbos. Via het Hayesbos sluiten de Everbeekse bossen aan op het Waalse Livierenbos in Vloesberg. In 1999 werden de Everbeekse bossen opgenomen in een LIFE+-project van de Europese Unie. Het Hayesbos en de Verrebeekvallei zijn als landschap beschermd.
De start van deze wandeling begint rechts naast de kerk aan knooppunt 1.
De duivelsroute:
In welke gedaante de duivel ook verschijnt, altijd probeert hij goedgelovige zielen te paaien met een buitenkansje. Klassiek is het verhaal van de duivelsschuur: een arme boer belooft zijn ziel als de duivel voor hem een schuur bouwt voor de ochtend komt. De boerin krijgt er lucht van en brengt de haan aan het kraaien. De duivel vlucht weg en de schuur is klaar, op één gat in de muur na, dat zich niet laat dichten.
Dit zijn de knooppunten van deze wandeling.
Zicht op de St-Jozefkerk.
Everbeek ligt aan de taalgrens en behoorde tot 1963 bij de provincie Henegouwen. Het bestaat uit twee afzonderlijke woonkernen, Everbeek-Boven en Everbeek-Beneden, en wordt daardoor vaak een tweelingdorp genoemd. Het meest tot de verbeelding sprekende plekje is het ommuurde kerkhof achter de neogotische Sint-Jozefskerk: meteen ook het startpunt van onze route.
Kruisen en kapelletjes vind je in de Vlaamse Ardennen en het Pays des Collines overal, maar de streek rond Everbeek spant wellicht de kroon. Je vindt ze in alle maten en soorten, al dan niet vergezeld van één of meerdere bomen. De oorsprong ervan is niet altijd even makkelijk te achterhalen. Vaak werden ze gebouwd ter nagedachtenis van een overledene of uit dank voor een bijzondere gunst of genezing. Van de heilig-hartkapel op de hoek van de Oolstraat en Nieuwpoort weten we alleen dat ze herhaaldelijk opnieuw werd herbouwd. De laatste renovatie dateert van 1990.
Via een wandelpad met de bijzondere naam Tiep-Tiap bereik je een parkje dat op het eerste gezicht privéterrein lijkt. Toch is het wel degelijk openbaar domein. De Tiep-Tiap was vroeger een zogenaamd servituut: een toegangsweg voor de boeren tot hun weilanden en akkers. Het is ook de naam van de helling waarvan de top in Everbeek-Boven ligt en die populair is bij toertochten voor wielertoeristen
Trimpont is niet alleen de naam van een gehucht in de schilderachtige vallei van de Terkleppebeek, maar ook een veel voorkomende familienaam in de streek rond Brakel. Zo wordt de fraaie bakstenen kapel uit 1884 aan de gelijknamige straat gemeenzaam Trimpontkapel genoemd. Merkwaardig is ook het houten kruis, dat bij Knooppunt 98 vergroeid is in een eikenknot. Het is opgedragen aan ene Jozef van Trimpont, die hier in 1843 door de bliksem werd getroffen.
Ook het bos op de valleiflank van de Terkleppebeek, een van de ecologisch meest waardevolle waterlopen van het Denderbekken, draagt de naam Trimpont. Het is een van de vele waardevolle restanten van het reusachtige Kolenwoud, dat zich eeuwen geleden uitstrekte tot Ronse. Het bos wordt gekenmerkt door grote niveauverschillen. Beuk en inlandse eik overheersen, naast elzen en essenbosje in de lagere valleigebieden en witte tapijten van daslook in het voorjaar. Bij het verlaten van het bos steken we meteen ook de taalgrens over en bevinden we ons op het grondgebied van Flobecq.
Via de landweggetjes van het gehucht Motte zetten we koers naar het Livierenbos, dat bijna volledig op Franstalig grondgebied ligt. Het kaarsrechte wandelpad staat in schril contrast met de grillige paadjes uit het Trimpontbos. De naam van het bos – in het Frans Bois de la Louvière – is Romaans van oorsprong en duidt op de aanwezigheid van wolven. Tot in de 17e eeuw leefden er wolven in het bos, wat regelmatig aanleiding gaf tot verwoede klopjachten. De reusachtige zendmast van het Amerikaanse leger aan de rand van het bos is tot kilometers ver in de omtrek te zien: een belangrijk baken voor wie onderweg het spoor bijster raakt.
We laten het Livierenbos achter ons en belanden via het landgoed Manoir de Livieren in het Hayesbos, dat net als de andere bossen in de regio ooit deel uitmaakte van het Kolenwoud. Eeuwenlang werd het bos gebruikt voor hout- en houtskoolwinning, maar sinds een twintigtal jaar staat de natuur centraal in het grootste deel van het gebied. Je vindt er bomen van alle leeftijden en formaten. Beneden meandert de Verrebeek, een van de mooiste en zuiverste beken van Vlaanderen, die ontspringt in het Livierenbos en gevoed wordt door tal van bijbeekjes die opborrelen in het Hayesbos.
Voor het laatste deel van de route maken we een slingerbeweging door het weidelandschap van Everbeek-Boven. Hier en daar behoeden houten paadjes ons voor de al te drassige ondergrond. Terug in Everbeek-Boven is onze eindhalte snel gekozen. Het Meiklokje – of ‘Bij Schuure zijnen Benny’ – in de schaduw van de Sint-Jozefskerk is een dankbare pleisterplaats voor wandelaars en wielertoeristen. De volkse kroeg werd lange tijd uitgebaat door de plaatselijke koster, die het café uit handen gaf toen hij in 2013 tot diaken werd gewijd.
het was een hele mooie en rustige wandeling zeker een aanrader voor iemand die van de natuur houd.
Vandaag reed ik naar Sint-Maria-Aalter om er een knooppuntenwandeling te maken.
Sint-Maria-Aalter, meestal kortweg Maria-Aalter genoemd, is een dorp gelegen in de gemeente Aalter in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen.Maria-Aalter ligt in een bosrijke omgeving in Zandig Vlaanderen. Het dorp ligt in het westen van de provincie, op de grens met de provincie West-Vlaanderen. Hoewel in het gebied rondom Maria-Aalter al sinds de middeleeuwen enkele verspreide boerderijen stonden, werd het gebied in 1578, toen de geuzenoorlog woedde, verlaten. De huidige kern ontwikkelde zich pas vanaf het begin van de 19e eeuw, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de bouw van een eigen kerk.Op de bevolking van Maria-Aalter werd vroeger door de bewoners van grotere dorpen enigszins laatdunkend neergekeken. Vanwege de grote armoede en de geïsoleerde ligging sprak men soms van 'bosmensen'. Dit misprijzen duurde nog tot de eerste helft van de twintigste eeuw. Om de kost te verdienen deed men seizoenarbeid in Noord-Frankrijk (trimards en fransmans), o.a. bietenoogst en in de winter jeneverstoken. Heel wat vrouwen deden kantklossen en spellewerken. Ook vond er vanuit de streek een massale emigratie naar Amerika plaats.
Wie van wandelen houdt, moet zeker een bezoek brengen aan het Hooggoedbos. Het gebied zal je verrassen met zijn zandige wegen en dreven. Het Hooggoedbos is ook de thuis voor verschillende vogelsoorten. In het bos staan twee kastelen: het kasteel Blekkervijver en het Hooggoedkasteel. In 1687 werd het vermeld als een op cijnsgrond gebouwde hofstede. Het heeft zijn naam hoogst waarschijnlijk te danken aan de relatief hoge ligging van het gebied. Het eenvoudigst is via de parking langs de Aalterstraat, de verbindingsweg tussen Aalter en Sint-Maria-Aalter. Het bos strekt zich uit langs weerszijden van die weg. Via Stratem is het bos ook bereikbaar. Het Hooggoedbos is een deel van het Landschapspark Bulskampveld, dat zich onder andere over Aalter, Beernem, Oostkamp en Wingene uitstrekt.
Dit natuurgebied ligt langs de Bruwaanstraat tussen Kruiskerke en Doomkerke. Het is 51 ha groot en in eigendom van Natuurpunt vzw. In de Vorte Bossen vind je op de drogere zandgronden naaldbossen, maar ook eiken- en berkenbossen, met varens en bramen in de ondergroei. Langs de paden vind je ook typische planten van de heide terug. Struikheide vormt er in augustus paarse vlekjes, met daartussen de kleine gele bloempjes van tormentil. De vallei van de Pachtebeek en de Wantebeek is in de lente bedekt met een tapijt van bosanemonen en sleutelbloemen. Ook groeien er andere bomen zoals es, olm en populier. In deze natte bossen voelen houtsnip en wielewaal zich thuis. Typische vogels die we vooral in de dennenbossen terugvinden zijn kuifmezen en goudhaantjes. In de beukendreven broedt soms zelfs de zwarte specht. Met wat geluk krijg je misschien wel een eekhoorn te zien, of een buizerd. Ook de vos houdt zich in het bos schuil. Via het beheer herstelt Natuurpunt een gevarieerd soortenrijk bos met streekeigen boomsoorten. Op meer en meer plaatsen wordt de natuur zijn gang gelaten. Omgevallen bomen blijven liggen: talloze insecten en paddestoelen leven immers in en op het dode hout. Op andere plaatsen wordt het voormalig hakhoutbeheer in stand gehouden. Plaatselijk zijn kleine stukjes heide gecreëerd en poelen gegraven (doelsoort vinpootsalamander). Een stukje bos wordt samen met enkele graslanden begraasd met West-Vlaams Rood, een streekeigen koeienras.Voor de wandelaars (en aangelijnde honden) zijn in het noordelijk deel van het natuurgebied een aantal dreven opengesteld voor het publiek. Deze vrij toegankelijke paden zijn opgenomen in een provinciaal bewegwijzerd wandelpad (Parochieveldpad), het wandelnetwerk Bulskampveld en een plaatselijke wandelroute, het Bruwaanpad. Het zuidelijk gedeelte van het natuurgebied is toegankelijk tijdens geleide wandelingen (op aanvraag).
Vanmorgen vroeg opgestaan om te wandelen in Assebroek(Brugge). Ik besloot een knooppuntenwandeling te doen in de Assebroekse Meersen.
Assebroek is een plaats in de Belgische provincie West-Vlaanderen en sinds 1 januari 1971 een deelgemeente van de provinciehoofdstad Brugge. Assebroek ligt ten zuidoosten van de historische binnenstad. De deelgemeente heeft een oppervlakte van 10,49 km² en telde op 31 december 2014 19.737 inwoners, die Assebroekenaren[1] worden genoemd. Het aantal inwoners is sinds 1999 nauwelijks gewijzigd. Daarmee telt Assebroek ca. 16,75% van de Brugse bevolking. Sinds 1421 spreekt men van Assebroucq of Assebroek. Voordien was het Ursebroec (1201), Ersbroch (1231), Ars(e)brouc (1242).Ars(e)brouc betekent wellicht vochtige paardenweide. Het Oud-Nederlandse Arse of Ors staat dan voor paarden en brouc voor nat stuk land of meers.Opvallend is dat rond de Meersen in de middeleeuwen talrijke herbergen stonden, allen met paardennamen, waarvan alleen nog de bouwval Het Vliegend Paard te Oedelem overeind staat. Ook de buurt Peerdeke in Assebroek verwijst wellicht hiernaar.Sommige bronnen gaan ervan uit dat Arse slaat op Essen, zodat Assebroek zou betekenen moeras omringd door Essen. De historicus Jos De Smet heeft deze verklaring afgewezen, omdat rond meersen geen esbomen groeiden.
Ik parkeerde de auto op zo'n 10mvan het startpunt van deze wandeling. Deze wandeling is ongeveer 90% onverhard en heel veel variatie qua zichten.
de start van deze wandeling Het kerkje.
Na een 100tal meter ben je al in de natuur.
Het was wat bewolkt, de temperatuur was ideaal om te wandelen.
Regelmatig een mooi vergezicht.
Ze voorspelden regen , ik hoopte dat ik deze wandeling droog kon houden.
Info bord over de Meersen. De Assebroekse Meersen liggen ten zuiden van de als dorpsgezicht beschermde dorpskom van Ver-Assebroek. Ze vormen een complex van laaggelegen vochtige weiden en hooilanden, omzoomd door rijen knotwilgen en populieren. Samen met de Gemene Weiden, de Chartreuzemeersen, een noord-zuidelijk verlopende, hoger gelegen zandrug, het landgoed Bergskens, de Steenbrugse bosjes en een gedeelte van het Beverhoutsveld, maken de Assebroekse Meersen deel uit van het als landschap beschermde Meersengebied (420ha) ten zuidoosten van Brugge. Dit gebied situeert zich in de gemeenten Assebroek (Brugge), Oedelem (Beernem) en Oostkamp. Het grenst bovendien aan waardevolle land schappen als het Beverhoutsveld, de Loweiden en de bossen en heiderelicten van Ryckevelde. Een 75-tal hectare in het kerngebied van de Assebroekse Meersen is inmiddels eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid beheert het gebied in samenwerking met de lokale landbouwers.(bron wikipedia) hier en daar wat modder, maar kon het ergste omzeilen.
Het was heel rustig in dit domein.
De zon had moeite om zich te tonen. Nu en dan een pad die niet zoveel bewandeld is.
Regelmatig mooie dreven.
Een gedenksteen
De weg bezaaid met pluisjes
Ik kwam geregeld wat infoborden tegen, altijd leuk om het eens te lezen.
Deze paal heb ik niet gezien bij dit bord. Nog zo'n mooi stukje. De Schobbejakshoogte is een natuurgebied van 6 hectare in Sint-Kruis (Brugge) en onderdeel van het domein Ryckevelde. De strook bevindt zich tegen de oude spoorwegbedding van spoorlijn 58, 't Wit Zand en de bossen van Ryckevelde. Het gebied is Europees beschermd als Natura 2000-gebied Bossen, heiden en valleigebieden van Zandig Vlaanderen: westelijk deel. Het natuurreservaat bevindt zich op een relict van een gordel landduinen die ontstond in de laatste ijstijd (100.000 tot 10.000 jaar geleden). In de middeleeuwen maakte de Schobbejakshoogte deel uit van de Noord-Vlaamse veldzone, waar ook andere grote heidegebieden zoals Bulskampveld toe behoorden. Het gebied werd er afwisselend als landbouw- en/of bosgebied ingericht.Als eigendom van het Ministerie van Landsverdediging werd op de strook vanaf 1950 aan zandwinning gedaan. Door zand af te graven ontstond er een landschap met putten en heuvels, waardoor heidevegetatie plaats kreeg. Daarnaast werd er door De Brugeoise een parcours aangelegd voor het uittesten van pantservoertuigen. Totdat deze tests stoppen in de jaren 60 van de 20ste eeuw, werd de grond er dus regelmatig omgewoeld door pantsers en schietoefeningen.
Wederom een ander stukje natuur. De Gemene Weidebeek mag dan wel verscholen liggen, toch is het een aantrekkelijk en gewaardeerd gebied. Met zijn sloten, poelen, knotbomenrijen en heggen geniet je van een fraai landschap. Rust en gevarieerde natuur staan hier centraal. Ga op ontdekking door het domein aan de hand van de wandelpaden. Het gebied sluit ook aan bij de hoeve Hangerijn (Kinderboerderij) en het Paalbos. Het domein is te toegankelijk via toegangspunten in de Vossensteert, Zuiderakker, Lindelaan, Zomerstraat en Gemene Weideweg-Zuid.
Van de ene verbazing in het ander
Hier aan de rand van het kinderboerderij.
Heel mooi domein.
Allerlei leuke spelletjes om met kinderen te doen.
Met deze pijpen kon je wat geluid maken.
Door deze kijkgaten had men een mooi zicht. op deze vijver. Deze stond er al een tijdje.
Een totem
Laatste stukje groen van deze hele mooie wandeling.
Deze straat tot het einde volgen en ben terug aan mijn auto.
Vandaag begaf ik mij naar Sint-Lievens-Houtem, ergens tussen Wetteren en Zottegem.Daar ging ik de Cotthemwandelroute volgen. Deze is een bestaande wandeling die met zeskantige bordjes is aangeduid. Deze start op het Marktplein van Sint-Lievens-Houtem.
Sint-Lievens-Houtem is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente telt zo'n 10.000 inwoners, die Houtemnaars worden genoemd. Het is een landelijke gemeente, net buiten de Vlaamse Ruit en in de Denderstreek. De gemeente heeft het op een na grootste marktplein van Vlaanderen en de grootste traditionele herfstjaarmarkt in het land. Het gebied werd in 976 in tweeën verdeeld. Een gedeelte werd beheerd door de Sint-Baafsabdij van Gent, het ander behoorde tot het Land van Aalst, met eigen vierschaar. Het dorp had in de middeleeuwen een belangrijke bedevaart en jaarmarkt. Deze Sint-Lievensbedevaart werd gehouden op paasmaandag, en herdacht het overbrengen van de relieken van Sint-Lieven van het dorp naar de Sint-Baafsabdij. Onder keizer Karel V werd de bedevaart afgeschaft met de Carolijnse Concessie in 1540. De winterjaarmarkt, gehouden op Sint-Maarten, en de zomerjaarmarkt op Sint-Pieter werden echter wel behouden, zoals blijkt uit de verslagen van de baljuw van het Land van Aalst. Bij de heraanleg van de Markt werd een apenskelet (vermoedelijk een dier van foorkramers) aangetroffen bij archeologisch onderzoek [3]. In 2008 werd de winterjaarmarkt erkend als Vlaams niet-tastbaar cultureel erfgoed door minister Bert Anciaux. Sinds 2010 heeft de winterjaarmarkt een nog grotere erkenning gekregen. Samen met het Aalsterse carnaval en het Krakelingenfeest in Geraardsbergen werd de winterjaarmarkt door UNESCO erkend als uniek werelderfgoed. Bij de gemeentelijke fusies van 1977 werden aan Sint-Lievens-Houtem de gemeenten Bavegem, Letterhoutem, Vlierzele (met uitzondering van het gehucht Papegem) en Zonnegem toegevoegd. Er werd ook een klein deel van de gemeente Oombergen aangehecht, meer bepaald de gehuchten Espenhoek, Cotthem en Hoogveld.
Parkeerde mijn auto op het Marktplein en begon aan de wandeling. Het eerste stukje is verhard tot aan het natuurstuk. Eénmaal in het domein moet je recht doorgaan en een 50tal meter verder moet je links inslaan in het bos, rechts staan er een aantal waterbakken voor de dieren. De bordjes zijn op sommige plaatsen moeilijk te zien , daar ze in het hoge gras staan. Anders is deze wandeling heel mooi, heel veel variatie.
Terug op het Marktplein.Een hele rustige wandeling en mooi, enkele keren moest ik goed uitkijken voor de bordjes, sommige waren verscholen door het hoge gras langs de berm.
Het KMI voorspelde een mooie dag, dus ik trok erop uit voor een natuurwandeling. Ditmaal koos ik voor een knooppuntenwandeling in het domein Puyenbroek te Wachtebeke.
Wachtebeke is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente telt ruim 7.500 inwoners, die Wachtebekenaars[1] worden genoemd. Wachtebeke is gelegen aan de E34 Antwerpen - Knokke-Heist.De gemeente wordt doorsneden door de Moervaart. De zuidgrens wordt gevormd door de Zuidlede; in het dorp loopt de Langelede. Wachtebeke werd voor het eerst vermeld in 1198 als Wagtebeke. Over de betekenis van wagte is men het niet eens, het zou ofwel wacht houden ofwel waadplaats kunnen betekenen.De Romeinse heerweg vanuit Antwerpen splitste zich te Wachtebeke in de richting van Gent en de richting van Brugge. Vanaf de 13e eeuw waren het vooral de omliggende abdijen die grond in bezit hadden in Wachtebeke. De turfwinning ontstond en omdat deze winning zeer arbeidsintensief was, trokken vele mensen naar de streek om er te gaan wonen. Voor de afvoer van de turf naar Gent werd in de late middeleeuwen de Langelede gegraven. Deze waterloop werd in 1774 grondig vernieuwd.Wachtebeke is nooit een zelfstandige heerlijkheid geweest. Het heeft steeds deel uitgemaakt van het ambacht Assenede, en behoort dus tot het Meetjesland. De parochies Wachtebeke en Sint-Kruis-Winkel vormden wel een eigen vierschaar. Bij het ontstaan van de gemeenten in 1795 werd Wachtebeke een zelfstandige gemeente. Door de industrialisering langs het kanaal Gent-Terneuzen evolueert Wachtebeke langzaam van een arm boerendorp naar een residentieel gebied voor de hogere middenklasse. In 1965 werd een klein gedeelte van de toen opgeheven gemeente Mendonk bij Wachtebeke gevoegd.
De start van deze wandeling begint aan het bezoekerscentrum van het domein.
Puyenbroeck is een provinciaal domein van 510 hectare in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, voornamelijk in Wachtebeke maar ook een stuk in Zaffelare en Eksaarde. Het gebied werd in 1965 door de provincie aangekocht en werd voor het publiek opengesteld in 1969. Het park is laag gelegen en bevat enkele grote vijvers. Het deel van het park ten zuiden van de Zuidlede is meer bebost. In het park bevindt zich ook het Kasteel Puyenbrug. De naam "Puy" verwijst naar een kunstmatige hoogte, terwijl het woord "broeck" verwijst naar het moerassig karakter van de meersen. Er zijn een grote speeltuin, ligweiden, een bloemenpark van 23 ha, een speelbos van 10 ha en een verkeerspark waar kinderen met go-carts kunnen rijden. Er is ook een dierenpark dat aandacht schenkt aan het 'Levend Erfgoed', oude veerassen. Met een toeristisch treintje kan er een rondrit gemaakt worden door het park. Er kunnen ook fietsen en bolderkarren gehuurd worden en aan de vijvers kunnen roeiboten en pedalo's worden gehuurd. Op het terrein van het provinciaal domein bevindt zich ook MOLA, het provinciaal Molencentrum in het voormalig Kasteel Puyenbrug. Het domein beschikt over ongeveer 150 hectare bos, met een bijna volledig aaneengesloten bosgebied ten zuiden van de Zuidlede. Er is ook een permanente broedwand voor vogels aangelegd, die onder meer gebruikt wordt door de oeverzwaluw en de bijeneter. Een ijskelder werd ingericht als overwinterplaats voor vleermuizen. In de vijvers werden enkele ondiepe paaiplaatsen voor de vissen aangelegd.In 2017 en 2018 vond Music For Life, de liefdadigheidsactie van Studio Brussel, plaats op dit domein.
Toen we aan het hoofdgebouw aankwamen hebben we daar wat gegeten en gedronken alvorens we terug naar huis gingen. Een hele mooie tocht, zeker een aanrader voor de mensen die van natuur houden. In de namiddag kwam het wat drukker.
Uitmuntend weer, wandelschoenen meenemen en naar Moerbeke rijden , waar de wandelclub de Padstappers uit Geraardsbergen er hun laatste cornawandeling aanbood.
Ditmaal was de start vanaf het station van Moerbeke. De wandelaars konden kiezen uit 2 lussen met elk een verkorte lus erbij. Ik koos voor lus2 met de verkorte versie van lus1.
Moerbeke is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Geraardsbergen. Naast het centrum zelf ligt in het noorden nog het gehucht Atembeke. De plaats ligt in de Denderstreek. In het noordoosten ligt het Raspaillebos, het bos waar onder meer de bende van Jan de Lichte zich zou hebben verscholen. Wielrenners kennen het Raspaillebos vooral van de legendarische Bosberg die het bos doormidden snijdt. De eerste vermeldingen van dit dorp zijn terug te vinden in de periode van 1142-1149 als Morbecca. Morbecca is afgeleid van het Germaanse "mora" (turf) en "baki" (beek). In de Romeinse tijd deed een via regia het dorp aan. Het bewijs daarvan werd geleverd toen in 1806 enkele Romeinse penningen werden opgegraven.De parochie behoorde toe aan de abdij van Sint-Winoksbergen maar ging in 1164 over op de abdij van Vorst. In Moerbeke vestigde zich rond 1670 aan de voet van het Raspaillebos een Dominicanenvicariaat, nadat het Mariabeeld van een kluizenaar voorwerp was geworden van mysterieuze gebeurtenissen. Bedevaarders kwamen massaal naar het Raspaillebos. Het vicariaat, dat afhing van het Dominicanenklooster van Brussel, werd na de Franse Revolutie opgeheven. De gebouwen werden verkocht en later afgebroken. Enkel het voorportaal van het vroegere vicariaat bleef bestaan en werd omgebouwd tot de huidige kapel. In de ochtend van 19 juni 1929 vond in het station van Viane-Moerbeke een treinramp plaats. De trein was op weg van Geraardsbergen naar Edingen en Charleroi en reed even voor het station in op een ontspoorde locomotief. De balans was zwaar: 9 doden en 20 gewonden, waaronder heel wat kompels op weg naar hun werk.(bron wikipedia)
Zicht op de kerk van Moerbeke
Ik begon met lus2, dewelke ook start aan het station van Moerbeke, trekt richting Sint-Paulus. Deze kapel trekt heel wat volk eind januari. Sint-Paulus gooit er Pauwelbroodjes in de menigte en de dienaars van de heilige man doen bedelronden met de leuze “Pluik”. Na de kapel wordt het klimmen in het Kluysbos, de geur van daslook prikkelt alvast onze zintuigen. Eens de klim achter de rug, volgt een afdaling op de flank van de Bosberg om dan terug langzaam te klimmen naar het Raspaillebos gevolgd door het Karkoolbos. Een gans andere biotoop maar zeker even mooi, genieten is de boodschap. Via Atembeke, een gehucht van Moerbeke, gaat het terug naar het station; de laatste lus van de coronatochten zit er op. Veel variatie tijdens het wandelen.
Veel doorsteekjes
Hier aangekomen in de Markvallei, kan je genieten van het Kluysbos met zijn mooie voorjaarsflora en wandelen langs oude turfputten met waterviolier. De Markvallei situeert zich ten zuiden van Geraardsbergen, op de grens van drie provincies: Oost- Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. De Mark ontspringt in het Henegouwse Silly en mondt ter hoogte van Geraardsbergen in de Dender uit. Hydrografisch behoort de vallei tot het bekken van de Dender. Ondanks de rechttrekking van de Mark, die het landschap wel wat verminkte, bleef de daling van het waterpeil relatief beperkt. De vallei behield grotendeels haar eigenheid. Door het achterwege blijven van baggerwerken sinds de rechttrekking, heeft de rivier zelfs een deel van de schade hersteld. Door aanslibbing is de breedte haast gehalveerd en zijn de oude meanders opnieuw herkenbaar. Het Kluysbos ligt op de helling richting Bosberg. Van op het plateau lonken vergezichten over de Markvallei tot aan de Congoberg, de zendmast van Sint-Pieters-Leeuw en de torengebouwen van Brussel. De Sint-Pauluskapel behoort tot de oudste monumenten van Galmaarden en is zeker een bezoek waard.
We kregen vele mooie vergezichten.
Afdaling langs de flanken van de Bosberg. Juffrouwskapel
Heel rustig om te wandelen, men kon hier nog het daslook ruiken.
Op weg naar het volgend stukje groen.
Aangekomen aan het Raspaillebos (met het aangrenzende Moerbekebos en bosreservaat Karkoolbos) is een bosgebied in de Vlaamse Ardennen in het zuiden van de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Het bosgebied van 50 ha ligt op het grondgebied van de gemeente Geraardsbergen (deelgemeentes Moerbeke en Grimminge), vlak bij de provinciegrens met Galmaarden in Vlaams-Brabant. Het Raspaillebos sluit aan op het Moerbekebos, op het Vlaams bosreservaat Karkoolbos en ook op het bosgebied Kluysbos in Galmaarden. Het Raspaillebos wordt beheerd door de Vlaamse overheidsdienst Agentschap voor Natuur en Bos en door Natuurpunt. Het natuurgebied is erkend als Europees Natura 2000-gebied (Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen) en maakt deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het gebied is sinds 1980 beschermd als landschap en is bovendien erkend als stiltegebied.
Uitzicht op een mooie villa toen ik uit het bos kwam.
Terug de kerk van Moerbeke en op weg naar het station voor de verkorte wandeling van lus1 Zocht de schaduw op. Hier de splitsing van lus1
Een stuk langs de spoorlijn Veel smalle paden
Gelukkig dat er schaduw was, de zon was op dit moment heel fel.
Terug de wijde wereld in Een vroegere kennis.
Eénmaal deze veldwegel uit kwam ik terug aan het station. Een hele mooie wandeling en had prachtig weer. Proficiat aan de wandelclub de Padstappers voor deze wandeling.
Vandaag eens een wandeling maken in Henegouwen. Ik verplaatste me richting Lessen, de wandelclub Les Vaillants Acrenois(uit 2Akren) gaf er een bepijlde coronawandeling. De wandelaars konden uit 4 omlopen kiezen, 2 van 10km en 1 van 3km en 5km.
Lessen (Frans: Lessines) is een stad in de Belgische provincie Henegouwen. Lessen telt ruim 18.000 inwoners. De stad is gelegen aan de Dender, tussen Aat en Geraardsbergen en ongeveer 38 kilometer ten zuidwesten van Brussel. Lessen is befaamd om haar porfiergroeven: men ontgint er de vulkanische gesteenten die ontstonden tijdens de Caledonische plooiing. Verder heeft Lessen als toeristische bezienswaardigheden onder meer het Gasthuis Onze-Lieve-Vrouw met de Roos (Frans: Hôpital Notre-Dame à la Rose), dat tot een paar decennia geleden als ziekenhuis in gebruik was en, nu ingericht als museum, een mooi beeld geeft van de verschillende genees- en verzorgingswijzen door de eeuwen heen. Lessen bestaat naast het stadscentrum zelf nog uit de overige deelgemeentes Ghoy, Lessenbos (Bois-de-Lessines), Ogy (Oseke), Papegem (Papignies), Twee-Akren (Deux-Acren), Wannebecq (Wannebeek) en Woelingen (Ollignies). De dorpjes Wannebecq en Papegem waren al in 1965 tot één gemeente samengevoegd.
De start was aan de school en de bordjes waren aan de schoolpoort bevestigd.
Terug aan de parking van de school. Een rustige wandeling, jammer bijna volledig verhard.
Vandaag ging ik eens wandelen in de Blankaart. Dit natuurdomein ligt op het grondgebied Woumen.
Woumen (uitspraak [woːmə(n)]) is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Het is sinds 1977 een deelgemeente van de stad Diksmuide. Tot eind 1976 behoorde de parochie Jonkershove tot Woumen, maar bij de gemeentelijke herindelingen moest het die afstaan aan de gemeente Houthulst. Het dorp ligt langs de weg N369 van Diksmuide naar Ieper en is met zijn ruim 1300 inwoners en een oppervlakte van 13,83 km2 een van de grotere dorpen binnen Diksmuide. Woumen ligt op de grens van de IJzerpolders in het westen, en Zandlemig Vlaanderen in het oosten. De hoogte varieert van 4 tot 21 meter, waarbij de kom van het dorp op ongeveer 8 meter hoogte ligt. In de IJzerpolders liggen de Broeken van Woumen, een gebied van 650 ha. In 1953 werd een gemaal gebouwd, voordien stonden de polders 's-winters blank. Van belang is het natuurreservaat De Blankaart, behorende bij het Blankaartkasteel. Het is onderdeel van het broekgebied in de lage overstroombare poldervlakte van de IJzer. De vijver ontstond in de 15de en 16de eeuw door turfwinning. Veel voorkomende vogels zijn de aalscholver, de bruine kiekendief en de blauwe reiger. Het gebied is een pleisterplaats voor trekkende watervogels en overwinterende eenden en ganzen. Ook vindt men in het gebied een spaarbekken voor de drinkwatervoorziening. Dit werd in 1972 aangelegd. Het achthoekige bekken meet 60 ha en kan 3 miljoen m3 water bevatten. Het water is afkomstig van de IJzer en de daarin uitkomende beekjes en wordt uiteindelijk omgezet in drinkwater. Dagelijks betreft dit 40.000 m3. In het bekken ligt een dam die het bekken in een toevoer- en een afvoerbekken verdeelt.
De wandeling start aan de parking van het domein en is bewegwijzerd met zeshoekige borden.
De 9,6 km lange provinciale Blankaartwandelroute. De wandeling vangt aan nabij het Blankaartkasteel, thans ingericht als bezoekerscentrum de Blankaart. In de gebouwen van het voormalige kasteel is de sfeer van het verleden nog hangende. Accessoires en meubelen uit de tijd van toen staan in de wandelgangen geëtaleerd naast een uitgebreide collectie opgezette dieren. Hier kom je alles te weten over de unieke IJzer- en Handzamevallei. Niet alleen fauna en flora van natte gras- en rietlanden komen hierbij in beeld maar ook Plan Otter en de drinkwatervoorziening krijgen een prominente plaats in het verhaal.
Het Blankaartkasteel is een kasteel in de tot de West-Vlaamse gemeente Diksmuide behorende plaats Woumen, gelegen aan de Iepersteenweg Oorspronkelijk lag hier een vijver die ontstond door turfwinning welke vanaf de 13e eeuw of vroeger plaats heeft gevonden. Omstreeks 1865 werd op deze plaats door baron Gustaaf de Coninck de Merckem, die het domein had verworven, een kasteel bouwen dat werd ontworpen door Joseph Schaddeen in eclectische stijl (met veel neorenaissance-elementen) werd uitgevoerd. Ook werd toen een park aangelegd met dienstgebouwen als paardenstallen, koetshuis en een tuinmanswoning. Verder was er een moestuin en er waren serres. Eind 19e eeuw werd de vijver uitgediept en er werd een visvijver aangelegd. Ook werd een ijskelder gebouwd en een eendenkooi. Het domein, De Blankaart genaamd, werd toen al beschouwd als zijnde van grote natuurhistorische waarde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd. Enkel de voorgevel bleef overeind. Van 1925-1929 werd het in kleinere en soberder vorm herbouwd naar ontwerp van Jules Gunst. Hierbij bleef het oorspronkelijke uitzicht, met de twee ronde hoektorens en de veelhoekige traptorens, behouden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de spits van beide hoektorens vernield, en nooit meer hersteld. Op rechthoekige plattegrond is het een gebouw van 1920 in rode baksteen met natuurstenen sierelementen. De voorgevel wordt geflankeerd door de twee halfronde hoektorens, nu zonder spits. Boven de ingang prijkt het wapenschild van de familie de Coninck de Merckem, uitgevoerd in natuursteen. Links van de voorgevel, aan de zuidgevel, is de traptoren. Het interieur is nog grotendeels in de toestand van 1920. Het kasteel beschikt over een kapel, voorzien van drie glas-in-loodramen van 1959, vervaardigd door Michel Martens. De kapel wordt overwelfd door een spitstongewelf. De ijskelder en de eendenkooi zijn nog intact. Ook is er een smeedijzeren boogbrug en zijn restanten van de vroegere zichtassen bewaard gebleven.
Het oude kasteelpark nodigt naderhand uit voor een boeiende en bovenal natuurrijke wandeling. Enkele jaren terug werd de Blankaartwandelroute door de kijkers van Vlaanderen Vakantieland tot één der tien mooiste Vlaamse wandelingen verkozen. Een referentie om prat op te zijn. We vervolgen langs een oude ijskelder, thans het leefgebied van menig vleermuis. Wat verder krijg je het eerste en enige blik op het ruime waterspaarbekken. In de Blankaartvijver weerspiegelt zich het kasteel en het beeldhouwwerk van een otter. De Blankaart vormde ooit het leefgebied van Europa’s grootste knaagdier. Vervuiling van de habitat zorgde ervoor dat de otter hier in de jaren ’80 definitief verdween. Plan Otter het project ter bescherming en re-integratie van het dier, dient opnieuw te zorgen voor zuiver water, een gezond visbestand en voldoende rustige plekjes langs de groene oevers van beken en sloten. Men kon hier een meeneem drankje kopen en er is ook een toilet waar men gebruik kan van maken.
Een plankenpad zorgt ervoor dat je het natuurgebied bereikt zonder natte voeten. Het laagste punt van de IJzerbroeken staat immers vaak blank. De laaggelegen wei- en hooilanden van de Waterhoek liggen amper 2,6 meter boven de zeespiegel en dus zijn hoge laarzen en waterdichte wandelschoenen langsheen de Blankaartwandelroute geen overbodige luxe. Door de aanhoudende warmte dienen we ditmaal geen rekening te houden met natte plekken. Wel met koeienvlaaien – de weilanden worden immers druk begraasd door loslopend vee. Vervelend als je vogels wil spotten. Die komen hier in het voorjaar bij de vleet voor.
Onderweg nodigen vogelkijkhutten en uitkijktorens uit om watervogels en rietzangers in het vizier te krijgen. De infoborden geven je keurig mee welke vogels hier voorkomen. Ik ben absoluut geen vogelaar. Buiten futen, meerkoeten en waterhoentjes herken ik een grote kolonie blauwe reigers. Meer niet! Bij avondschemering hoor je hier “ het spook van de Blankaart “ dwarrelen. In werkelijkheid gaat het om het eigenaardige misthoorngeluid van de roerdomp. De kans dat je hem ooit te zien krijgt is echter bijzonder klein. De reigerachtige vogel beschikt immers over een unieke camouflage techniek. Een wirwar van beekjes, grachten, de Houtensluisvaart en de Stenensluisvaart doorsnijden het uitgestrekte gebied van de Kleine Blankaart en het Vijfhuizenbroek. Omdat hier in de Middeleeuwen turf werd ontgonnen, bevinden de weilanden zich laag.
Hier even halt houden, dit is ongeveer halverwege(5km). Via enkele houten opstapjes en wentelhekjes vervolgen we keurig de wandeling richting de Vijfhuizen. Niks meer dan drie huizen en twee boerderijen kleuren het kleine gehucht. Vakkundig wijst het driehoekig wandelbordje naar ’t Madeliefje, alwaar je beslist halt moet houden voor een lekker ambachtelijk hoeve-ijsje. Wat kan een ijsje toch smaken! Een lekker bordje met ijs.
Vervolgens gaat het verder via de waterzuiveringsinstallaties van de Blankaart. Het gedrocht van een betonnen achthoekige constructie staat er in schril contrast met het vredige landschap van de IJzerbroeken. Met een oppervlakte van 60 hectare en een inhoud van maar liefst drie miljoen kubieke meter wordt het grootste deel van West-Vlaanderen van drinkwater voorzien. Ook de IJzertoren van Diksmuide , symbool van AVV-VVK (nvdr. alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus) is nooit veraf . Stappend langs de geruisloze bescheidenheid van de Noordkantvaart bereik je naderhand de Rhille en het Sport.Vlaanderen-centrum. Hierna vervolg je andermaal het open waterrijk riet- en hooiland om zo het kasteel van de Blankaart te bereiken.
Nog een kuifmees kunnen vastleggen. Deze wandeling is zeker een aanrader mits het weer goed is.
Ik ben Vandevoorde Dorine, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Doortje.
Ik ben een vrouw en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is sinds 1 mei op rust gesteld.
Ik ben geboren op 20/10/1963 en ben nu dus 61 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: sport in het algemeen.