Verblijfplaats van de schrijver Hugo Claus. De schrijver kocht de gesloten hoeve, typische bouwtype voor Zuid-Vlaanderen in de loop van de jaren '60. Tot dan was de boerderij een bloeiend bedrijf in eigendom van de familie René Tonniau-Verhellen. Het was toen nog heel uitzonderlijk dat bij het op rust gaan van de landbouwer de boerderij niet werd verder gezet door een van de kinderen. Maar de kleinschalige landbouw bleek geen toekomst meer te hebben. Welstellende stadsmensen lonkten naar “den buiten”. Dus ook deze boerderij werd verkocht aan “stadsmensen” zoals dat toen werd gezegd. Het neerhof ligt ”in Tenhole nr 3, een oase van rust en groen, in een klein dal tussen twee uitlopers van de getuigenheuvel. De nabije bron geeft het jaar door overvloedig drinkbaar water. Mensen uit de buurt en stadslui kwamen zich hier bevoorraden. Tot de jaren 70 was de weg Tenhole zelfs niet gekasseid. Het merendeel van de wegen in de gemeente waren dat wel (macadam of asfalt kende men hier blijkbaar nog niet); de weg was gewoon met grind verhard en voldoende breed voor stro- of hooiwagen. Hugo Claus liet de oude boerderij opknappen, zeg maar stevig verbouwen. Dit karwei nam enkele jaren in beslag. Het woonhuis werd mooi ingericht en schuren en stallingen, met rieten dak, kregen elk hun functie. Deze plek werd voor het gezin Claus een vaste stek vanaf 1963. In de boomgaard werd een kleine chalet gebouwd; het werkterrein van de schrijver. Algauw werd vrouw Elly Overzier een graag geziene dame die vlot met de mensen van “den buiten” kon opschieten. Zo liep zoontje Thomas vanaf de 1ste kleuterklas school in de “Gemeenteschool”. Meermaals liet vrouw Elly haar ongenoegen blijken over de hygiënische toestand van het schooltje. De toiletten waren “vertrekken” zonder waterspoeling en je weet wel …een plank met een rond gat…. Maar, het moet gezegd, … het onderwijs was naar de wens van de ouders want de knaap kon er later zedenleer volgen. De eerste leerling in de school wiens ouders het aandurfden een aanvraag in te dienen voor de cursus zedenleer in de school van het zó katholieke Nukerke. De aanstelling van een leraar zedenleer liep niet van een leien dakje. Het schoolhoofd moest zelf zorgen voor een leraar-zedenleer. De aanstellingen verliepen niet vlot en meermaals waren er perioden dat de jonge Thomas geen les in de zedenleer kreeg. Zijn moeder viel er niet over dat de jonge snaak dan maar de godsdienstlessen passief meevolgde en … of hij er zich aan intersseerde! Op de speelplaats annimeerde hij zijn medeleerlingen. Thomas speelde op de speelplaats de mis na, draaide zich af en toe om, strekte zijn armen ... én gaf de zegen. De leerkrachten hadden dolle pret. En of hij het naar zijn zin had. Een dorpsschool midden de velden en weiden én toffe buren… Het jonge kind was verknocht aan de tuinman Georges die hem meermaals van school meenam naar Tenhole, soms achter op de fiets of in een kruiwagen. Het jonge ventje beleefde er een heerlijke tijd in de buurt van ’t Holand.
Dat de nieuwe woonst van de schrijver ergens verscholen lag ergens in het rustige Nukerke blijkt uit een krantenbericht daarin Hugo Claus liet optekenen dat hij ging wonen “op een plaats in Nukerke waar Christus nog niet voorbij gekomen was”, dit tot ergernis van heel wat mensen. En placht hij niet te zeggen tegen zijn bezoekers:”… volg de gids want anders komt u in de bled (van het Frans le bled, wat zo veel kan betekenen als de woestijn) terecht !”. Hoe je er wel terecht kon bij hem? Ergens langs de Staatsbaan (nu Rijksweg) nam je de Dierickstraat, een kronkelende, wagenbrede kasseiweg. Vóór de klim draaide je rechts het straatje Tenhole in. In 1970 verliet Hugo Claus Nukerke en trok naar Amsterdam. Korte tijd nadien nam de familie Marc Donckers (Lier 1935), alias Marc Insingel, samen met zijn vrouw Hilde Sacré en zoontje Niels er hun intrek. Marc Insingel, oud-leerling van het Conservatorium in Antwerpen, is een bekend Vlaams prozaschrijver en dichter die talrijke dichtbundels op zijn naam heeft.
Te Nukerke (van Hugo Claus) ‘s Zondags na de vespers, wil hij thuis geen krentenbrood, de idioot. Hij stapt in het veld en in de huizen en zwijgt in alle talen. Zelfs al zit je in de bomen dan ben je toch geen vogel. Ook in mijn denken staat hij daar zonder een gebaar, zijn tanden malen. Ik zwaai met mijn hand, hij ziet een zeis. Als er geen koeien waren dan was de bandhond een groot beest. Dan rukt hij de almanak met playgirls van de wand en rent in het aardappelland. Beetje bij beetje at de vlo het oor van de hond.. Hij vertrouwt de waarde van woorden niet (zoals ik, maar met een andere nood). Met zijn playgirl klimt hij blaffend tussen de takken: In nemen en in gheven Moeten die sinne
Die dolen in minne
|