Watermeulen te Meulebroecke bij het Hof te Meulebroecke. Tot in de Late Middeleeuwen lagen in onze Vlaamse Ardennen nog veel laaggelegen gebieden er zeer drassig bij. Een moerassige grond werd “broeck” genaamd. Vandaar de naam Meulebroecke, de meulen in de broecke. De site ligt op een hoogte van 55 m. De tekening stelt de watermolen voor zoals hij er uitzag in 1974. Het molenhuis stond langs de Molenbeek en behoorde tot de aanpalende boerderij. Na de W.O.-II was deze watermolen niet meer in functie. Het gebouwtje verviel en werd weldra een ruïne. De afbraak volgde. Toch even tijd voor een beetje geschiedenis. Het Hof te Meulebroecke met de watermolen werd reeds in 1571 vermeld als molen ”te Meulebroeck” Deze in oorsprong graanwatermolen is van het type bovenslagmolen omdat het aangevoerde water van boven af op de schoepen van het aandrijfrad valt. Het water werd onttrokken -hoe kan het anders- uit de Molenbeek! Deze vorm van energie is reeds drieduizend jaar oud. " De weg naar de watermolen was lange tijd niet gekasseid omdat dat een private weg was. Deze watermolen is samen met de boerderij in 1858 gebouwd door Leo Devos, grootvader van Albert Antrop. In het molenhuis lagen 2 stellen molenstenen, 2 koppels dus. Eén voor het malen van tarwe en één voorbehouden voor dierenvoedsel. Waar men kon opteerde men voor een watermolen omdat het opzetten van een houten molen toen een fortuin kostte. In de naastliggende schuur van 12m op 24m stond de dorsmachine, een vaste en niet op wielen. Een deel van de vloer was niet verhard en diende als dorsvloer of deel waarop dus de dorsmachine stond. Die bleef er natuurlijk staan want ze werd aangedreven door lange brede riemen die op hun beurt in beweging kwamen door de drijfkracht van het waterrad in beweging gebracht door het water van de Meulebeek. Een schoft hield het water op in een grote vijver. Er was voldoende water om gedurende 2 uren op volle kracht te dorsen. Er werd afgesproken met de molenaar van 't Moleke om gelijktijdig te werken. Zo spaarden ze veel water. Aan de overkant van 't Moleke was een grote waterreserve. Tijdens de oorlog van 14-18 kwamen landlieden soms van een uur ver naar de Meulebroecke. Te voet met een zakje graan van 25 kg op de rug, voortdurend de omgeving afspiedend om niet gepakt te worden. Het gemalen graan namen ze mee naar huis maar 'bulden' (zuiveren) moesten ze zelf doen. Weet je dat de kleine man die weinig middelen van bestaan had soms zijn graan maalde door middel van een koffiemolen! In dat molenhuis was er ook een stampkot waar lijnzaad (vlaszaad) tot olie werd gestampt door middel van een stenen klopper of stamper. Die olie was toen veel geld waard. Daarom werd ze verkocht aan handelaars die afnemers hadden in de verfindustrie. Wat bijzonder was aan die stampinstallatie is het feit dat gans dat mechanisme en gans de constructie zelfstandig stond. Dus niet bevestigd aan muren of zoldering. De reden was eenvoudig; door het gestampt en geklop zouden de muren het snel begeven hebben. Het is jammer dat zo’n installatie is verdwenen. Het zou nu een pracht van industriële archeologie zijn. Iets over het malen zelf. Het principe was "U vraagt wij malen". Je kon op verschillende wijzen malen; rondmalen op 100, dat was voor zwijnenvoer. Er werd ook gemalen op 80 en op 60. Bijvoorbeeld roggegraan op 100 malen of rondmalen gaf bruinbrood. Graan op 80 gemalen gaf lichtbruin brood en wit brood verkreeg men door op 60 te malen. Om mooie, witte bloem te bekomen werd het graan eerst geperst tussen de stenen zodat tijdens het malen de pel geheel bleef. En sowieso werd er gemalen vanaf 100 kg graan. En raar maar waar, gedurende den oorlog vroegen velen te malen op 60. Tijdens de oorlog van 14-18 mochten we niet dorsen tenzij onder toezicht van de Duitsers. Maar wij dorsten toch! 's Nachts ! Dan zetten de Duitsers niet uit in het pikkedonker. Overdag deden twee cavaleriesoldaten tweemaal daags een ronde van één uur. De berijders kregen zelf inspectie van hun oversten om na te gaan of de paarden wel goed werden onderhouden. Die mannen stonden immers voor alles in. Ook voor het onderhoud van hun paarden. Het gebeurde wel eens dat ze op een boerderij een zakje haver vroegen om hun paarden te voeren. Zoveel schrik zat erin dat ze zelfs vreesden voor hun job en bij het voetvolk aan het oostfront te worden gestuurd." A.A.
|