Pentekening naar een oude foto. Deze woning stond tot in de jaren 60 op de hoek van de Ommegangstraat en de Rubberigtsbank. Gentil De Wilde heeft er nog in gewoond. Deze woning werd later omgevomd tot een tweewoonst. Deze oude woning, met strooien dak, stond aan de ingang van Nukerks bos. De dreef rechts is nu de Rubberigtsbank.
Is de grote Vlaamse componist Lambert (Lambrecht) Lambrechts vergeten? Heeft hij geen 600 Vlaamse liederen gecomponeerd ?
Lambert Lambrechts werd geboren op 21 juli te Hoesselt en arriveerde in Ronse in 1889 toen hij werd aangesteld als leraar (regent) in de Rijksmiddelbare school te Ronse. Het was de tijd van K. Desutter en August Desutter, A. De Hovre, K. Huysmans en Cyriel Buysse
Lambrechts heeft het Lied van de smid gemaakt nadat hij vriendschap had aangeknoopt met een smid in Louise-Marie. Van deze laatste heeft hij trouwens een volledig met de hand gesmede hamer gekregen. (Annalen Ronse)
Hier volgt een bloemlezing uit "Reisjes in Zuid-Vlaanderen"
Naar den Muziekberg.
Ten Noord-Oosten van Ronse rijst de Muziekberg. Daar gaan wij heden omdolen en eene frissche lucht inademen. Wij verlaten de Groote Markt en volgen de Gasthuisstraat, de Biezenstraat en de Beekstraat. Verder loopt een kronkelende binnenweg naar de hoogte.
De Muziekberg is, evenals de Hootond, 150 meters hoog. Een woud bedekt het grootste gedeelte zijner kruin.
Hoor eens, hoe het windje door de bladeren ritselt, hoe de kerfdiertjes gonzen, hoe de vogelen kweelen! Zie eens, hoe de warme stralen der zon door het looverdak der boomen dringen en gouden strepen op den grond tooveren!
o Woud, vol vrede en lommer,
Met diepe eerbiedenis
Betreden wij uw boorden,
Zoo rustig, groen en frisch.
Wij dwalen rond en luisteren...
En alles spreekt tot ons:
Het lied van vink en lijster,
Der bijen stil gegons;
Het wuiven van de twijgen,
Der bloemen heerlijkheid...
o Woud, wat zijt gij statig,
Vol ernst en majesteit!
Talrijke gangen en lanen doorkruisen het bosch. Jammer maar, dat men alle oogenblikken een ondeugend plankje ziet hangen met de vermaning: "Het is streng verboden hier door te gaan."
Van tijd tot tijd vinden wij eene open plaats, waar wij een prachtig uitzicht hebben.
Op zulk eene plaats, in het midden van het bosch, staat een torentje, uit etssteen opgebouwd en met eiloof begroeid. Hier is het hoogste punt van den berg. Het torentje is nagenoeg tien meters hoog. Het heeft tien ronde kijkgaten en laat ons, over het struikgewas en geboomte heen, naar alle zijden blikken.
Het panorama, dat wij aanschouwen, is wel zoo schoon als dat van den Hootond. Maar wij beweren, dat het grootscher is, omdat de wilde natuur in hare maagdelijke schoonheid hier een ruimer aandeel heeft. In het Zuid-Westen ligt Ronse, met zijne torens, schouwen en daken, langs alle kanten met hoogten en bosschen omringd. In het Oosten rijzen de heuvelen, die naar Geeraardsbergen voortloopen. Elders gaat het oog over bergen en dalen, over gehuchten en dorpen, over huizen en molens. Daar treft het gefluit van eenen naderenden stoomwagen onze ooren. In de diepte snelt hij kuchend voort, weldra verdwijnend in den onderaardschen gang van het nieuwe dorpje Louisa-Maria. Een gedeelte van den Muziekberg is hedendaags eene warande met bronnen, waterleidingen en vijvers. Niet verre van het reeds genoemde torentje staat een hooge boom, die een klein kruisbeeld draagt. De christen wandelaar ontdekt eerbiedig het hoofd, en dankt inwendig ons Vlaamsche volk om zijne godsdienstige overtuiging. Eenige stappen verder vinden wij eene hofstede. Voor het woonhuis ligt eene groote weide.
Ten jare 1821 poogde M. van Hoobrouck, van Mooregem, den wijnbouw te drijven op de zuidelijke helling des bergs. De oogst van 1827 was nog al bevredigend. Den 10 October kwam M. van Doorn, destijds gouverneur van Oost-Vlaanderen, de teelt in oogenschouw nemen en aanmoedigen. Nadat hij den eersten tros had afgesneden, vielen de werklieden aan den arbeid. De eigenaar oogstte twintig stukken wijn. Nochtans was hij naderhand gedwongen van de onderneming af te zien. Maar het wordt stillekens avond. Moede geklommen en moede gekeken, rusten wij eenige oogenblikken op het gras, en dalen dan den berg af. De ondergaande zon werpt heure leste stralen over het landschap; lichte wolkjes zweven in de lucht. De wind schijnt ook moede te zijn van het spelen en dartelen, en houdt zijnen adem in; de vogelen zingen hun slaapliedje onder de bladeren der boomen.
Daar verdwijnt de zon...
Een dunne nevel drijft boven de velden.
Ginds zingt een klokje: Ave, Maria!
Eene geheimnisvolle kalmte heerscht omhoog en omlaag.
Wat is de kalmte streelend zoet,
Dat suizen en in sluimer zijgen,
Dat plechtig stil en stiller zwijgen,
Die rozenkleurige avondgloed!
't Is of de rust rondom ons henen
Een zachter inborst in ons stort;
't Is of ons harte ruimer wordt,
En wat er boos was, is verdwenen.
Een onbestemd en diep gevoel
Ontwaakt en trilt er in onze aren...
Wie mocht dien indruk nooit ontwaren?
Wien laat dat purprend Westen koel?
Nu zweven als op donzen schachten
Geliefde beelden om ons heen; Nu wemelt droom aan droom dooreen,
En zielsgepeinzen en gedachten.
De ontroering grijpt ons in 't gemoed;
Haars ondanks wordt de ziel bewogen;
Er klopt een heimwee in ons bloed;
Soms wisschen wij een traan uit de oogen,
Onwetend wat hem drupplen doet.
Uit Reisjes in Zuid-Vlaanderen Theodoor Sevens
|