Geheim en identiteit (artikel d.d. 16 juni 2008 - herhaling)
Het verdwijnen van zijn geheimen betekent het verdwijnen van de mens. Immers, de mens bestaat bij de gratie van de uniciteit van de persoon zonder dewelke elkeen eender is en vervangbaar net zoals het vee vervangbaar is, dat slechts functioneel is en nimmer een doel op zich, een eindwaarde. Precies zijn geheimen maken een mens uniek, en in het met elkaar delen van geheimen, vormen zich hechte gemeenschappen die, teneinde te kunnen bestaan, zich moeten kunnen onderscheiden van de collectiviteit die slechts welbepaalde eigenschappen van de mensheid kan betreffen, echter nooit het unieke, dat het persoonlijke is. Gemeenschapsvorming ontstaat pas door het delen van geheimen omdat alleen op die wijze zich het vertrouwen manifesteert dat voor de vorming van een gemeenschap onontbeerlijk is. Het verdwijnen van geheimen betekent daarom niet alleen de teloorgang van de persoon, maar onvermijdelijk luidt dit evenzeer het einde in van elk op persoonlijke relaties gebouwd samenzijn.
Het verdwijnen van geheimen is een proces dat direct voortkomt uit de houding van het wantrouwen: het wantrouwen werkt het verdwijnen van het respect voor de persoon in de hand, precies omdat dit respect onafscheidelijk is van het respect voor elkaars geheimen. De persoon bestaat bij de gratie van zijn geheimen; de teleurgang van het respect voor elkaars geheimen gaat hand in hand met het verdwijnen van het respect voor de ander als persoon; en het respect voor de geheimen van de ander verdwijnt uiteraard van zodra andermans geheimen niet langer als menselijke rijkdom en als potentiëel voor gemeenschapsvorming worden beschouwd, doch daarentegen als een bedreiging.
Het op het eerste gezicht zo mooi klinkende ideaal van de transparantie dat zich als een vanzelfsprekendheid aan het vestigen is, is zelf allerminst een geheim en mag daarom met argwaan worden bekeken. Het transparant maken van de mens zelf is, behalve een fantastische illusie en een grove leugen, tevens een van de meest gesofisticeerde aanslagen op de menselijke persoon als zodanig.
Het wantrouwen nu, heeft geen natuurlijke oorzaken, doch wereldlijke. Natuurlijke relaties berusten immers op een welhaast ingeboren vertrouwen dat zich in al zijn manifestaties zelfs als een natuurlijke noodzaak profileert. Het jong is voor zijn overleving afhankelijk van zijn moeder, het koppel dat samen een nest bouwt, vertrouwt elkaar. Er is onderling vertrouwen in de roedel, de bende, de troep, de school en zo meer, omdat dit ook levensnoodzakelijk is. En het vertrouwen blijft, zolang er geen reden is om te gaan wantrouwen.
In de wereld gaat het er net andersom aan toe: het wantrouwen is het fundament van alle wereldlijke relaties, en dat wantrouwen blijft zolang er geen reden is tot vertrouwen; tevens zal in de wereld de mate van het te schenken 'vertrouwen' nooit de mate van het 'redelijke' overtreffen, waarmee gezegd wil zijn dat men een ander daar niet méér zal vertrouwen dan strikt noodzakelijk is, want in de wereld geldt het vertrouwen als een noodzakelijk kwaad.
Waar het vertrouwen wordt beschouwd als een (noodzakelijk) kwaad, tracht men het overbodig te maken, en wel door ervoor te zorgen dat de wederzijdse controle van mensen op elkaar op de limiet waterdicht is. Uiteraard kan dit 'ideaal' pas worden gerealiseerd als mensen voor elkaar volledig transparant worden gemaakt. Daartoe is het absoluut noodzakelijk dat zij van hun geheimen worden ontdaan en dit proces, waarin mensen van hun eigenheid worden beroofd, betreft zowel het verleden als de toekomst van de individuen.
Inzake de transparantie van het persoonlijke verleden, moeten burgers van de hedendaagse maatschappijen zich geen illusies meer maken: alle prestaties van alle burgers dienen immers geboekstaafd te worden met het oog op bijvoorbeeld het eventuele genieten van een pensioen. Maar dat geldt evenzeer in de negatieve zin, en ook het ziekteverzuim, de ziekten zelf en hun prognose dienen te worden gekend en opgetekend. Alle individuen dienen zich te bewegen binnen de door wetteksten uitgetekende lijnen, en de controlemechanismen die dit ook in de gaten houden worden nog elke dag gesofisticeerder. Dit alles neemt geenszins weg dat ook hier, en misschien wel meer dan elders, misdaad of fraude mogelijk en feitelijk is: records verdwijnen of worden geprepareerd, politieke tegenstanders belanden op elkaars zwarte lijsten, boekhoudingen worden vernietigd en vervalst.
Maar ook de toekomst dient transparant te worden gemaakt, en hier schuilt een dubbel probleem voor de wereldse maatschappijen. Van de kant van de maatschappijen, vereist het transparant maken van wat mensen in de toekomst zullen doen, vooreerst het programmeren van alle menselijke handelingen die er kunnen toe doen. Ter compensatie van die fundamentele vrijheidsbeperking en dus met het oog op het mogelijk maken daarvan, worden handelingen die er niet toe doen bevrijd van alle bestaande beperkingen. We kennen in dat verband nu bijvoorbeeld de nieuwe wetten inzake abortus en euthanasie, maar ook alle wetten die betrekking hebben op de zogenaamde 'vrijheid' van elk individu dat mag doen wat het wil, zolang het handelingen betreft die naar wereldse maatstaven als een (voor de maatschappij onschuldig) 'spel' kunnen worden beschouwd.
Een tweede en ernstiger probleem duikt echter op van de kant van het individu, dat immers als reactie tegen het transparant geworden verleden, een 'vreemde' neiging gaat ontwikkelen tot volstrekt onvoorspelbaar gedrag. Het vergt slechts een relatief eenvoudige, redelijke analyse om te kunnen komen tot een begrip van bepaalde nieuwe vormen van criminaliteit, waarbij bijvoorbeeld iemand op straat wild in het rond gaat schieten, als men in acht neemt dat onvoorspelbaarheid uiteindelijk het enig resterende wapen blijkt van personen waar zij zich willen verdedigen tegen de beschreven vernietiging van hun persoonlijkheid ingevolge controle, doorlichtingsmechanismen en programmering. De mens wil immers niet geprogrammeerd worden; hij wil niet herleid worden tot een radertje in een machine; hij wil uniek zijn en creatief, want alleen zo kan hij mens zijn. De paradox wil dat de menselijke persoon dermate weerstandig is tegen zijn vernietiging van buitenaf, dat hij desnoods middels extreme wandaden de erkenning voor zijn uniciteit afdwingt.
Transparantie is een goede zaak, een noodzaak zelfs waar het handelingen, instellingen of planningen betreft welke het openbaar en gemeenschappelijk goed van burgers betreffen. Transparantie is daar een kostbaar wapen tegen samenzwering, corruptie en verduistering allerhande. Volstrekt misplaats echter is de zich bijna als een vanzelfsprekendheid profilerende eis tot zogenaamde transparantie waar het de menselijke persoon betreft.
De kampioen der transparantie is het geld, precies omdat geld enkel een kwantiteit voorstelt en voor de rest volstrekt zonder inhoud is. Omwille van het geld, dat de media heeft verziekt, wordt jacht gemaakt op het laatste geheim, op de allerlaatste inhoud, en worden mensen gedwongen om in het spoor van de hen opgedrongen voorbeelden (BV's, popsterren, politici, acteurs...), al hun inhouden voor de voeten te gooien van een anoniem en zelfs ongeïnteresseerd publiek. Het publiek interesseert zich immers slechts voor geheimen tot op het ogenblik dat het die kent: op die manier doet het de facto niets anders dan personen afschieten alsof het slechts ging om vogels op de hoge wip, trofeeën, scalpen. In werkelijkheid jaagt aldus de anonieme massa op de zielen van de laatst overgebleven mensen, alleen om die te doden, en zij rust niet zolang de laatste mens leeft.
In het woord 'geheim' herkent men het woord 'heim' of 'heem', wat 'huis' en 'thuis' betekent: geheimen zijn derhalve letterlijk dingen die thuis thuishoren, dingen die van thuis zijn, en waarmee vreemden geen zaken hebben. Het taboe om nog geheimen te hebben, is daarom vergelijkbaar met de absurde verplichting om open deur te houden voor jan en alleman. Door de deuren van het huis voor elkeen open te zetten, verliezen ook de muren hun functie, en bestaat het huis niet meer, en zo is ook de thuis verdwenen. Wie er wonen zijn niet gastvrij, doch ontheemd, want op de vlucht voor indringers. Want de gastvrijheid vereist dat de gastheer een huis heeft waar men thuis kan zijn, dat wil zeggen: een huis met deuren die men kan openen maar waarmee men het huis ook kan afsluiten om zijn bewoners te beschermen.
Het verdwijnen van zijn geheimen betekent het verdwijnen van de mens. Op straffe van definitief identiteitsverlies, verplicht de jacht op de laatste geheimen, mensen er daarom toe, zich steeds verder te gaan verbergen en zich in te kapselen. Dit kan vele vormen aannemen. Spontaan ontstaan op die manier bijvoorbeeld maatschappelijke subgroepen met elk een eigen taal, eigen gedragscodes, idealen en plannen. Zij stellen zich uiteraard allerminst open voor elkaar, veroordelen elkaar om elkaar nimmer te begrijpen, laten geen buitenstaanders toe, nemen afstand van alle algemene maatschappelijke gewoonten en tendenzen, en doen verder al het nodige, enkel met het oog op het vrijwaren van de eigen groeps-identiteit. Als de identiteit van het individu voorgoed verloren is, rest als laatste compensatie de identiteit van de 'roedel': zijn leden ontsnappen aan de doorlichting van een op zielen jagende wereld, maar uiteraard ontsnappen zij niet aan de eigen doorlichting, die nog onverbiddelijker is dan de stoutste George Orwell kon dromen.
Het geloof dat andersmans geheimen een bedreiging zijn, is het beschouwen van de ander zelf als een bedreiging, en het ontnemen van zijn geheimen aan de ander, is gelijk aan de vernietiging van de ander, omdat de ander met zijn geheimen samenvalt. Het wantrouwen vernietigt zodoende de ander maar, paradoxaal genoeg, is het niet zozeer uit wantrouwen dat men geheimen koestert.
Wie de ander wantrouwt, verdraagt niet dat de ander geheimen heeft, maar wie de ander vertrouwt, verdraagt zijn geheimen wel. Tegelijk verlangt men van de ander hetzelfde, wat inhoudt dat men verlangt dat de ander duldt dat men zelf geheimen bewaart. Dit verlangen is een verlangen naar vertrouwen vanwege de ander, en de geheimen zijn bijgevolg niets anders dan de mogelijkheidsvoorwaarden voor het zich manifesteren van het vertrouwen zelf. Het doet er op de keper beschouwd niet toe wat de genoemde geheimen inhouden: het volstaat dat ze er zijn, en ze hebben geen andere functie dan geheim te zijn en dat ook te blijven, want alleen zo zijn ze werkzaam. Op dezelfde manier functioneert trouwens ook onze vrijheid om het goede te doen: die bestaat pas als tevens de mogelijkheid tot het maken van een andere keuze gegeven is. Het is niet de bedoeling dat we voor het kwaad kiezen, maar we moeten dat principieel wel kunnen doen, anders waren we niet vrij in het doen van het goede. Op dezelfde manier functioneren geheimen enkel als mogelijkheidsvoorwaarden: ze maken het mogelijk dat zich het vertrouwen manifesteert.
De jacht op geheimen ontspringt aan het wantrouwen: de wantrouwige vraagt aan de ander of hij dan iets te verbergen heeft, aangezien hij bepaalde dingen geheim houdt, en hij dwingt de ander zijn geheimen prijs te geven, op straffe van de beschuldiging een bedreiging te vormen voor hem. Geeft hij geen gevolg aan het bevel om zijn geheimen prijs te geven, dan ziet de wantrouwige daarin het bewijs van het bedreigende karakter van die geheimen en tevens de rechtvaardiging om de ander te overmeesteren en hem zijn geheimen afhandig te maken. Maar zodoende wordt de ander, als ander, ook vernietigd. Immers, wie geen geheimen meer heeft, beschikt ook niet langer over de mogelijkheid om die met anderen te delen; hij kan derhalve geen persoonlijke gemeenschap meer vormen met anderen, hij is gedoemd om te vereenzamen.
Om mens te kunnen zijn, moet men met anderen verbanden kunnen aangaan op grond van vertrouwen, en om vertrouwen te kunnen schenken, moet men geheimen hebben, welke men met die anderen die men vertrouwt, kan delen. Het schenken van vertrouwen is derhalve gelijk aan het wegschenken van geheimen. Men geniet het vertrouwen van de ander als men diens geheimen tot de zijne maakt, en men beschaamt het door die geheimen te verklappen. In het verklappen van geheimen, wordt, met die geheimen, het vertrouwen vernietigd, en de band, en tenslotte ook de identiteit van de betrokkenen. Vandaar functioneren geheimen, ook als het er helemaal niet toe doet wat ze inhouden, als reële middelen, hetzij ter verrijking, hetzij ter vernietiging van de daarop betrokken personen.
Het geheim en de identiteit: ze zijn beiden tegelijk even onwerkelijk en werkelijk. Onwerkelijk is het geheim omdat het er op de keper beschouwd principieel niet toe doet wat het inhoudt teneinde functioneel te kunnen zijn als 'thuis' voor de identiteit, de persoon. Tegelijk is het geheim ook echt omdat er zonder het geheim, of de 'thuis', helemaal geen identiteit, geen persoon kan bestaan. En hoe reëel is dan de identiteit? Hoe echt is het dat iemand met zichzelf samenvalt en alleen met zichzelf? Hoe waar is het te zeggen dat elke mens uniek is? En is het met de unieke mens dan net zo gesteld als met het geheim: doet het er met andere woorden niet toe wie een persoon is, zoals het er ook niet toe doet wat een geheim dan inhoudt, terwijl het volstaat dàt het er is opdat de manifestatie van het vertrouwen mogelijk zou zijn? Doet het er met betrekking tot een persoon helemaal niet toe wie hij is, en volstaat het dàt hij er is... opdat wat dan mogelijk zou zijn?
Het geheim, de identiteit, en tenslotte het leven zelf: allen delen ze een karakter van opperste onwerkelijkheid en opperste werkelijkheid tegelijk. Want wat is het leven anders dan een efemere beweging die heel even door de dode dingen gaat zoals een wind die waait in de kleuren van het linnen aan een waslijn? En tegelijk het enige wat er is.
J.B., 16 juni 2008
Geheim en identiteit (deel 2)
Ik heb nooit een grotere onzin gehoord dan in de uitspraak dat de mens samenvalt met zijn geheimen. Het verdwijnen van zijn geheimen betekent het verdwijnen van de mens, zo wordt beweerd, maar kan iemand mij misschien eens duidelijk maken over welke geheimen het dan gaat? Ach, hoe makkelijk vinden zij niet de instemming van de lezers, die artikels die een beetje stug en onleesbaar zijn door hun slecht gevormde zinnen, halfgare redeneringen en citaten of zinspelingen op zogenaamde grote geesten die dan nog het liefst schrijven in vreemde talen! In alle ernst: ik weet echt niet wat ik me bij die 'geheimen' moet gaan voorstellen, laat staan dat ik mijn identiteit, het bestaan van mijn zelf, daaraan zou ontlenen!
In alle eerlijkheid moet ik daarentegen bekennen dat zelfs die identiteit waarover allen de mond vol hebben alsof het de meest voor de hand liggende werkelijkheid betrof, mij alleen maar opzadelt met een ongemakkelijk gevoel, want ik voel geen eigen identiteit, geen samenvallen met mezelf, geen ondeelbaar centrum, geen persoon: alles wat ik voel is wat mijn zenuwuiteinden aan mijn hersenen doorspelen, en verder ook wat mijn hersenen bedenken naar aanleiding van vroegere prikkels. Dat laatste overtreft in de meeste gevallen overigens niet eens het niveau van het eindeloze gepieker, en ik maak er het liefst een eind aan door een dutje te doen of door mij te storten op een of andere bezigheid die aan de geest of aan het lichaam genoeg afleiding biedt om dan toch voor de duur van enkele minuten - en in het beste geval zijn dat enkele uren - met piekeren op te houden.
Meer bepaald dat terugkerende piekeren baart me zorgen, want het onderwerp van het gepieker is uitgerekend het volstrekt ontbreken van een 'zelf', een identiteit of een eigen geest, laat staan dat daarin geheimen zouden schuilen welke een reserve vormden voor het geval zich een ontmoeting voordeed waarbij deze geheimen dan met anderen gedeeld zouden kunnen worden ter bekrachtiging van het vertrouwen. Wat een onzin! Neen, andermaal: ik heb geen geheimen, ik beschik zelfs niet over een eigen 'zelf' dat ze zou kunnen herbergen, en van anderen verwacht ik evenmin dat zij geheimen hebben. Meer zelfs: als anderen mij over hun geheimen reppen, dan activeert zulks een vreemde allergie ergens in mijn ingewanden, en moet ik er als een hazewind vandoor.
De allereerste herinneringen uit mijn vroegste kindertijd bevatten geen enkele notie van een eigen identiteit: ik zie daar alleen maar geurige bloemen waaraan men mij laat ruiken, bloemen waarvan de vele kleuren dieper zijn en echter dan die van de andere dingen uit de omgeving. Ik hoor bijen zoemen die deze bloemen bezoeken, die er hun honing halen en die dan tevreden verder vliegen,
van bloem
naar bloem.
Ik zie hoe zij landen op de geurige kelkbladen in hun donzige vacht en met hun wollen pootjes en hoe zij hun slurf diep in de gaten der bloemen boren om er de nectar uit te zuigen. Ik herinner me vlinders die zich aan eenzelfde passie overgeven: vlinders bij wie ik het wonder van de vliegkunst met vleugels ontdek en ook dat van de symmetrie welke de aquarellen op hun vleugels schilderen. Bloemen, bijen, vlinders, bomen ook, en de warme zomerwind, het zoete van de vruchten uit het woud, het spreken van zwarte vogels in de takken van de bomen, de dans van de kat en het hijgen van de aanhankelijke hond.
Al deze dingen herinner ik me uit mijn vroegste kindertijd, maar géén eigen identiteit. Nooit immers was ik bij mezelf, altijd was ik uitzinnig, altijd viel ik samen met wat ik rook, proefde, hoorde, voelde of zag. Alleen als ik buikpijn kreeg, en huilde, waren ogen op mij gericht, werd mijn naam genoemd, en restte mij geen andere keuze dan die naam te associëren met ongemak en met pijn: het 'zelf' was slechts een storing welke zo snel mogelijk diende opgeheven te worden.
J.B., 16 juni 2008
1Uitspraak van Martin Heidegger in Sein und Zeit, Max Niemeyer Verlag Tübingen 1977 (oorspr.: 1926), p. 127.
28-09-2025
Robotisering en de druk van de norm - Aflevering 3: De norm en de dictatuur van 'das Man'
Robotisering en de druk van de norm
Aflevering 3: De norm en de dictatuur van 'das Man'
Honderd jaar geleden schreef Martin Heidegger Sein und Zeit1 waarin een belangrijke paragraaf over wat hij noemt 'das Man' of het 'men', het onpersoonlijke. Wij onderscheiden ons van de anderen, die dermate ongespecificeerd, neutraal en verwisselbaar zijn, dat ze eigenlijk verdwijnen, zo zegt Heidegger, en daar vestigt zich de dictatuur van 'das Man'.2 In alles wat men doet, denkt en voelt, voegt men zich naar dat onpersoonlijke, de doorsnee, de nivellering, die wij kennen als... de openbaarheid. Het is de openbaarheid die alles verduistert en het dan voorstelt als het bekende en het voor iedereen toegankelijke.3 De verantwoordelijkheid verdampt omdat men zich op het 'men' beroept.4 Elkeen is de ander en niemand is zichzelf. Iedereen heeft zich overgeleverd aan niemand.5 Tot daar Martin Heidegger.
Als het onpersoonlijke in betrekking staat tot personen, verwijst het uiteraard naar de reputatie of dus datgene wat in de openbaarheid ligt maar Heidegger verklapt ons de paradox van de openbaarheid waar hij er op wijst dat die alles verduistert terwijl het wordt voorgesteld als bekend en voor allen toegankelijk. De idee doet warempel denken aan het spook van Descartes: het 'wiskonstige', het voor iedereen kenbare, dat wat op ieders instemming kan rekenen, in casu de meetkunde maar in extenso de Rede tout court alsook het zogenaamde 'gezond verstand', zijn algemeen bekend en voor iedereen toegankelijk maar op de keper beschouwd volstrekt inhoudsloos. De som van de hoeken van een driehoek is honderdtachtig graden en dat is zo waar dat het zelfs in dromen (of dus in de onwerkelijkheid) geldt want men kan niet dromen van een andere driehoek. Maar dat betekent dat het onderscheid tussen werkelijkheid en droom de meetkunde volstrekt koud laat, met andere woorden: dat de meetkunde niet in betrekking staat tot de werkelijkheid of dus dat de meetkundige stellingen met betrekking tot de werkelijkheid nietszeggend zijn. Ze zijn helemaal niet 'waar' maar slechts 'geldig' binnen hun eigen spel, de meetkunde. En zoals de meetkunde een louter spel is, is ook al het andere wat de Rede aangaat een spel: de 'waarheden' die eruit resulteren, vloeien voort uit de axioma's en de afleidingsregels zodat dit spel volledig gedetermineerd is en derhalve nietszeggend: er komt uit wat er is ingestopt, niets meer en niets minder.
En dat geldt ook voor de reputatie van personen: zij betreft eigenschappen die aan de betrokken personen worden toegeschreven maar ze houden er helemaal geen verband mee. Ofschoon het de kortste en de zekerste weg is om daaromtrent uitsluitsel te krijgen, wordt niet aan iemand gevraagd wie zij of hij is, wat hij doet, hoe zij erover denkt en voelt: men kijkt hoe er over gedacht wordt of dus wat 'men' erover denkt en 'men' is iedereen en derhalve niemand. Maar niemand draagt verantwoordelijkheid voor wat gezegd wordt of voor een reputatie, niemand staat er borg voor en nochtans is het de reputatie waarop mensen afgerekend worden. Dat is de dictatuur van het 'men', de dictatuur van Niemand. In een kapitalistische wereld, waarin iemand is wat hij heeft, is bijgevolg die 'niemand' het kapitaal zelf, de geldgod, datgene wat verschijnt en ontzag opeist maar volstrekt zonder inhoud is. Geld zou ongeacht welke inhoud hebben als men dacht dat men er alles kon mee kopen maar het wezenlijke is niet te koop, geld blijft zonder inhoud.
Onze economie is een spel dat alles overheerst en waarin gespeeld wordt met het leven, met de mensheid, die moet plooien naar dat spel. Aan het hoofd daarvan staat een leeghoofd dat verpersoonlijkt wat hij beheert: het niets dat allen in de ban houdt. Pure fictie zijn de afspraken die iemands bezit (lees: iemands rechten) constitueren ('illegale mensen bestaan niet!') maar iedereen plooit zich ernaar en door die lafheid worden ze werkzaam, beschikken ze over tastbare macht die het leven kan chanteren. Dat blijkt waar de economie in de oorlog overgaat, die het verlengstuk ervan is. Of beter: de kapitalistische economie is het ei, de oorlog het kuiken. Het kuiken leeft en het ei symboliseert Pasen maar de mammon perverteert dat alles en maakt van economie en politiek een huishouding van de dood.
2Martin Heidegger, Sein und Zeit, Max Niemeyer Verlag Tübingen 1977 (oorspr.: 1926), p. 126: “ (…) Dieses Miteinandersein löst das eigene Dasein völlig in die Seinsart »der Anderen« auf, so zwar, daß die Anderen in ihrer Unterschiedlichkeit und Ausdrücklichkeit noch mehr verschwinden. In dieser Unauffälligkeit und Nichtfeststeilbarkeit entfaltet das Man seine eigentliche Diktatur. (...)”
3(Door ons in vet gezet). Martin Heidegger, O.c., p. 127: “Abständigkeit, Durchschnittlichkeit, Einebnung konstituieren als Seinsweisen des Man das, was wir als »die Öffentlichkeit« kennen. (…) Die Öffentlichkeit verdunkelt alles und gibt das so Verdeckte als das Bekannte und jedem Zugängliche aus.”
4Martin Heidegger, O.c., p. 127: “Das Man ist überall dabei, doch so, daß es sich auch schon immer davongeschlichen hat, wo das Dasein auf Entscheidung drängt. Weil das Man jedoch alles Urteilen und Entscheiden vorgibt, nimmt es dem jeweiligen Dasein die Verantwortlichkeit ab. Das Man kann es sich gleichsam leisten, daß »man« sich ständig auf es beruft.”
5Martin Heidegger, O.c., p. 128: “Jeder ist der Andere und Keiner er selbst. Das Man, mit dem sich die Frage nach dem Wer des alltäglichen Daseins beantwortet, ist das Niemand, dem alles Dasein im Untereinandersein sich je schon ausgeliefert hat.”
27-09-2025
Het lezen waard: MO*-reportage: ‘Het lijkt wel alsof homofobie een nationale trots is’ (Len Buggenhout 26 september 2025)
Het lezen waard:
MO*-reportage: ‘Het lijkt wel alsof homofobie een nationale trots is’ (Len Buggenhout
Robotisering en de druk van de norm - Aflevering 2: Kerberos
Robotisering en de druk van de norm
Aflevering 2: Kerberos
Het is de druk van de norm die ons tot robots maakt, die ons berooft van wie wij zijn, die ons onze eigenheid ontneemt, die ons herschept tot eenheidsworst. De angst om af te wijken van de norm grondt in de angst voor uitstoting, verbanning, minachting, ontmenselijking. De norm is de machine die robots produceert, de norm is een guillotine, hij onthoofdt ons, maakt ons willoos. De norm wordt aan het volk opgelegd zoals het virus dat op het volk wordt losgelaten en zoals het virus ziek maakt, doet ook de norm dat; zoals het virus kadert in een biologische oorlog, maakt de norm van een psychosociale aanslag deel uit. De norm ontneemt ons onze vrijheid en daardoor ook ons bestaan zelf. De norm steekt onze wil de loef af, hij verlamt ons, neemt bezit van ons zoals een ziekte dat doet, die ons aan een bed ketent. De afkondiging van de norm is een openbaar gebeuren dat meteen van alle ogen argusogen maakt: mensen worden elkaars verklikkers, stellen zich spontaan in dienst van de norm om te beschuldigen wie hem niet ernstig nemen. Niets is nog belangrijk dan het volgen van de norm omdat elke afwijking gezien wordt, aangegeven en gesanctioneerd. Vergissen normovertreders zich als zij geloven aldus de vrijheid te herwinnen? Immers, het negeren van de norm is contraproductief want sowieso suïcidaal. Betreft de norm niet langer de menselijke handelingen maar hun zijn, dan stigmatiseert en polariseert hij en in het zog van dit gebeuren worden wie niet beantwoorden aan de norm veroordeeld tot het overleven van zichzelf, een toestand die vaak erger is nog dan de dood, die men alsnog niet zoekt om zijn beminden te sparen.
De zaak wordt wel bijzonder ernstig waar blijkt dat de norm niet uit de lucht komt vallen of aan de bomen groeit: hij wordt opgelegd door wie daartoe de macht hebben en derhalve volledig arbitrair. Wat betekent dat een machtswissel volstaat om de normaliteit volledig om te gooien. Zo bijvoorbeeld - en driewerf helaas is dit niet zomaar een voorbeeld in de marge maar het actuele toonbeeld zelf - waar een toespraak1 van Volodymyr Zelensky voor de V.N. en dus voor de ogen en de oren van de hele huidige wereld, aan het moeizaam opgebouwde vertrouwen in de diplomatie, de vredesonderhandelingen, de logica, de wetenschap of het Woord tout court, een spijtige vergissing noemt en gaat zweren bij het recht van de sterkste als ultieme toeverlaat. De wereld moet nu onthouden dat de Verenigde Naties - en dat zijn quasi alle (erkende, onafhankelijke) landen van de wereld - een waardeloze institutie zijn en dat iedereen zich voortaan moet onderwerpen aan de U.S.A. of tenminste aan de T.S.A., de Trump States, die deze neo-Nero uiteraard niet zullen overleven. Dat de genoemde normveranderaar (die weliswaar slechts een tentakel is van zijn baas) dit doet in een vergadering van de V.N. welke hij toespreekt, is de arrogantie ten top gedreven en verraadt de onverschrokkenheid van het demonische dat immers niets te verliezen heeft daar het wezenlijks niets is dan het gebrek aan alles. Het leven is voor de zwaarst bewapenden, zo verklaart hij en alle kinderen kijken mee, de moordenaar van Charlie Kirk kon meegekeken hebben. Het leven aan de oorlog! - zo bazuint hij uit, met op de achtergrond de collage met John Heartfields hellehond: “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen.”2
Robotisering is een goede zaak waar zij mensen van eentonige werkzaamheden verlost op voorwaarde dat de bedienaar van de robot daar zelf geen onderdeel van wordt zoals men zich herinnert van de beelden uit Charlie Chaplins Modern Times waar arbeiders veroordeeld worden om levenslang vijzen aan te draaien in het zogenaamde bandwerk.
Echter, waar de robot gigantische afmetingen heeft aangenomen zoals dat het geval is met de robot die de maatschappij is, blijkt dit laatste euvel onvermijdelijk: mensen verworden tot radertjes in een machine die niet alleen autonoom draait maar die tevens aan de greep van elk individu ontsnapt. Behalve aan de greep van die ene persoon die erin geslaagd is om op te klimmen naar de absolute top van waaruit hij als enig overgebleven levend wezen deze machine kan (en moet) bedienen of besturen?
Vraagteken. Het personage in kwestie - noem het voor mijn part de president - heeft weliswaar een entourage maar als iemand uit die entourage ook maar een vinger durft uit te steken naar het stuurwiel, slaat hij op hun handen zoals paus Franciscus deed met de handen van een vrouw die haar leven lang gespaard had om uit verre streken af te reizen naar het plein in Rome van Sint-Pieter die uit de handen van Onze-Lieve-Heer de sleutels tot de hemelpoort ontving teneinde een blik te kunnen opvangen van Zijne Heiligheid in levenden lijve.
Vraagteken? Het wegslaan van mededingers is uiteraard een automatisme geworden na een leven lang carrière jagen en moet derhalve worden vergeven aan de voor het overige bijzonder goddelijke man in smetteloos witte gewaden maar het toont toch aan dat ook hij niet ontsnapt aan de ultieme bijwerking van de machine die er, nogmaals, in bestaat dat zij weliswaar bedoeld is om mensen te verlossen van automatenwerk terwijl zij de facto in het tegendeel resulteert en zij iedereen, incluis haar hoogste bedienaar, aan zich onderwerpt waardoor, begrijpelijkerwijze, de meest gevreesde nachtmerrie in de werkelijkheid naar binnen treedt: Jaap Kruithofs 'Wereld zonder stuurman'.
In de aanloop naar de oorlog zijn betrouwbare troepen nodig en gehoorzaamheid wordt dan de hoogste deugd, een kritische blik de meest versmade zonde. Soldaten moeten zo gehoorzaam zijn als robots en derhalve worden alle rekruten geautomatiseerd. Het begint al op de werkvloer: zelfs het onderwijzend personeel dat werkt met levende mensen in de klas, wordt gereduceerd tot loutere uitvoerders van door de overheid opgelegde programma's en die overheid, nota bene, mist zelf een kop daar zij zich zoals de windhaan richten moet - de windhaan die, zoals elkeen weet, op een goed gesmeerde as moet staan want immer draait, bijna zoals een tandwiel doolt in een machine.
Een rotor heet dat: robots zijn rotoren aangedreven door motoren die hun huik1 zetten naar de wind en deze laatste waait zoals de beurs draait, dus het geld, de munten of het goud en dezer dagen is dat klatergoud, het blinkt maar heeft geen waarde want geen zwaarte, geen gewicht, het geld is licht zoals de lichtekooien, het dwarrelt door de wind en elkeen scharrelt er gezwind doorheen en tracht aldus zijn levensmiddelen uit de lucht te plukken.
Betrouwbare troepen dus, gehoorzaamheid aan één bevel voor de unificatie van de stervelingen nog vooraleer de dood ons allen compleet gelijk maakt. Die wordt verkregen bij de gratie van de norm welke wordt opgelegd door een bijzondere wet die deze is van het fascisme dat heden opnieuw heilig wordt verklaard en vleugels krijgt zoals een mannetjesbij die heeft, een dar, waarvoor nu de Amerikaanse benaming wordt verplicht: een drone en dus een onbemande vliegende bom.
De norm is een onbemande vliegende bom die treft wie zich eraan onttrekken wil, nu de president, gestuurd door de machine zonder kop, elkeen die ervan afwijkt in een vakje propt en ziek verklaart terwijl de zieken alsnog de werkvloer op worden gesleurd omdat zij veel te duur geworden zijn voor de machine die schoon schip wil maken met het afval, die wil opkuisen wat vuil is en die, zoals destijds de zelfverklaarde mensenvriend die Adolf Schicklgruber heette, de rotte appels weg wil uit de mand. Schicklgruber komt van Shecklegruber en betekent 'geldwolf'.
Alleen de president is normaal, hij immers is de norm en hij alleen, de enig zaligmakende, alle beschuldigingen van het Epstein-genre ten spijt, zoals destijds de kerk zei van zichzelf, de ene heilige katholieke en apostolische kerk met haar verborgen begraafplaatsen van ketters en misbruikte kinderen die wezen waren: ben ik dan mijn broeders hoeder? - aldus de woorden van Kaïn die na de moord op Abel de stamvader van de mensheid werd.
Zoals gezegd: de norm is een onbemande vliegende bom, men ziet hem loeren in de vorm van camera's, zo groot als een speldenkop maar zij zien alles, ze bombarderen weliswaar met enige vertraging maar zij missen nooit doel nu alles in handen van de gigantische machine is. Meneer X vertelt dat zijn betaalkaart geblokkeerd is - so what? Mevrouw Y krijgt geen ticket naar de States - so what? Aan meneer Z wordt verteld dat alle plaatsen zeer helaas volzet zijn zodat hij moet rechtstaan en moet wachten, bijvoorbeeld op werk, waarvoor hij ook nog eens beschuldigd en gestraft wordt.
So what, so what, so what: dat is de onverschilligheid waarover Primo Lévi schrijft dat zij nog erger is dan genocide en als hij in het lab met proefeekhoorntjes de stekker uittrekt van een molentje waarin een exemplaar van deze prachtige ratten zich lazarus loopt, riskeert ook hij geschrapt te zullen worden door de gigantische machine. Wij kunnen mensen missen die de norm niet respecteren, klinkt het en daar zwaait de zeis, zijn kop eraf, de volgende, totdat alleen nog microcephalen overschieten of mensen geheel zonder hoofd, naar het voorbeeld van de gigantische machine. Welcome to the Machine is een protestsong van Pink Floyd uit 1975 maar een halve eeuw later nog actueler geworden dan destijds.
Politiek rechts heeft zijn succes te danken aan de misdaad van sociale uitsluiting. In een kapitalistisch georiënteerde maatschappij is niet hard werken de bron van rijkdom, vaak integendeel: de hardst werkende mensen worden onderbetaald, zij zijn vaker ziek, worden afgedankt, missen de tijd die nodig is om zich te ontwikkelen, te oriënteren en orde op zaken te stellen, ze worden vroeger werkonbekwaam en sterven jonger. Werkmensen worden met opzet onderbetaald om aan de slag te moeten blijven om den brode. Rijken brengen rijken voort en slaven, slaven en zo is in het sociaal werk de vicieuze cirkel van de kansarmoede een gekend probleem.
Toen in de V.S. na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) de slavernij werd afgeschaft, werd zij meteen heringevoerd in de gedaante van de loonslavernij: onwetende armen van overal ter wereld werden naar Amerika gelokt, zogezegd om daar carrière te maken en rijk te worden. In werkelijkheid werden zij uitgebuit via vernuftige chantage: hun reis naar de V.S. werd door hun werkgevers betaald waardoor zij schulden maakten en het loon dat zij ontvingen zou nooit volstaan om die afbetaald te krijgen, zodat zij aan de slag moesten blijven, letterlijk totdat ze erbij neervielen.
Bijvoorbeeld in de Chinatown-districten leven nog de nazaten van de Chinese loonslaven uit die tijd - in de V.S. zijn er een zestal maar er zijn er ook elders ter wereld. In eigen land leven zoals her in der in heel Europa de loonslaven van na het 'opdoeken' van het kolonialisme in eigen stadswijken die een beetje aan getto's doen denken. De zogenaamde gastarbeiders (waarover destijds de heden tweeëntachtigjarige undercoverjournalist Günter Wallraff met Ganz Unten een spraakmakend boek schreef) of hun nakomelingen zijn intussen zowat gesetteld en vaker ziet men dat zij op hun beurt nieuwe generaties slaven tegen een hongerloon tewerkstellen: de vluchtelingen, de illegalen, de sans-papiers.
Dat zij dat doen wordt hen vergeven omdat zij aldus niet anders handelen dan hun eigen vroegere bazen maar dat autochtonen zich aan die praktijken bezondigen, is wel onvergeeflijk en meestal gaat het niet om doordeweekse landgenoten maar om grote firma's, multinationals, nationale instellingen, kortom gefortuneerde bedrijven die advocaten inhuren die wel weten hoe zij de wet kunnen omzeilen en via onderaanneming en een quasi onnaspeurbare carrousel schaamteloos het schandaal van de zogenaamde 'vierde wereld' creëren en in stand houden, alleen maar met de bedoeling om daar zelf schatrijk van te worden en dan verder met hun fortuinen op de beurs te kunnen spelen.
De leden van deze dievenbendes bekleden niet zelden de hoogste bestuurlijke posten, zij staan bovenaan op de sociale ladder, delen de lakens uit en met als hoofdkarakteristiek een teugelloze aanmatiging spellen zij anderen de les.
(J.B., 24 september 2025)
De ultieme oorlogspartijen
De ultieme oorlogspartijen
Wie de onthullingen omtrent het Belgisch koloniaal verleden een beetje gevolgd heeft, zal weten dat de Zaïrese president Mobutu de hand boven het hoofd gehouden werd: niet alleen door de Belgische en de Amerikaanse regeringen die met deze stroman hun belangen vrijwaarden, vooral dan met betrekking tot de kostbare bodemschatten van dat sinds Leopold II uitgebuite land met zijn half uitgemoorde bevolking, maar ook door het Vaticaan, meer bepaald vooral onder de heilig verklaarde paus Joannes-Paulus II, die onder meer de wapenleveringen aan Mobutu garandeerde in de financiering van oorlogen met communistische tegenstanders die bijvoorbeeld aan het licht kwamen door de moord op Patrice Lumumba. Het kapitaal en de kerk, twee handen op één buik, zoals het oude gezegde het uitdrukt, is een politieke tandem die tot op heden met bijzonder veel succes de (loon)slavernij van de volkeren in stand weet te houden en die de macht en de voorrechten van de adel en van de hogere standen bijzonder kort op de bal spelend bewaakt.
Een voornaamgenoot van de genoemde Afrikaanse dictator, tevens een van de grootste romanciers uit het Angelsaksische taalgebied, Joseph Conrad, heeft ten tijde van de kolonisering van Afrika door het Westen goed begrepen dat wat beschaving wil heten, een zich onder zogenaamde christianisering verkappende voortzetting is van de rechteloosheid van de jungle die met de sterkste sympathiseert en die de zwakke genadeloos afstraft. In dat licht stuit het bijzonder hard tegen de borst dat uitgerekend zij die zich de vertegenwoordigers van Christus op aarde laten noemen, achter de schermen samenzweren met de handhavers van het neoliberalisme, de ideologie bij uitstek die de wetteloosheid van de jungle tot de wet bij uitstek weet te maken en die haar aldus aan de wereldbevolking oplegt zodat wie het daar niet mee eens zijn, kunnen bestempeld worden als criminelen en als terroristen, waardoor zich een van de allergrootste politieke paradoxen ooit op wereldschaal realiseert. Met populisme en nog andere huzarenstukjes weten deze usurpators het volk zelfs daarvan te overtuigen dat zij aan de kant van de gewone mensen staan.
De opstand tegen de uitbuiting van het volk werd in de loop van de geschiedenis herhaaldelijke keren ontketend en de bekendste poging is uiteraard de marxistische omdat zij de enige is die erin geslaagd is om politieke veranderingen te verwezenlijken in een groot deel van de wereld. In de wereldoorlogen die worden uitgevochten zijn het niet zomaar twee contrasterende ideologieën die de overgang maken van bekvechten naar vechten: de werkelijke strijd is deze tussen enerzijds de handhavers van een gigantisch humanitair onrecht die zich verschuilen achter religie en beschaving en anderzijds opstandelingen daartegen die, vanuit een oprechte humane of christelijke inborst, dit door paus en wereldheerser gecreëerde kardinale onrecht aanklagen en uit de wereld willen helpen.
(J.B., 24 september 2025)
Waanzinnigen aan de macht
Waanzinnigen aan de macht
De kans dat iemand in een leidinggevende functie trekken heeft van een psychopaat is even groot als voor iemand die in de gevangenis zit en dat is 21 percent. Dat is significant meer dan de 1 percent psychopaten elders. Onderzoeker Nathan Brooks zegt: “"Voor psychopaten is zakelijk succes een spel. Het maakt ze niet uit of ze grenzen overschrijden. Het gaat ze alleen om het bereiken van hun doelen en het domineren van anderen."” Het zijn niet noodzakelijk messentrekkers maar wel vaak opscheppers, en manipulators die diepgang missen en die, paradoxaal genoeg, onverantwoordelijk handelen.1
Er lijkt waarheid te zitten in het gezegde dat de wereld aan de 'durvers' is en uitgerekend deze categorie van mensen schrikken er dan ook niet voor terug om het monopolie te verkrijgen over het starten van een nucleaire oorlog: een enorme verantwoordelijkheid maar zij voelen het niet echt omdat het voor hen een spel lijkt.
Uiteraard zijn er graden van waanzin, ook onder onze leiders en politici maar blijkbaar jagen zij de mensen zoveel angst aan dat zij tijdens hun bewind door het volk en door hun tegenstanders vaak ontzien worden, zelfs als ze van de macht af zijn of allang overleden. De grote Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo schreef met betrekking tot die lui dat als hun misdaden maar groot genoeg zijn, men hen er gaat om eren. Zo blijken de grootste massamoordenaars die de geschiedenis opgeleverd heeft, op de sympathie van het volk te kunnen rekenen: Nero verrijst als stripfiguur en naar Napoleon Bonaparte worden bonbons genoemd, likeuren en tavernes.
Nero kreeg onderricht van de grote filosoof Seneca nadat hij werd geadopteerd door keizer Claudius die hij als achttienjarige opvolgde toen hij zijn rivaal Britannicus vergiftigd had. In feite regeerden Nero's leermeesters die hem aldus een godenstatus bezorgden maar hijzelf gaf zich over aan zijn passies: drank, seks, oorlog. Hij hield zichzelf voor een genie (onder meer als dichter), zag overal complotten tegen hem en moordde erop los, stak Rome in brand en gaf de schuld daarvoor aan de christenen die hij later in teer doopte en als levende fakkels gebruikte. Hij liet een luxe paleis bouwen en een 35 meter hoog standbeeld van zichzelf.
Dictator Napoleon Bonaparte stond op ten tijde van de Franse Revolutie die nog maar net de dictatuur van het Ancien Régime had neergeslagen met de absolute monarchen, de adel en de clerus die hem een usurpator noemden. Hij hervormde het recht en was tuk op oorlogen. Bij zijn veldtocht naar Rusland verloor hij vrijwel al zijn manschappen en hij eindigde als banneling. Napoleon gebruikte de religie om het volk eronder te houden. Voor hij zichzelf tot keizer uitriep (in aanwezigheid van Pius VII - die hem later in de ban sloeg), sloot hij een concordaat met de paus waarbij de eigendommen van de kerk werden aangeslagen en in ruil ging de clerus in loondienst bij de staat.
De Spaanse dictator en massamoordenaar Francisco Franco liet zich “leider van Spanje bij de Gratie Gods” noemen. Hij dronk noch rookte maar richtte een vreemdelingenlegioen op en ging zich te buiten aan moordpartijen en terreur, onder meer in de Spaanse Burgeroorlog. Hij smeedde samen met Mussolini en met Hitler, nog twee waanzinnigen met goddelijke status. En niet toevallig gaat het telkenmale om nationalisten. Dan zijn er nog Stalin, Mao, Pol Pot, Bouterse, Ceaușescu, Pinochet, Leopold II, Mobutu, Kagame en vele anderen.
Macht en waanzin, zij walsen met elkaar op de dansvloer van de geschiedenis, zij spelen met eenieders leven, verpersoonlijkt in monsters die er nooit genoeg kunnen van krijgen. Vroeger en nu.
Het Kerstekind en het badwater - Aflevering 4: het Kerstekind en koffie
Het Kerstekind en het badwater
Aflevering 4: het Kerstekind en koffie
Het maakt niet uit of de god met wie men een relatie heeft, al dan niet bestaat, ongeacht of hij zich geopenbaard heeft. Onze vermogens tot herinnering en verwachting maken het ons ook mogelijk om relaties te onderhouden met personen die niet meer of nog niet bestaan. Ook kunnen wij ons vergissen inzake degene met wie wij een relatie onderhouden in de zin dat wij dan zeggen dat iemand niet degene was die men dacht dat hij of zij was, terwijl er toch die relatie was. Dit brengt het probleem van de fictieve identiteiten naar voren en dat van de artificiële intelligentie. Uiteraard kan een robot geen bewustzijn hebben en blijft hij een louter instrument, een werktuig dat uiteindelijk door mensen bestuurd wordt. Maar uitgerekend dit feit roept de vraag op naar de echtheid van de mens zelf die immers in het kader van het geloof beschouwd moet worden als onbestaande zonder God en derhalve als een instrument in Gods handen. Met andere woorden: voor wie in een god geloven, is de mens even onzelfstandig als de robot dat in onze ogen is. Zoals de robot alles wat hij is, ontleent aan mensen en het ding dus altijd een ding blijft, zo ontleent voor wie geloven ook de mens zijn hele zijn aan God die hem in leven houdt en die hem bestuurt. Wie in een god geloven en derhalve aannemen dat zij alles wat zij zijn aan die god te danken hebben, zullen, als zij consequent zijn, de relatie tussen mens en god moeten vergelijken met die tussen robot en mens. Dat houdt in dat zij hetzij de mens degraderen tot een robot Gods, hetzij de robot verheffen tot een bewuste en zelfbewuste entiteit. Echter, omdat dat laatste onmogelijk is, lijkt ook het eerste niet te kunnen. Uit eigen ervaring weten wij dat wij, mensen, beschikken over bewustzijn en over zelfbewustzijn. Tegelijk echter moeten wij ervaren dat dit feit niet te danken is aan onze eigen wil omdat die eigenschappen ons op elk willekeurig ogenblik kunnen ontnomen worden door wat wij beschouwen als het lot. Ons bewustzijn en ons zelfbewustzijn geven ons het gevoel dat wij in onszelf gegrondvest zijn, ja, dat we zelf goden zijn, zoals dat beleden wordt in het Hindoeïsme en in nog andere religies. Is dat een zekerheid, dan is de dood een illusie. Maar is de dood een zekerheid, dan zijn het bewustzijn en het zelfbewustzijn illusoir zoals ook dromen dat zijn. De zaak is nu dat het niet lijkt uit te maken of het hier om illusies gaat ofwel om waarheden omdat vanaf dat punt elk mogelijk criterium ontbreekt om daaromtrent beslissingen te kunnen nemen.
Het geloof is derhalve een eindeloos wendbaar ding, op zich oneindig onbepaald maar niet onschuldig omdat religie functioneren kan zoals de verliefdheid en de liefde (die overigens ook nog eens zeer verschillende dingen zijn). Zoals liefde en verliefdheid de wereld van wie daaraan onderhevig zijn, kleuren, zo ook geeft religie een lading aan de dingen die zij op zichzelf niet hadden. Zoals verliefden hun verliefdheid uiteindelijk niet zelf beheren doch ontlenen aan fysiologische alsook psychosociale toestanden waaraan zij onderhevig zijn, is ook religie werkzaam in een onbepaalde richting. Haar essentie zit derhalve in haar uitwerking op ons: religie kleurt onze wereld precies zoals hormonen dat doen of - om maar iets te zeggen - koffie.
(J.B., 22 september 2025)
21-09-2025
Het Kerstekind en het badwater Aflevering 3: Puur badwater
Het Kerstekind en het badwater
Aflevering 3: Puur badwater
Zoals hoger gezegd zijn er maar weinig historische gegevens over de figuur van Jezus van Nazareth, al acht men het bijzonder onwaarschijnlijk dat Hij helemaal niet zou bestaan hebben. Maar laat ons dat nu eens veronderstellen en laat ons dus vertrekken van de hypothese dat Jezus van Nazareth helemaal niet bestaan heeft, dat het een fictief personage betreft, iemand die enkel leeft in de fantasie van welhaast de gehele wereldbevolking.
De veronderstelling is allerminst absurd want zij wordt door menigeen gemaakt met betrekking tot 'God'. In dat laatste geval is sprake van theïsme: God is een idee waarvan men al dan niet gelooft dat er iets of iemand aan beantwoordt in de werkelijkheid. Maar het christendom is - overigens samen met het jodendom en de islam - een openbaringsgodsdienst: het godsbegrip steunt daar niet op een idee maar op getuigenissen van de openbaring van God en derhalve is de vraag daar niet langer of er aan de idee 'God' een werkelijkheid beantwoordt maar wel of Gods getuigen de waarheid spreken. Zijn de mensen die zeggen dat ze Jezus over het water hebben zien lopen, geloofwaardig? Hebben zij gezonde ogen? Moeten hun beweringen letterlijk opgevat worden of spreken zij veeleer in beelden? En als het aannemelijk is dat zij een man ontmoet hebben die over zichzelf zegde dat hij de zoon van god was, sprak die man dan wel de waarheid? En als de mirakels die iemand verricht hem geloofwaardig maken, wat dan gezegd van getuigenissen over de vele andere wonderdoeners in de verhalen die ons ter ore komen?
Veronderstellen we dus dat Jezus helemaal niet bestaan heeft en dat hij een product is van de menselijke fantasie zoals ook de duivel, de engelen en al die andere sprookjesfiguren waarmee wij van kindsbeen af kennis maken. En stellen wij ons dan de vraag of het zin kan hebben om alsnog in zo'n fictief personage te geloven. En we maken onze veronderstelling met betrekking tot het bestaan van een geopenbaarde god aannemelijk door haar hetzelfde recht toe te kennen als de godsidee in het theïsme: de theïst gelooft in God op grond van eigen redeneringen en affecten en wie geloven in een geopenbaarde god doen op de keper beschouwd precies hetzelfde.
Onmiddellijk kan men inzien dat het helemaal geen verschil uitmaakt of Jezus van Nazareth al dan niet echt bestaan heeft. Dat er geen echt harde historische bewijzen zijn voor zijn bestaan, doet uiteindelijk niet ter zake omdat geloof hoe dan ook vereist wordt. Met andere woorden heeft het geloof op de keper beschouwd helemaal geen behoefte aan bewijzen en, meer nog dan dat, zijn bewijzen in geloofszaken totaal irrelevant want sowieso volstrekt krachteloos. En in dat opzicht is godsgeloof volkomen vergelijkbaar met bijvoorbeeld de trouw tussen geliefden. Er bestaat geen diepere grond voor de trouw dan de belijdenis zelf en zo ook is het geloof in wezen trouw en bevindt het zich in een domein waarin de waarheid alleen voor zichzelf kan spreken.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 september 2025)
Het Kerstekind en het badwater - Aflevering 2: Ambivalent christendom
Het Kerstekind en het badwater
Aflevering 2: Ambivalent christendom
Theologen, historici en nog andere onderzoekers zijn het er bijna allemaal over eens dat er nauwelijks geschiedkundige gegevens bestaan over Jezus van Nazareth en men is pas tientallen jaren na zijn dood over Hem beginnen te schrijven. Dat Hij gekruisigd werd zoals het misdadigers betaamt, wordt in de interpretatie van Paulus1 gezien als door de Voorzienigheid zo bedoeld en op die manier is men gaan geloven dat Hij precies met die kruisdood de zonden van de mensheid heeft uitgeboet waardoor wij allen verlost worden ('Christus' betekent 'Verlosser'), op voorwaarde dat wij dat ook voor waar aannemen of belijden.
Als respons op de zondeval wordt de mensheid aldus door Christus vrijgekocht tegen de prijs van zijn (menselijk) leven dat dus geëist wordt door de duivel die de mens in zijn macht heeft sinds hij hem tot ongehoorzaamheid aan de Schepper heeft verleid.
Die idee kan vreemd lijken maar ze stamt uit de tijd van de slavernij waar lijfeigenen die bijvoorbeeld buit gemaakt werden in oorlogen, konden gekocht worden en dus ook konden vrijgekocht worden. De mens was door de duivel buit gemaakt in de oorlog tussen God en de duivel en kon pas terug vrij worden als hij vrijgekocht werd door God, wat gebeurde middels de tol van het leven van Gods Zoon, Christus, die daarom geldt als de Verlosser van de mensheid.
Jezus was een jood en de joden verwierpen uiteraard zijn optreden, Hij noemde de joodse Schriftgeleerden immers 'witgekalkte graven' en zijn kruisiging werd geëist door de joden die liever de moordenaar Barabbas de vrijheid gaven dan de door Pontius Pilatus onschuldig bevonden Jezus. Hij had wel volgelingen onder de joden maar terwijl de joodse christenen zich als uitverkoren volk de nieuwe religie toe-eigenden, verkondigt Paulus dat Christus er is voor alle mensen, waardoor het christendom een wereldreligie kon worden, een universele religie: katholiek betekent namelijk universeel; het katholicisme is het Paulinische christendom.
Het christendom was weliswaar rebels maar wat het katholicisme daarvan gemaakt heeft, is dat allerminst en dat zal wel de reden zijn waarom deze godsdienst door de Romeinse bezetter vrij snel als staatsgodsdienst werd uitgekozen. In de interpretatie van Friedrich Wilhelm Nietzsche2 vertegenwoordigt het christendom de slavenmoraal, die allereerst moet beschouwd worden als een overlevingsstrategie: de slaaf dient zijn heer, niet uit liefde maar omwille van zelfbehoud. De in de slavenmoraal verkondigde altruïstische waarden zorgen ervoor dat de slaaf zich als het ware ongevoelig kan maken voor de belediging die zijn onderwerping betekent, met name door zichzelf voor te spiegelen dat hij zich uit vrije wil onderwerpt: hij heeft de dienstbaarheid aan anderen tot zijn edelste principe gemaakt en zo lijkt het alsof hij alleen maar het eigen principe volgt waar hij zonder tegenstand de bevelen van zijn overheersers uitvoert.
Die visie op het christendom is uiteraard die van de overheerser die de religie aldus te baat neemt maar het is niet noodzakelijk de visie van de gelovige en in geen geval die van Jezus zelf, die volgens Nietzsche de enige ware christen was. Deze ambivalentie is nogal complex, waar vandaan dan ook onze titel die er voor waarschuwt het Kerstekind niet met het badwater buiten te gooien.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 september 2025)
1Paulus (Saulus) was aanvankelijk een christenenvervolger maar hij bekeerde zich nadat de verrezen Jezus aan hem verscheen toen hij van Jeruzalem naar Damascus reisde)
2Cf. F.W. Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse (1886) en Zur Genealogie der Moral (1887).
20-09-2025
Het Kerstekind en het badwater - Aflevering 1: Het begin
Het Kerstekind en het badwater
Aflevering 1: Het begin
In de zesde eeuw voor het begin van onze tijdrekening (volgens de legende nog eerder met Romulus en Remus die door een wolvin werden gezoogd) begon zich vanuit Rome en niet toevallig onder het embleem van een roofvogel - de steenarend - middels gewelddadige onderwerping van steeds nieuwe gebieden een polytheïstisch imperium te vormen dat de hele Middellandse Zee omkringelde en dat meer dan duizend jaar zou standhouden, meer bepaald tot de vijfde eeuw: het (West-)Romeinse Rijk (dat nog eens duizend jaar werd voortgezet in het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk) en dit onder keizers die zichzelf uitriepen tot goden. Het rijk bereikte zijn top rond het jaar 100 onder keizer Trajanus. Dat was zowat driekwart eeuw na de kruisiging van een predikende joodse Nazoreeër, een van de velen die zich keerden tegen de door de Romeinse keizer opgelegde wetten en waarden.
Nazareth was een gehucht in Galilea dat zich in Libanon situeert. 'Libanon' betekent 'wit (besneeuwde) berg' - reeds vermeld in het Gilgamesj-epos rond drieduizend jaar voor Christus; Galilea betekent 'land van de heidenen'. Een kleine eeuw na de dood van de Nazoreeër begon men over hem te vertellen en te schrijven omdat men geloofde dat hij de Messias was: de bij monde van de joodse profeten door Jahweh beloofde redder die aan de gevallen mensheid de onsterfelijkheid terug zou geven.1
Dat vroege christendom bracht vooral de onderdrukten en de slaven hoop waardoor het explodeerde en sinds 303 bloedig vervolgd werd door keizer Diocletianus. Maar toen men de beweging niet klein kreeg, werd zij in 308 erkend door de dictatoriale keizer Constantijn de Grote, die zich 'Augustus' of 'de verhevene' liet noemen. Volgens de legende zou Constantijn in 312 een visioen hebben gehad: een lichtend kruis boven de zon dat hem m.b.t. een veldslag de overwinning beloofde. Hij overwon en stopte de christenvervolgingen. In 381 werd het christendom de staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk en later in heel Europa.
Reeds in het jaar 107 werd (namelijk in een brief van Ignatius van Antiochië aan de christenen van Smyrna2) de benaming 'katholieke kerk' gebruikt ('katholiek' betekent 'universeel') en zij dook weer op in het eerste concilie van Nicea in 325.
De eerste bisschop van Rome was de door Jezus aangeduide apostel Petrus3 (†64 door kruisiging onder Nero); Paulus († na 60 door onthoofding onder Nero) was toen bisschop in Klein-Azië en Griekenland. Petrus werd opgevolgd door Linus (67-†76) en dan volgen er tot op heden nog tweehonderdvijfenzestig.4 Pas in 384 liet Siricius zich 'paus' noemen en voor die titel wedijverde hij met 'tegenpaus' Ursinus die eveneens aanspraak maakte op de paustitel. Nota bene: in de kerkgeschiedenis duiken zo'n 39 tegenpausen op.
1Ter situering dient verwezen te worden naar de 'zondeval'. In zijn Lucifer verhaalt Joost van den Vondel hoe een deel van de engelen hun misprijzen niet onder stoelen of banken steken nadat God hen heeft opgedragen om de mensen te dienen. Weliswaar kunnen zij niet anders dan de menselijke schoonheid te loven maar zij keuren af dat een deels stoffelijk schepsel in de hiërarchie wordt geplaatst boven de zuivere geesten die zij vertegenwoordigen. Hun misprijzen betreft vooreerst de verordening van hun Schepper maar vervolgens richten ze hun pijlen op de mens zelf die zij gaan minachten en hun misprijzen gaat over in jaloezie en dan in wraak in de vorm van moord want door een list ontnemen zij aan de mens zijn onsterfelijkheid.
2Meer bepaald in de zin: "Waar Jezus Christus is, daar is de katholieke Kerk."
3Volgens Matteüs 16:18-19: “Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven [n.v.d.a.: waarmee bedoeld wordt de macht om de zonden te vergeven], en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
De dood is dermate gruwelijk dat hij niet waar kan zijn. Hoezo!? - zo zegt u verbouwereerd en nu denkt u wellicht dat er een ongepaste grap gemaakt wordt. Maar u hebt het mis. En om te kunnen begrijpen wat hier uit de doeken moet worden gedaan, moet u zich de tijd trachten te herinneren dat geen mens eraan twijfelde dat de hel bestond. Wie durfde te beweren dat de hel dermate gruwelijk is dat ze niet kan bestaan, werd uitgescholden voor een ketter en hij of zij werd geëxcommuniceerd. De nieuwe generaties hebben die tijd niet meer beleefd maar dan moeten zij hoogst dringend eens hun licht opsteken bij hun grootjes en die zullen bevestigen dat toentertijd niemand twijfelde aan het bestaan van de hel. Niemand durfde het aan om daaraan te twijfelen.
Inmiddels is de angst voor de hel grotendeels verdwenen maar in de plaats daarvan is er nu de angst voor de dood. Want vroeger geloofde men in het hiernamaals, vandaag gelooft men in het hiernumaals. Vroeger was men niet bang voor de dood omdat men geloofde in het eeuwig leven: men was bang voor het oordeel van de alwetende Rechter en voor de straf. Nu men dat niet langer gelooft, moet men wel geloven in de dood. U begrijpt beslist deze logica.
Het credo van destijds was heilig, de paus, plaatsvervanger van God op aarde, zetelde in het Vaticaan en hield daar concilies die eeuwen konden duren en die waren derhalve degelijk, zij leverden dogma's op. Wie daaraan twijfelde was niet goed bij zijn hoofd; wie daaraan twijfelde, leed aan hoogheidswaanzin en soms werden twijfelaars op de brandstapel gezet. Maar dat credo is nu verleden tijd.
Het nieuwe credo is dat van de wetenschap. Ingewijden bogen op ronkende titels zoals destijds de clerici. Hetzelfde maar anders. Het loont beslist om eens na te denken over de term 'wetenschap', alsook over de manier waarop men in die religie ingewijd wordt. Het kost vele levensjaren, de beste jaren van een mens worden eraan opgeofferd om uiteindelijk wetenschapper te kunnen zijn. Terwijl anderen feesten en genieten van het leven, moeten de studerenden blokken.
Het blokken is een heruitgave van het bidden van weleer. Nu begrijpt men, zo zegt men, dat het gebed van toen een zinloos gedoe was. Er waren gebeden, litanieën, er was de Bijbel, de catechismus, er waren de boeken van de heiligen. Al die dingen hadden een eigen logica, men kon zich er warempel in bekwamen en dan werd men priester, bisschop, kardinaal, paus. Nu beweert men heel zelfzeker dat het allemaal inbeelding was. Niet één woord van al die geleerdheid kwam in de buurt van de waarheid. Zo zegt men nu en men begrijpt niet hoe het mogelijk was dat mensen dit ooit konden geloven. En dat ze er hun beste levensjaren konden aan opofferen om zich daarin te bekwamen. Edoch, de nieuwe religie is niet anders.
Wetenschappers leren vooral woorden aan. Woorden waarmee de dingen worden herbenoemd. Geleerde woorden, vaak Latijnse termen die niemand verstaat behalve wie gestudeerd hebben. Zoals destijds, het Kerklatijn, is er nu het Wetenschapslatijn. Wetenschappers beschrijven vooral de dingen, precies zoals de heiligen deden. Die laatsten beschreven zieleroerselen, de eersten beschrijven materiële dingen. Sinten hadden het over goed en kwaad, professoren hebben het over waar en onwaar. De zogenaamde Waarheid is een heruitgave van de Goedheid van destijds: een heruitgave én een simplificatie. Nu baseert men zich op de zintuigen, destijds verwijlde men in de geest en dat was in feite wat ingewikkelder, wat moeilijker. Nomenclatuur en classificatie van alles wat men ziet en hoort, is heden aan de orde van de dag. Destijds betroffen de nomenclatuur en de classificatie alles wat men denken kon. Het denken werd vervangen door de zintuiglijke waarneming, al de rest is gelijk gebleven.
Vroeger genas men mensen met handoplegging, met zegeningen en novenen, met relikwieën en met aanroepingen, voor elke kwaal was er een specialist, een heilige. De gewijde heilige hostie uit het tabernakel maakte ons weer gezond. Vandaag is dat de pil uit de apotheek. Baat het niet, dan schaadt het ook niet, zo zegde men destijds over de therapieën van de kerk en vandaag is het eender. Ooit ging men naar Lourdes, nu begeeft men zich naar het Universitair Ziekenhuis. Als men geneest, wijt men het aan de therapieën en als men sterft, kan men zeggen dat men tenminste alles geprobeerd heeft. Er is niets nieuws onder de zon.
Maar om terug te komen op ons onderwerp: nu de hel niet meer bestaat, komt de dood tot leven. En dat duurt totdat een ketter opstaat die zegt: de dood is dermate gruwelijk dat hij niet waar kan zijn. Geenszins verbergt zich de logica van deze zaken.
(J.B., 18 september 2025)
17-09-2025
Waarom politiek rechts verwerpelijk is - Aflevering 4: “Ben ik dan mijn broeders hoeder?”
Waarom politiek rechts verwerpelijk is
Aflevering 4: “Ben ik dan mijn broeders hoeder?”
Er mag zich geen wereld van de kunst en ook geen fragment daarvan losscheuren van het wereldgebeuren om zich afgezonderd te gaan vermaken in het plezier van muziek, kleuren en vormen alsof er helemaal niets aan de hand is: waar dit het geval is, heerst onverschilligheid en onverschilligheid is erger nog dan genocide, dixit Primo Levi.1 Hetzelfde geldt trouwens voor bijvoorbeeld de wetenschappen en daar spreekt het voor zich: zouden zij een vermaak op zichzelf zijn in het teken van de kennis omwille van de kennis2 en weigeren te investeren in geneeskundig onderzoek waar zekere ziekten massa's mensen treffen, dan zouden heel terecht alle belastingenbetalers wereldwijd in de protestmodus gaan.
En wat het geval is met betrekking tot bezigheden zoals de kunsten en de wetenschappen, geldt evenzeer voor bevolkingsgroepen: klassenvorming is een bijzonder geval van compartimentering3 die onrecht, moord en massamoord in de hand werkt. Het lijden en de ellende in de maatschappij ontvluchten door zich terug te trekken in een eigen klasse, hetzij een adelstand, hetzij eender welke stand of positie met garanties voor een vast inkomen, bescherming en welvaart, komt neer op de excommunicatie van alle ellendelingen en maakt dat wie weigeren zich daartegen te verzetten, medeplichtig worden aan het lot van alle slachtoffers. Idem dito voor partijen die een rechtssysteem verdedigen waarin voorrechten een eigen plekje hebben, wat het geval is voor de conservatieven die met een (rechts)systeem dat ongelijkheid promoot, de wegen naar verandering blokkeren. Het is een mentaliteit uitgedragen door woordvoerders in de rechtse politiek die regenboogzebrapaden in hun stad weigeren met als impliciete verantwoording dat zij zelf 'normaal' zijn.
Des te erger is de genoemde misdaad waar zij die hem verdedigen, zich uitgeven voor voorbeeldige christenen, wat het geval is in menig rechts kamp. Maar het is nu eenmaal een door tweeduizend jaar geschiedenis gestaafd feit dat het pact dat deze hypocrieten sluiten met de politieke machten, het gedrocht van het katholicisme heeft voortgebracht, een wereldwijd en de geschiedenis overspannend Faust-gebeuren.
(J.B., 16 september 2025)
1Primo Levi, Se questo è un uomo (1947), Nederlandse vertaling: Eens was ik een mens (1963)en Is dit een mens (1987).
2Cf. de kritiek van Rudolf Boehm die in deze waanzin de bron ziet van een historische malaise: Boehm, Rudolf. (1977). Kritiek der grondslagen van onze tijd, Het Wereldvenster, Baarn. (Oorspronkelijk: Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973)). Nederlandse vertaling door Willy Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier. De integrale tekst van het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adres: https://www.marxists.org/nederlands/boehm/1977/kritiek/index.htm. Voor een synthese, cf.: J. Bauwens, Panopticum corona, pp. 946v. Zie: https://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/170161.pdf
3Zie: Abram de Swaan, The Killing Compartments. On genocidal regimes and their perpetrators, 2014. (Nederlandse vertaling: Compartimenten van vernietiging. Over
De Verenigde Staten van Amerika - Een zeer summiere historiek & Het antwoord van Seattle - tekst d.d. 2012 - herhaling
De Verenigde Staten van Amerika - Een zeer summiere historiek & Het antwoord van Seattle - tekst d.d. 2012 - herhaling
Waarom politiek rechts verwerpelijk is - Aflevering 3: willekeur onder de mom van vrijheid
Waarom politiek rechts verwerpelijk is
Aflevering 3: willekeur onder de mom van vrijheid
De door politiek rechts voorgewende vrijheid betreft in de eerste plaats de verwerping van de macht van de overheid die reguleert, herverdeelt en beschermt en op die manier verkapt het rechtse vrijheidsbegrip ordinaire willekeur. Onder meer Michel Foucault heeft erop gewezen dat een democratie die zonder meer de macht overlaat aan de meerderheid, de leugen voortbrengt op structurele gronden. "Hoe komt het dat het ware vertoog in de democratie machteloos is?", zo vraagt hij zich af en hij komt tot een bijzonder besluit: de democratie kan de goede van de slechte redenaar niet onderscheiden, zij moet hoe dan ook luisteren naar de meerderheid (de slechtsten) terwijl de besten in de minderheid zijn: het spreken van waarheid is in een democratie structureel onmogelijk.1 Komt daarbij dat de meerderheid bespeeld wordt door een minderheid van kapitaalkrachtigen die zoals een overheid regulerend en herverdelend optreedt maar dan uitsluitend in het eigen voordeel en dus niet beschermend maar verwoestend (voor mens, beschaving en milieu). Waar de geldelite erin slaagt om haar wil op te leggen aan het volk, keren de slaven terug als loonslaven in een heruitgave van de middeleeuwse feodaliteit. Het leenstelsel kent een bezittende klasse die vazallen middels plichten aan zich bindt: zij moeten onderdanig zijn en trouw zoals Europa aan de V.S., troepen leveren en zich gelden laten aftroggelen in ruil voor bescherming die zich de facto beperkt tot vrijblijvende beloften. Het systeem van straatbendes die vrede verkopen, het afdreigsysteem dat wij allen kennen van de cowboys:“Uw geld of uw leven!” en nu ook van de producten van Bill Gates en van de farmareuzen: “Uw geld of een virus!”
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 september 2025)
1Foucault, Michel, De moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II, Colleges aan het Collège de France (1983-1984), met woord vooraf en redactie door François Ewald en Alessandro Fontana. Situering en redactie door Frédéric Gros. Vertaling door Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011, [Oorspronkelijk: Le courage de la vérité. Le gouvernement de soi et des autres II. Cours au Collège de France (1983-1984), Paris: Gallimard/Seuil 2009](2011), pp. 60-67. Zie ook onze bespreking daarvan in: J. Bauwens, Panopticum Corona (Serskamp 2021): De structureel verbannen waarheid, pp. 689v.
Waarom politiek rechts verwerpelijk is - Aflevering 2: De leugens van mammon
Waarom politiek rechts verwerpelijk is
Aflevering 2: De leugens van mammon
Politiek rechts beweert de orde te willen handhaven maar de bestaande orde is vaker die van het onrecht dat de bevoorrechten willen conserveren. Dat de armen mee profiteren van de rijken is om meer dan één reden klinkklare onzin. Om te beginnen hoeven wie gefortuneerd zijn, helemaal niet meer te werken omdat het kapitalistisch systeem garandeert dat iemands kapitaal voor hem werkt. Eenvoudig gesteld: wie meer geld bezitten dan zij nodig hebben, lenen het uit aan behoeftigen tegen rente. De behoeftigen moeten werken om de rente te betalen; de rijken niet: zij dwingen ze af met de rechtsmiddelen die ons kapitalistisch systeem hen ter beschikking stelt.
Gesteld dat de armen mee profiteerden van de rijkdom van de rijken, dan ging het om door de rijken gestolen goed omdat (abstractie gemaakt van schenking) rijkdom die niet uit arbeid voortkomt, alleen diefstal als bron kan hebben. Zo zijn werkloosheidsuitkeringen een gering deel van de opbrengst van de arbeid waarvan de werklozen werden beroofd. Die misdaad wordt verdonkeremaand door de arbeid voor te stellen als een plicht terwijl het vooreerst gaat om een recht, een heus mensenrecht. Politici dragen de verantwoordelijkheid voor het garanderen van werkgelegenheid voor iedereen maar onder druk van de bezittende klasse zweren zij met hen samen om een werklozenpopulatie in stand te houden welke dient als afschrikmiddel om de alsnog werkenden te kunnen uitpersen zoals citroenen.
Arbeid is een mensenrecht omdat het deel uitmaken van de gemeenschap dat is. Aan mensen het recht op arbeid ontzeggen maar ook het nalaten van de nodige inspanningen voor werkverschaffing, wat een taak is van politici, betekent niets minder dan excommunicatie. Er zijn mensen die mogen meedoen en anderen mogen dat niet. Jaap Kruithof: “De structurele werkloosheid wordt (…) als onoverkomelijk aanvaard. De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”1 De bewering dat werklozen eten uit de handen van de rijken, is zonder meer misdadig: zij geeft de bestolenen de schuld van het tekort.
Vandaag worden praatbarakken gefinancierd om deze leugens rond te bazuinen, in de media en aan onze universiteiten. Literaire prijzen worden uitgereikt aan geschiedenisherschrijvers en wie doen wat zelfs Pilatus niet aandurfde, met name de veroordeling van onschuldigen, krijgen een leerstoel aan onze universiteiten. Het gouden kalf is beste maatjes met de leugenaars.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 14 september 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, pag. 66.
14-09-2025
Waarom politiek rechts verwerpelijk is
Waarom politiek rechts verwerpelijk is
De conservatieven maken zich sterk dat zij streven naar een samenleving zonder criminaliteit terwijl zij criminaliteit met progressiviteit identificeren. Hun beweegredenen moeten niet ver worden gezocht: wat conservatieven nastreven is het behoud en de beveiliging van hun voorrechten. Het bestaande maatschappelijke (rechts)systeem is daarop ook gebaseerd en het garandeert een status quo van het onrecht. Te beginnen met de erfenisrechten, die in feite onrechten zijn omdat niemand kiest in welk midden hij of zij geboren wordt: wat men als kind wordt toegeworpen of onthouden, is een lotto. In een wiegje bij de hoge burgerij ligt een kind dat goed doorvoed zal worden, zuivere lucht zal ademen, de verzorging en attentie zal krijgen waar elk kind recht op heeft, menswaardig zal behandeld worden, onderricht zal ontvangen van bekwame leraren in een degelijke school, bescherming zal genieten, comfort en welstand alsook een verzekering van de continuering daarvan want de poorten van de universiteiten wereldwijd staan open voor gezonde en gefortuneerde jongeren. Maar de kans is veel groter dat een kind terecht komt in een wiegje in de achterbuurten waar het ondervoed moet opgroeien tussen gefrustreerde, ruziënde, zieke, werkloze of uitgebuite mensen zonder toekomstperspectieven, die ook aan hun kinderen geen kansen kunnen schenken. Conservatieven willen dat het zo blijft. Progressieven willen dat veranderen, zij willen op meer rechtvaardigheid kunnen hopen en dat gaat nu eenmaal niet vanzelf. Wie beweren dat de armen sowieso van de rijkdom van de rijken mee profiteren, verbergen zich lafhartig achter uitvluchten en die vinden zij uiteraard in overvloed in een wereld die op het behoud van onrecht is georiënteerd.