Gedurende een winter had ik de eer kennis te maken met een deel van een zwervende minderheid de zg dak-en thuislozen in een vrij grote stad als Utrecht.
Zoals elke kei een op zichzelf staand nog ongehouwen beeldwerk is is ook elke zwerver een eigen aardig wezen.
Zwervers laten zich niet door deskundigen,ambtenaren en instanties indelen,al zoeken ze in koude dagen graag onderdak.
Het idee,om een groep zwervers gedurende een winter een warm onderkomen te geven kwam eigenlijk van de wethouder van de sociale dienst. Er stond daar een periode een ruime pastorie leeg bij een kerk. De kerk was al gerenoveerd en er waren nu daar vrij dure flats. De pastorie had een tijd dienst gedaan als sociaal pension van het Leger des Heils,maar omdat die bewoners waren verhuisd naar een ander gebouw,stond de pastorie nu leeg en het was de bedoeling,dat er na de winter woonruimte voor studenten zou komen. Het leek de wethouder een goed idee om,die ruimte gedurende de koude maanden zinvol te gebruiken. Door ze zo die tijd van straat te halen zorgden ze ook voor minder overlast en diefstal etc gedurende de gezellige winkelweken. Het was natuurlijk ook wel en mooie gedachte zo tegen de kerst,de "hulpbehoevenden wat warmte en licht te geven". De gemeente zorgde voor de woonruimte en financieerde het en het Leger des Heils leverde personeel dat voor eten zorgde en begeleiding. Het beleid wilde de entree zo laagdrempelig mogelijk houden en daarom hoefden de bewoners niets te betalen voor inwoning en levensonderhoud. Het gevolg was wel dat het een interesante groep werd van mensen,die in andere opvang geweigerd waren of geen geld/zin hadden daar gebruik van te maken.
Laat ik eerst enkele gasten voorstellen. Zij zullen ook hun eigen ontwikkeling door de tijd doormaken
Gerard,
Gerard was een stoere Fries met een grote wilde vrijgegroeide baard en zachte melancholieke ogen. Hij was het kind van de rekening van een onduidelijke opvoeding geweest. Na die moeilijk te begrijpen jeugd kwam hij bij de marine terecht,waar het wilde karakter wel deels getemd werd,maar nooit uitgeroeid. Hij kwam bij de politie in Arnhem en trouwde toen ook maar met zijn tweede liefde. Hij beweerde zelf later dat hij best even gelukkig was geweest. Naast de orde bewaken wilde hij vooral ook mensen met problemen ter plekke helpen. Hij ging bij ruzies altijd direkt op de herrieschoppers af,zowel in cafe's als bij mensen thuis en hij dwong hierdoor respekt af. In zijn vrije tijd was Gerard ook niet vies van een borrel en was een graag geziene gast in de plaatselijke kroegen. Misschien zocht hij daar wel de warmte en waardering die hij thuis niet vond? Zijn echtgenote had ook duidelijk andere interesses,die zij zocht bij het Leger des Heils en dan vooral bij de majoor daar. Zij groeiden steeds meer uit elkaar en na een scheiding van tafel en bed,verliet zij hem uiteindelijk om haar heil elders te zoeken. Gerben zocht zijn heil steeds meer in de alcohol.Hij kreeg door dat drinken problemen met zijn werk en ging meer drinken en kreeg steeds meer problemen,werd vaker en langer ziek uiteindelijk overspannen en uiteindelijk afgekeurd,nadat hij vlgs eigen verhaal zichzelf na een drinkgelag had opgepakt en opgesloten in een politiecel.Hij was ook voor en deel schizofreen geworden en had naast alcohol ook dagelijks medicijnen nodig.
Henri ette (Hetje) Hij/zij was geboren als Henri maar noemde zich sinds enige tijd Henri ette en kleedde zich ook zo. In het zwerverswereldje werd Hetje beter geaccepteerd dan in de normale wereld. Hetje had toen hij volwassen dacht te zijn besloten dat hij eigenlijk vrouw was en alcoholiste. Hetje vond dat ook dat de maatschappij dit maar moest accepteren. Hetje had al gauw een vast plekje in de gang bij de deur gevonden.