Hallo beste lezers.
Ik ben Roger Van Goethem, uw gastheer.
Vorig jaar is mijn vierde boek verschenen.
Het boek heeft de veelbelovende tittel
‘Erop en erover’ Het is een verzameling van
ludieke verhalen en kwajongensstreken uit mijn jeugd.
Mijn vorige werken zijn: ‘De trap der wijsheid’, een jeugdroman, ‘Pinkske’ een kinderboekje, en ‘De zevende hemel’ een bikkelharde misdaadroman.
15-11-2007
Bestaat de Sint niet bompa?
Bestaat de Sint bompa?
Bompa,zei Eliano met een zéér ernstig gezichtje, er zijn mamas die zeggen dat Sinterklaas niet bestaat.
Wat is dat voor onzin, en wie zegt dat,was mijn eerste reactie.
De mama van Koen en die van Jessy ook,zei hij met een groot vraagteken in zijn blik.
Intussen had ik tijd gehad om na te denken. Eliano zit in de tweede klas en hij kan niet eeuwig in de Sint geloven maar toch wilde ik hem dat geluk niet helemaal afnemen.
Als die mamas dat zeggen, hebben zij ongelijk,zei ik Een paar honderden jaren geleden deelde Sint-Nicolaas reeds geschenken uit aan de arme kinderen. Ja, de Sint was een groot kindervriend, zo groot zelfs dat men hem heilig verklaarde voor al de goede dingen die hij deed.
Weet jij hoe oud een mens kan worden Eliano?
Max, zon honderd jaar bompa?
Juist, zo verging het ook met de eerste Sint. Hij was een mens en stierf op een dag. Maar in de harten van de kinderen stierf hij nooit, daarom kwamen er helper Sinten die zijn werk verder zetten en zo kan
Sinterklaas nu nog honderden jaren later zijn werk nog steeds verder zetten door zijn hulpsinten die jou binnenkort speelgoed brengen.
Eliano knikte begrijpend.
Dan zijn het domme mamas die zeggen dat de Sint niet bestaat.concludeerde hij.
Inderdaad, echt erg domme mamas,zei ik en trok hem stevig tegen mij aan.
Zo ik heb mijn slag thuis gehaald, en Eliano kan weer eventjes verder, of misschien moet hij zich nooit meer afvragen of de Sint nu echt bestaat. Zijn raadsel is opgelost op een softe mannier.
Trouwens volgens mij bestaat de Sint, ik wil mijn kinderhart niet kwijt.
1986, Tot dan, had ik altijd met tweedehands autos gereden.
Ik kan mij geen merk voorstellen of ik heb het gehad. Van een Lada tot een Mercedes, allemaal zijn zij in mijn bezit geweest., De ene was al wat slechter dan de andere. Hoeveel keer ik mij heb laten bedotten, ik kan het niet meer optellen. Mijn eerste auto-tje was een 2pk. 1960, Ik was net achttien jaar geworden en ik had flink wat gespaard. In garage 2009 aan het Schijnpoort, kocht ik mij voor 25.000bef een geitje.
25.000bef was wel wat geld in die tijd, daarvoor kon je in die categorie wagentjes toch al iets degelijks kopen.
Kom hem morgen maar halen,zei de garagist dan laat ik de olie verversen en alles nog eens goed nakijken.
De volgende dag, ik zo fier als een circuspaard, samen met mijn lief, naar de garage. Daar stond het te lonken mijn wiegje, mijn eerste auto. Lang mocht mijn geluk niet duren. Ik had besloten om naar de kust te rijden. Ik reed de Schelde onderdoor. Toen het in de tunnel bergop ging, begon de motor te protesteren. Onervaren als ik was negerde ik het schurend geluid. Vanaf dan werd het lawaai steeds sterker en toen ik zon 30 kilometer met mijn trots had gereden, begaf hij het.
Een plaatselijke garagist stelde vast dat er geen olie meer in de motor zat, zodat de kleppen verbrand en de zuigers vastgelopen waren, wat het einde van de motor betekende.
Wat was er nu gebeurd, de leerjongen die de auto had nagekeken, had de olie afgelaten, maar vergat er nieuwe olie in te doen.
Toen ik bij de garagist ging reclameren, kreeg ik als antwoord.
Luister eens vriendje, ik verkocht u een auto, geen olie!
Ik was nog een snotneus, mijn pa wilde niet meegaan naar de bedrieger, ik werd de pineut mijn auto-tje en mijn spaarcenten was ik kwijt.
Zo leerde ik dat occasiewagens bijna altijd miserie waren en garagisten meestal niet te vertrouwen zijn. Maar wegens geldgebrek bleef ik tweedehands autos kopen, tot 1986.
Mijn eerste nieuwe wagen was een bordeauxrode Opel.
Heel het gezin was er apentrots op.
Na een paar dagen, vond mijn jongste zoon Kevin dat het tijd werd om onze nieuwe glimmerd eens te poetsen.
Mag ik hem wassen papa,vroeg de zesjarige knaap.
Natuurlijk jongen geef hem maar eens een goede beurt,zei ik.
Even later zag ik hem naar buiten lopen met een emmer boordevol schuim. Hij was al meer dan een uur bezig toen ik tegen mijn vrouw zei.
Hij poetst hem wel grondig.
Ja, dat is nieuw het zal later vlug bekoelen.Antwoordde zij.
Na nog enige tijd ging ik toch maar eens kijken.
Mijn haren rezen te bergen toen ik mijn mooie wagen zag.
Aan de onderkant van het koetswerk was de verf haast helemaal verwijderd. Zoonlief schuurde ijverig met staalwol, die hij in de garage gevonden had, over het lakwerk.
Hiermee gaat al het slijk eraf pa,riep hij en trots hield hij de dot staalwol ik de hoogte.
Onlangs heeft Kevin een nieuwe auto gekocht, toevallig ook een Opel.
Ik ging mee om de auto af te halen, een prachtige wagen.
Kevin,zei ik ernstig toen wij er omheen liepen, mag ik de eerste poetsbeurt komen geven?
Alleen als je staalwol hebt pa,antwoordde hij met een knipoog.
Victor poetste met een vochtige zeemvel het glazen schap achter de tapkast. De herbergier ging een stap achteruit en keek tevreden naar de stofvrije bierglazen die glanzend stonden te wachten op de dorstige klanten.
Victor wandelde naar de buitendeur, schoof de grendel weg en draaide het plaatje van gesloten naar open.
Het was pas 9u30 uur in de voormiddag, rond 11 uur kwamen gewoonlijk de eerste klanten.
Nauwelijks stond Victor terug achter zijn toog of de deur zwaaide open. Een klant die Victor nooit eerder had gezien, kwam de gelagzaal binnen gestapt.
Het was een klein mijnheertje, midden in de vijftig, met een blauwe jeansbroek en een slobbertrui. Hij droeg een groot pak onder de arm en nam plaats op de barkruk vlak voor Victor.
Goede morgen, voor mij een koffie, bestelde de man.
Goede morgen mijnheer,antwoordde Victor en hij schoof een kop onder de koffiemachine.
Vroeg op stap mijnheer, u bent mijn eerste klant vandaag,ging Victor verder.
Ja, ik moet al om 10 uur op het gerecht zijn,zei de man en hij zette voorzichtig het langwerpige pak vertikaal op de tapkast.
O, dat is nooit prettig,zei Victor terwijl hij nieuwsgierig naar het pak keek.
Dat kan je wel zeggen mijnheer en dan nog voor een echtscheiding, Het ergste is, het kost stukken van mensen.
Victor knikte begrijpelijk.
Op een dag, ik kwam thuis van mijn werk, alles, maar dan ook alles was weg. Al mijn meubelen, elektrische toestellen en noem maar op. Alles, behalve mijn kleren en deze vaas had ze laten staan.
De man nam het pak van de toog en deed het papier er af. Er kwam een grote Chinese vaas tevoorschijn.
Deze is ze vergeten, ik heb ze nog van mijn grootmoedertje geërfd.zei de man.
Victor schudde het met op elkaar genepen lippen het hoofd.
Ik ben bijna blut door dat mens. Maar ze moet niet denken dat ik het daar bij laat. Ik zal vechten tot ik de helft van mijn spullen terug krijg. Al koste het mijn laatste cent.
De arme kerel, hij ziet er moedeloos uit,dacht Victor.
De man slurpte van zijn hete koffie.
Mijnheer mag ik u een gunst vragen? Ik kan moeilijk met die vaas in de rechtzaal stappen. Zou u ze voor mij willen bewaren tot ik terug ben?
Natuurlijk,zei Victor, kom geef ze, ik zal ze hier achter, naast de glazen zetten, zo kan er niets mee gebeuren.
O, dat is vriendelijk mijnheer. Het zou erg zijn als er wat aan mocht komen, een erfstuk, en mijn grootmoedertje vertelde mij dat ze ook wel wat waarde heeft.
Ik zal er goed op passen mijnheer,beloofde Victor.
Dat is vriendelijk mijnheer, Ik moet er nu vandoor, tot straks.
Ik hoop het beste voor u beste man,zei Victor en hij keek het heertje medelijdend na.
Enkele minuten later kwam er een andere klant het café binnen.
Een deftige heer, gekleed in een blauw maatpak, zette zich met zijn krant aan een tafeltje.
Goede morgen wat zal het zijn voor u mijnheer?vroeg Victor beleefd.
Een koffie en een cognac,bestelde de man.
Zijn blik dwaalde de herberg rond. Plots viel zijn oog op de vaas.
Mijnheer die vaas, bent u gek dat u die hier zo maar in uw café zet!
De man stond recht en liep naar de vaas toe.
Wat een pracht exemplaar, Mijnheer, dit is een echte Ming, dat weet u toch?
Victor trok de schouders op en keek naar de kerel als een kalf dat van de kar gevallen was.
Mijnheer, ik ben antiquair, verkoopt u die vaas niet?
Die vaas is niet te koop.
Niet te koop, niet te koop, alles is te koop. Ik geef er u 10.000 euro voor.
Victor schrok.
Mijnheer ik zei u toch die vaas is niet te koop.
20.000 euro handje contantje.zei de antiquair.
Neen mijnheer, die vaas is nu niet te koop. Ik moet er eerst met mijn vrouw over praten. Hebt u een naamkaartje dan zal ik u nog bellen,zei Victor die een duivelse ingeving kreeg.
De man viste een visitekaartje uit zijn portefeuille, betaalde zijn consumptie en vroeg nogmaals. Mijnheer kunt u echt nu niet beslissen? 25.500 en dit is mijn laatste bod
Neen mijnheer, ik bel u nog wel.
Victor bekeek het met bladgoud omkaderde kaartje, Vermeulen antiquair, las hij.
Tien minuten, nadat de antiquair vertrokken was kwam de eigenaar van de vaas terug binnen. Hij zag bleek.
Jongens, ik ben geruïneerd, ik heb haast geen rotte cent meer en ik zou naar een goede advocaat moeten stappen, of dat wijf stroopt mij het vel van de knoken. Klaagde de man.
Misschien kan ik u helpen mijnheer.zei Victor.
Mijn echtgenote heeft uw vaas gezien, zij vindt ze zeer mooi ik wil ze wel van u kopen, zo doe ik tegelijk nog een goede daad.zei Victor schijnheilig.
Het is een erfenis mijnheer, ik ben er zo aan gehecht.
Ik geef er u 1.000 euro voor.zei Victor genereus.
Neen, daar spring ik niet ver mee, en mijn grootmoedertje zei dat ze wel wat waarde had, 2.500 euro cash en het is de uwe.
Goed, omdat ik zo met u begaan ben. Ik ga achter het geld halen.zei Victor gretig
Even later gaf Victor de man 2.500 euro.
Bedankt mijnheer, u hebt een groot hart,zei de man nog voor hij de zaak verliet.
Victor wreef zich in de handen, wat een winst.
Nauwelijks was zijn bedrogen klant verdwenen of hij nam het kaartje en belde naar het nummer van de antiquair.
Dit nummer werd niet toegekend,klonk een metalen stem aan de telefoon.
Maar weer vertelde de stem in zijn gsm nummer niet toegekend
Victor kreeg het warm en koud tegelijk. Er begon iets tot hem door te dringen. Hij nam de vaas van het schap en bekeek ze aan alle kanten, tot hij aan de onderkant Made in Tai wang zag staan, toen viel het gedrocht in duizend stukken tegen de grond.
1945, de oorlog was voorbij en dat moest gevierd worden.
Het leek wel of de mensen niet meer konden stoppen met feesten. De vijf eerste jaren na de oorlog en ook nog begin de jaren vijftig was elke gelegenheid goed genoeg om uitbundig te fuiven. Sint-Niklaas, Kerstmis en nieuwjaar werd nadien nimmer zo intens meer gevierd.
Met de feestdagen was Hartje Antwerpen een lichtfestijn. Alle straten van de Grote Markt, tot de Dambruggestraat, kilometers lang, fonkelde in het donker de kerst verlichting. Honderden flikkerende kerstbomen veranderden de straten in een elektrisch imitatie bos. Half Antwerpen was op de been om al dat moois te bewonderen. Op de Groenplaats stond een lichtfontein dat danste op de tonen van vrolijke kerstliederen.
Ik als knaap werd vooral gefascineerd door de etalages van het grootwarenhuis GB. Ieder jaar met Sint-Niklaas werden een drietal grote uitstalramen omgetoverd in een waar sprookjesland, telkens in een ander thema. Het waren toverachtige taferelen, waarbij met behulp van mechanische poppen, het laatste nieuwe speelgoed werd tentoon gesteld. In het midden van die wondere kleurenpracht, zat statig op zijn majestueuze troon de Sint, met naast hem zijn trouwe zwarte knecht. Rond hem dartelden frêle en zacht groene voile geklede elfjes. Minuten lang stond ik met open mond naar al die magie te kijken.
Ik heb nooit begrepen hoe Sint-Niklaas het klaarspeelde, om mij even later, op de tweede verdieping op zijn schoot te zetten. Nu ja een heilige kan toveren stelde ik mijzelf gerust.
Met de belofte van het mooie speelgoed dat hij mij nog ging brengen, stuurde Klaas mij, net als de andere kinderen met een appelsien en een blikken knippertje het warenhuis in. De kakofonie van de tientallen lawaaierige speeltjes vulden het magazijn met een oorverdovend klepperend geluid.
Maar geen mens stoorde er zich aan. Niemand, want iedereen leefde toen in een eindeloze feeststemming.