Hallo beste lezers.
Ik ben Roger Van Goethem, uw gastheer.
Vorig jaar is mijn vierde boek verschenen.
Het boek heeft de veelbelovende tittel
‘Erop en erover’ Het is een verzameling van
ludieke verhalen en kwajongensstreken uit mijn jeugd.
Mijn vorige werken zijn: ‘De trap der wijsheid’, een jeugdroman, ‘Pinkske’ een kinderboekje, en ‘De zevende hemel’ een bikkelharde misdaadroman.
08-07-2007
Antwerpen, mijn stad.
Antwerpen, mijn stad.
Antwerpen een stad koppig en eigenzinnig
De kroon op Vlaanderens fiere leeuwenhoofd.
De liefde voor een stad is nergens zo innig.
Men heeft de Sinjoor nooit van zijn trots beroofd
Antwerpen de stad van vele contrasten.
Waar men uit koppigheid voor fascisten stemt.
En toch de smeltkroes is van vele vreemde gasten.
Daar waar het bruinhemd de leeuw nooit heeft getemd.
Antwerpen de stad van fiere, dikke nekken.
Omdat men daar zal zeggen wat men elders denkt.
Wie niet hun mening deelt mag voor hun part verrekken.
Omdat een echte Sinjoor van chauvinisme is doordrenkt.
Antwerpen de stad waar ooit mijn wieg stond.
Die met mij groeide naar een nieuwe tijd.
De stad waar iedere gast zijn eigen weg vond.
De liefde voor mijn stad, ik raak ze nimmer kwijt.
Ik heb mijn grotmoeder nauwelijks gekend. Zij is geboren in 1859 op haar 44ste werd mijn vader, haar jongste zoon geboren. Pa was dan weer 39 jaar toen ik het daglicht zag en ik was er 40 toen mijn jongste zoon Kevin, de vader van Eliano werd geboren.
Mijn grootmoeder stierf op haar 92 jaar in ouderlingen tehuis. Een klooster op de Antwerpse Paardenmarkt.
Ik heb haar nauwelijks gekend. Zij mij ook niet, of beter zij herkende mij niet.
Een keer per maand ging mijn vader haar bezoeken, meestal nam hij mij mee. Ik vreesde die bezoekjes en ik vond ze verschrikkelijk. Het stonk er als in een onverzorgd toilet in de zaal waar moe zat, neen in feite stonk het er nog erger.
Moe zat in een lange smalle zaal. Over de breedte ervan, stonden lange tafels met aan weerskanten houten banken waaraan in het totaal zon dertigtal tandloze oude dames zaten allemaal in het zwart gekleed. Het leek wel of zij voortijdig voor zichzelf in de rouw waren. Ik veronderstel dat minstens de helft van hen in hun broek deed en dat zij door de nonnen zeker niet tijdig ververst werden.
Voor elk oudje stond er een witgelakte broodtrommel. Nu en dan haalde een van de vrouwtjes er een boterham uit en kauwde hem tussen onderlip en snor, waarbij hun kin meestal het topje van hun neus raakte. De bezoeken duurden er veel te lang want ik hoopte steeds dat ik gedurende gans de tijd mijn adem zou kunnen inhouden, maar dat lukte mij nooit.
Als contrast van alles wat ik er lelijk en vies vond, adoreerde ik het levensgrote felgekleurde Christusbeeld dat in het midden van de zaal tegen de wand hing en er al de aanwezige vervallen schoonheid zegende.
Van moe zag ik alleen haar grauwe gelaat met de vele zwarte ouderdomsvlekken, de rest van haar gedaante was gehuld in een zwarte glimmende lange jurk die tot aan de grond reikte, op haar hoofd prijkte een zwart voile kapje dat vanboven zoals bij een worst bij elkaar was geknoopt.
Het pijnlijkste van het bezoek was de kus aan moe die pa mij verplichtte. Tussen de donkere vlekken zocht ik dan een onvindbaar ongeschonden stukje huid om mijn jeugdige lippen te plaatsen.
Jef, wie is dat ventje?vroeg ze dan steeds opnieuw.
Dat is onze Roger, mijn zoontje.
O, ik wist niet dat gij nog een zoontje had,antwoordde zij dan telkens
.
Als zij mij niet kent, waarom moet ik haar dan kussen? dacht ik
Jef, hij heeft gevraagd om bij hem te komen wonen, zei moe de laatste keer dat ik haar levend zag en zij wees naar MIJN Christusbeeld.
Moe je vertelt onzin, zei mijn vader boos.
Dat zal wel zijn. Hoe zou zon knappe kerel aan haar vragen om bij hem te komen wonen, die kon wel andere vrouwen krijgen,dacht ik.
Een week later woonde moe bij hem.
Ik was net tien jaar geworden.
Zij lag opgebaard op een arduinen steen in de rouwkapel van het klooster. Haar handen lagen gevouwen als in een gebed. De enige wat ik merkte was dat haar vingernagels zwart waren en de vlekken in haar krijtwitte gezicht leken mij nu nog groter.
Geef moe nog een zoentje, zei mijn vader.
Ik deinsde een stap achteruit.
Allee, vooruit een laatste kus. herhaalde hij streng.
Als ik er aan terugdenk ervaar ik nog altijd die koude huid van de dood tegen mijn jonge lippen. Die laatste kus zal ik nooit vergeten.
Toen ik nog werkte, heeste er op het kantoor een eeuwig geschil tussen de dames en de heren over de stand van de bril.
Neen, niet van de bril op onze neus, maar over die van het toilet.
Het waren vooral de vrouwen die het moeilijk hadden met de stand van hun ovale zetel.
Volgens hen moest de bril omlaag staan wanneer zij het toilet bezochten.
Ik vond dat je reinste discriminatie.
Uit respect voor de dames, en omdat ik nogal wat fijne lekjes in de zijkant van mijn penis heb en dus verschrikkelijk spetter, zette ik de bril steeds omhoog, zodat de vrouwtjes geen natte billen zouden krijgen wanneer zij zich lozend op de pot vleiden. Het was van mij een handeling uit respect en beleefdheid, dat tot daartoe.
Maar daar begint de discriminatie. Na mijn verlossend plasfestijn, welk ik minstens één seconde had moeten uitstellen om de bril op te lichten, verlangden die egoïstische meiden van mij ook nog een tweede handeling; de bril neerlaten, zodat zij zichzelf zonder ook maar één inspanning, konden laten neerploffen op hun luie kont. Zeg nu zelf, dat gaat erover.
Ook mijn mannelijke collegas waren het roerend met mij eens. Zo werd er door de beide seksen urenlang gediscuteerd over pipi or not pipi dat is the question. Zelfs de vakbond werd er bij betrokken.
Er werden van de twee kanten voorstellen gedaan: van plakband of gips om de fitten te dichten bij de mannen en vloeipapier of gehurkte plasoefeningen voor de vrouwen. De gips vond ik een redelijke oplossing omdat het de stevigheid ook nog bevorderde, maar tot een werkelijk afdoend vergelijk kwamen wij niet.
Jaak, wiens vrouw in een kliniek werkte wist de uitkomst.
Op een morgen vonden wij op de zes toiletten een waterfles met een toepasselijk kaartje erboven only for men.
Geen brillen gedoe meer, de opossing; maar dan hadden wij niet gerekend op Edward, de snoever van het kantoor.
Ik krijg de mijne niet in de hals van die fles pochte hij.
Maar kom nu Ward, niet overdrijven.
Zelfs mijn eikel niet,hield hij ernstig vol.
Mag ik eens komen kijken?vroeg ik ongelovig.
Dat is een te gewichtige zaak.vond Edward.
Dat dacht ik ook.
Dit conflict heeft nu lang genoeg geduurd. Ik zal de knoop doorhakken, zei Kiekens, onze vakbondsafgevaardigde.
De mannen huiverden, knoop doorhakken? Wij hoopten niet direct achter de zak.
Kiekens haalde zes bordjes te voorschijn, drie met een mannetje en drie met een vrouwtje.
Ik wil dat de eerste drie toiletten voor de vrouwen zijn!eiste Jenny
Ha, neen, voor de mannen, want met mijn prostaat kan ik zo ver niet lopen.opperde Leo de senior op de werkvloer.
Geboren in hartje oorlog op 24 maart 1942. Als echte Antwerpenaar hou ik van mijn stad. Ik ben op rust gesteld verzekeringsinspecteur, docent verzekeringen en vul mijn tijd nu met schrijverij.
Mijn hobby's zijn Kortverhalen en gedichten schrijven en de opvoeding van mijn kleinzoontje Eliano.
Ik ben gehuwd met een prachtige vrouw, mijn schatje, Christiane. Samen hebben wij vier zonen. Sonny, Grigori, Dimitri en Kevin. Uit mijn eerste huwelijk heb ik nog een fijne zoon Yves.
*** Op 1 juli 2007 rolt mijn boek 'De zevende hemel' van de drukpers. U kan het nu bestellen via mijn e-mail adres, of rechtstreeks van de uitgeverij De free muketeers.
Wil je een origineel rijmpje of een gedicht voor de ene of andere gelegenheid.
Jubileum, geboorte, huwelijk, enz
Stuur mij een mailtje.
Donker.
Toen hij de zon voor haar gestolen had.
En hij haar s nachts de sterren schonk.
Bleef hij alleen achter in het donker
Terwijl zijn vriend met haar in het licht verdronk
Elianos oom heeft vorige week een konijntje gekocht. Het heet Snuffeltje.
O! Bompa, wat een lief klein konijntje, zei klein manneke.
Het is zon klein pluizig ding. Ik vind het zelf ook schattig.
Woensdagavond was het zover.
Bompa, mag ik ook een konijntje?
Ik keek hem nietszeggend aan, hoewel ik op dat moment al wist dat er een konijntje zou komen.
Please bompa?
De bomma die aan de andere kant van de zetel zat knikte achter zijn rug naar mij.
Ik had niet anders verwacht, want wat zou zij haar zonnetje weigeren. Daarom zei ik:
Elianoke, dat moet je aan de bomma vragen. Wetende wat het antwoord zou zijn.
Het mag van bomma!
Dan zal ik er eens over nadenken,plaagde ik.
Goed, je krijgt een konijntje zei ik onmiddellijk daarna.
Joepie, gaan wij er eentje kopen, waar oom Grigori Snuffeltje gekocht heeft?
Neen, want hij heeft er 15 euro voor betaald en dat vind ik te veel, en daarbij, ik wil een hangoor konijntje.
Dus wij op het net, zoeken bij kapaza. Wat een keuze!
Slachtkonijnen las klein manneke bij een aanbieding.
Wat bedoelt men daarmee? vroeg hij.
Niets van aantrekken dat zijn niet die welke wij zoeken, ontweek ik
O! Kijk hier wat snoezige,wees hij.
Inderdaad het waren dotjes, hangoortjes voor 5 euro.
Vlug de verkoper gebeld.
Het was wel een adres op een 40 km van mijn huis.
Het was een vriendelijke dame die ons de fotos van
Het hele nestje doormailde, waaruit wij dan het
mooiste mochten kiezen. Bovendien werkt de mevrouw in Antwerpen waar wij dan ergens afspreken om de diertjes te halen.
Klein manneke koos een grijs en de bomma, jaloers als ze was koos er een tweede, een bonte angora net een lapjeskatje.
Tegen het einde van volgende week mogen de kleintjes pas van de moeder weg. Zolang moet klein manneke nog geduld hebben en dat is moeilijk. Wel tien keer per dag vraagt hij waarom de konijntjes nu nog niet kunnen komen.
Zeg bompa, zei hij gisteren avond, Als wij dat moedertje nu eens mee kochten, dan moesten wij toch niet langer wachten.
En die andere vijf kleintjes dan?
Die kunnen wij toch ook kopen bompa.
Gisteren nacht had ik een verschrikkelijk nachtmerrie. Ik was een gigantische wortel, honderden konijnen met vlijmscherpe tanden zaten mij na. Telkens verschanste ik mij achter een dikke deur. Maar de hongerige monsters knaagden er telkens weer een gat in.
Klein manneke riep altijd maar.
Zie je wel bompa dat ze al van hun moeder weg mogen!