De violist.
Er speelt een viool hier op het plein. De muzikant speelt, buigt en lacht. Terwijl hij op een centje wacht.
De mensen lopen hem nonchalant voorbij. Zij doen alsof ze hem niet zien of horen. Een bedelaar kan hun wandel niet verstoren.
Dat hij gaat werken hoort hij vaak. Zo klinkt het honderdduizend maal. Maar hoe, hij is hier illegaal.
Neen, niemand wil hem werk geven. Want Wee diegene die dat doet. Wordt flink door de wet beboet.
Hij moest dat vreemde land ontvluchten Door die verdomde dictatuur. Ze maakte hem het leven zuur.
Hij staat daar, speelt en lacht en buigt. Met klanken droef melancholiek. Schenkt hij de mensen zijn muziek
|