Keizerlijk Meise Sib, de orde van de autochtone Meisenaars, verzamelt alles over het historische Meise
14-08-2013
367 St.-Sebastiaansgilde Meise
367 De schuttersgilden
De bevolking van Meise mag trots zijn op twee oude
schutterzsgilden die dooheen de wisselvalligheid der tijden, de tragische
gebeurtenissen die we beleefd hebben, flink en ongedeerd stand hielden en nog
krachtig en jong blijven.
De Gilde Sint-Sebastiaan Meise centrum
Deze gilde droeg vroeger de naam handbooggilde van
Sint-Martinus en Sint-Sebastiaan.
Uit de overgebleven documenten kan niet worden uitgemaakt in welke tijdsperiode
de gilde werd gesticht.
De secretaris Doms, hierover ondervraagd, kon desbetreffend geen nauwkeurige
gegevensverschaffen hij heeft in zijn
bezit ledenlijsten en andere stukken die betrekking hebben op het beheer van de
gilde, maar deze archieven dateren van 1740.Het is evident dat de gilde vroeger werd gesticht, want aan de braak is
nog een erepenning gehecht die het jaartal 1597 draagt.Deze gedenkpenning werd als herinnering en
beloning geschonken voor het bijwonen en opluisteren van de dorpsfeesten.
In augustus 1565 nam de gilde deel aan een haagspel schietwedstrijd meestal
aanhorig van landjuweel.De gilde was
eigenaarster in 1572 van het Schuttershof nabij de Amelgemweg.
In 1652 was Anna Vander Ee- hoofdman.Aan vrouwe Van Leenenborgh gaf zij op 23.6.1652, die vergaderingswoning
het nieuw huis alsook een half bunder te Limbos nabij de St.-Annakapel (St.-Martinuskapel ?).Deze schenking werd gedaan in haar hotel te
Brussel op last van een jaargetijde voor Amman Jan Vander Ee en zijn vrouw
Marie-Anne d Alverade dAguilain.Deze
schenking werd vastgelegd in een schepenbrief van 18.1.1677.In 1684 lichtte de gilde een rente van 200
gulden voor de heropbouw van het door de Fransen afgebrande gildenhuis.
Notaris Hendrik Van Hemelrijck te Grimbergen verkocht op 4.4.1745 vanwege de
gilde een bos te Meise aan Jan Van den Broeck, schepen en Joanna Van den
Broeck, inwoners van Nieuwenrode (schepenambt van Meise van 25.9.1751 in het
rijksarchief).
Het is niet vermetel het onstaan van deze gilde naar een vroegere datum te
verleggen en te situeren in de periode dat de oude gilden werden gesticht,
namelijk in de XVde eeuw.
Het geslacht Van der Linden heeft steeds veel interesse gehad voor de
schuttersgilden en in de oude rapporten staat vermeld dat op 14 mei 1740
Ignatirus Franciscus Vander Linden hoofdman was van deze gilde.In 1820 wordt nog geschreven dat Vander
Linden toen riolen liet aanleggen rondom het kerkhof en la maison des
serments dite Gildenhuys près le cabaret lEmpereur.
Het jaar van de koningsschieting hebben ook de vrouwen van de gildeleden de
gelegenheid om hun schietvaardigheid te bewijzen.
Het lag in de traditie dat op de dag van de koningsschieting de godsdienstige
plechtigheid,het lof of de namiddagvespers maar mochten beginnen na het
afschieten van de koningsvogel om aan de nieuwe koning de gelegenheid te geven
het lof bij te wonen.
Voor het aanleggen van de autosnelweg stond de dorpswip op een weide, dicht bij
de oude tramhalte ongeveer aan de ingang van de Astridlaan.
Ze werd eerst verplaatst naar een weide, gelegen aan de verbindingsweg
Krogstraat Van Doorslaerlaan en daarna opgericht in de omgeving van de
begraafplaats (Kerkhof).
Deze gilde bezit een zeer mooie oude braak, een prachtig vaandel, lansen en
andere kentekens.Bij ontbinding van van
de gilde worden de wapens onder de bewaring van de geestelijke en wettelijke
overheid van de gemeente gesteld.
De boer van Amelgem hadeen overvloedige oogst en geen voldoende
ruimte om te bergen. Een deel van de oogst zou beschadigd worden en dit verlies
maakte hem zeer bezorgd.
Terwijl de boer stond te dubben trad een keurig geklede man op hem toe en vroeg
: Waarom ziet U er zo bekommerd uit?De landsmanverklaart zijn moeilijk geval.
In de dialoog met de onbekende heeft de boer zijn ziel aan de duivelverkocht,
op voorwaarde dat in de loop van de nacht een nieuwe schuur zou gebouwd worden
en volledig afgewerkt voor het kraaien van de haan.
Gekweld door gewetenswroeging vertelde hij aan zijn vrouw wat hem was
overkomen.
Zijn echtgenote zweeg als een graf, maar dacht na om uit de knel van de duivel
te geraken.
Ze ging s morgens heel vroeg met de lantaarn in de hand naar het kippenhok
maakte lawaai en de haan begon te kraaien.De schuur was niet voltooid de duivels sloegen op de vlucht en de
verkoop van de ziel was te niet.Deze
lepe boerin was de duivel te slim af.
Met zulke boerin in het aards paradijs zou Satan het niet gehaald hebben en
alles zou beter verlopen zijn voor de nakomelingen.
Jan Vanden Eynde (Meise) Toneel Lindemans en Jef Verbesselt
Poppenspel Jef De cuyper
Ring TV Jef De Cuyper
De geschiedenis van deze hoeve, nu beter gekend
onder de naam De duivelschuur loopt ver terug in het verleden, zeker tot in
de Frankische tijd en sommige deskundigen beweren tot aan de Romeinse
bezetting.
Dr. Verbesselt geeft zijn zienswijze : De Frankische stamhouder Amalhari uit
de IVde eeuw is o.i. niet de eerste bezitter geweest van het goed dat reeds
vroeger in het bezit moet geweest zijn van een gallo-Romeinse veldheer.
Amalhari zou de kern vormen van de naam Amelgem een taal leeft en woorden
ondergaan in de volksmond andere uitspraken en daarna ook andere schrijfwijzen.Bijzonder de klanken sem, hem, betekenend
hoeve, plaats, worden veel aan de stam van het woord toegevoegd.De afstammelingen van Amalhari die het
geslacht Amelrenghem vormden hebben deze hoeve in de XIIde eeuw in bezit
gehouden.Later werd dit domein eigendom
van de abdij van Grimbergen.De bebouwde
oppervlakte bedroeg 140 bunders, de jaarlijkse wisselbouw wintergraan,
lentebezaaiïng, braak of dries werden steeds toegepast.
De hoevegebouwen waren aan alle kanten omgeven door weiden en er werd aan
druiventeelt gedaan want voor de hoeve lag een wijngaard van ongeveer 1 bunder
en 7 roeden groot en achteraan een vijver.Bij alle belangrijke hoeven werd een vijver uitgegraven om over voldoende
water te beschikken in tijd van schaarste en ook als er brand ontstond.Met betrekking tot deze vijvers heb ik
dikwijls horen spreken van brandput.
De hoeve die er nu staat werd opgebouwd in de XVIIde eeuw.Alleen de stallen zijn volledig
gemoderniseerd en dit na de brand van 1966.
Vermoedelijk werd omstreeks 1690 de splitsing van de bedrijfsoppervlakte
doorgevoerd en zo onstond nevens Groot Amelgem 80 ha een andere hoeve
Klein Amelgem of Klein Hof 45 ha.De duur van de pacht : 9 jaar.Verplichtingen van depachters
.De huurprijs : voor akkers 11 gulden,
voor weiden 12 gulden.Ze waren vrij van
tienden, maar moesten enkele leveringen in natura doen : o.a. Klein Hof een
vet kalf leveren en houillevrachten (kolen naar de mijnen halen).
Deze pachters mochten geen gronden van andere eigenaars bewerken uit vrees dat
ze hiervoor de mest zouden gebruiken.Er
was ook nog de verplichting van 200 schapen te houden om over voldoende mest te
beschikken.Alles was gericht op de
vruchtbaarheid van de gronden.De opzeg
moest geschieden een half jaar voor het eindigen van de pacht.
De eerste pachter na de heropbouw van Amelgem in het begin van de XVIIde eeuw
is geweest Jan Van Bever afkomstig van het hof Bever-Strombeek.Een neef van Jan Van Bever huurde het hof te
Hamme.In 1704 hebben we als pachter op
Groot Amelgem de genaamde Jan Heynbeke en na hem Cosmas Leemans.In 1786
Guillaume Sterckx uit St.-Maartens Lennik die huwde met de oudste dochter van
Leemans.Ze waren de ouders van
kardinaal Sterckx, geboren te Groot-Amelgem op 2 november 1792.Tijdens het Frans bewind zijn de
kloostergoederen ook Amelgem tot nationaal domein verklaard.Alsdan is het gezin Sterckx verhuisd naar het
Hof te Oppem dicht bij de kerk waar de kardinaal een bidkapel deed
bouwen.Deze staat langs de nieuwe baan
naar Asse.
In de eerste helft van de XIXde eeuw was Amelgem zwartgoed eigendom
geworden van Baron Van der Linden.
Simon Margé laatste witheer pastoor van Meise en voordien provisor van de
abdij van Grimbergen, zat de baron dusdanig aan zijn vel dat deze op 13.3.1818
beloofde elk jaareen somme van honderd
croonen te betalen aan de rechthebbende abdij (pastoraal archief).
In Amelgem had men twee watermolens de ene lag waaarschijnlijk aan de vijver
tussen de twee hoeven en de andere bestaat nog : de Elveriksmolen.
Deze wijk ligt niet op het grondgebied van Meise (van voor de fuzie) maar blijft nauw
verbonden met onze gemeente.
Dichter gelegen bij het centrum van Meise dan bij de dorpskom van de gemeente
Brussegen (nu Merchtem) waartoe ze
behoort (tot de fuzie) , en een
betere verbindingsweg, dragen ertoe bij dat de inwoners gericht blijven op
Meise.Deze hebben vaste relaties met de
Meisenaren en zijn meestal aangesloten bij de sociale organisaties van Meise (zoals de K.V.L.V., nu vrouwen met vaart).
De gewoonten uit het verleden houden stand.Is het historische erfelijkheid?Amelgem is tot heden een edel brokje natuurreservaat, typisch Brabants,
glooiend landschap nog ongeschonden ontsnapt aan grondspeculaties, aan de
woelende bulldozers.Het is topografisch
gebleven wat het in vroegere tijden was.
Amelgem de structuur : Kapel met hof enkele boerderijen wat tuinbouw en
smalle wegen totaal landelijk.
De kapel van Amelgem was in 1155 door Niklaas, bisschop van Kamerijk aan de
abdij van Grimbergen toegewezen.
Amelogem was in 1247 nog een zelfstandige parochie met een hofkapel en een
prachtig domein.
Op de hoeve Amelgem verbleven kloosterlingen en lekebroeders van de abdij van
Grimbergen.
Door besluit van bisschop Wilhelmus van Kamerrijk werd Amelgem een
ondergeschikte kerk van Meise en werd ze later bij Ophem gevoegd.
De oude kapel werd in 1636 vervangen door het gebouw dat nog bestaat en prelaat
Outers deed ze versieren met prachtige schilderijen.Deze zijn verdwenen.
8 september O.L.Vrouwgeboorte feestdag van de parochie werd gevierd met een
godsdienstige plechtigheid, hoogmis en processie.
Deze werd bijgewoond door de gilde van de edele handboog van St.-Sebastiaan en
van St.-Gregorius van Meise en Ophem; ook door de drossaard van het land van
Grimbergen en van beide baanderheren alsook de familie Boechout.
Welke weg deze processie volgde kan moeilijk beantwoord worden.Toch weten wij dat het rustaltaar opgericht
was tussen Amelgem en Ophem, waarschijnlijk op de Heirbaan.In dit geval was de baan van de Karelijck
naar Ophem vermoedelijk de processieweg.
Op de Heirbaan heeft men een mooi zicht op de parochie Amelgem en dit was een
geschikt verhoog om huizen en velden te zegenen.
Na de processie had een plechtige ontvangst plaats door de Abt van Grimbergen
in de grote zaal van de hoeve van Groot Amelgem zaal die nog bestaat.Naar alle waarschijnlijkheid was hier ook een
begankenis ter ere van St.-Gilles.Dit
zou verklaren dat nu nog de herberg (ondertussen
gesloten) bestaat die op het uihangbord de naam van de heilige draagt.
Rondom de kapel woonden begijntjes en het is best mogelijk dat daar een klein
begijnhof bestaan heeft.
Zo, in de XIIde eeuw Elisabeth en Oda die aan de petancie van de abdij van
Grimbergen 20 stuivers schonk.De
begijnhoven ontstonden op het einde van de XIIde eeuw.
Er wordt ook verondersteld dat een perceel grond rondom de kapel bestemd was
tot begraafplaats.
Peeter van Rode op welcke goeden staat de Kapelle van Amelgem met het
kerckhoff daeromme gelegen.
Vanaf de XIIde eeuw komt de naam Hasselt voor in
bepaalde akten.Van de Capella de
Hasselt werd voor het eerst melding gemaakt in het begin van de XIIIde eeuw en
eveneens van Arnoldus, pastoor van Hasselt.In 1211 verbleef Boudewijn van Hasselt, een leenman van de heren van
Grimbergen, op dit landgoed.
Omtrent 1270 zijn twee Norbertinessen met name Ida en Margareta uit het
klooster van Nieuwenrode overgekomen naar het Hof van Hasselt dat eveneens aan
het moederhuis van deze orde in Grimbergen toebehoorde.
In de XVde eeuw is het gebouw door brand vernield en werd het terug
opgebouwd.Het nieuwe hof ter Hasselt
was eigendom van een Milanese familie Caïmo, een lid van deze familie was advokaat
bij de Grote Raad te Mechelen; een ander was bisschop van Brugge en zijn
kazuivel bevindt zich in de kerk van Puurs, hoofd van de dekenij waarvan Meise
toen afhing.Is deze kazuivel soms via
Hasselt daar gekomen ?
Dan volgde Vander Goten, waarschijnlijk een familielid door
aanverwantschap.Dr Verbesselt schrijft
in zijn werk Parochiewezen van Brabant dat de heren van Hasselt te Wolvertem
begraven werden.Dit is echter niet het
geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel
Douglas Scot-prozaïsch omgezet in Deschot zie de zerk tegen de muur van de
achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
De
bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen
MHERT
IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne
keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1696
Op het einde van de XIXde eeuw is het Hof ter
hasselt het strijdtoneel geworden van een dorpspolitiek met panache.
In het centrum ging het tussen de twee fanfares de horzels en de ressen de
bastions van beide kampen.
De inwoners van de gehuchten waren niet zo nauw betrokken, bij deze
fanfarepolitiek; zij hadden niet zoveel contact met het centrum, de
verbindingswegen waren slecht en de verkeersmiddelen waren niet zoals nu.
Ge moogt geloven dat beide groepen het opnamen voor de goede zaak op zijn
Breugheliaans en de hartstochten waren zo opgezweept dat men nooit zijn gebuur
zou aanspreken als hij tot de andere partij behoorde.In dit politiek dorpsgebeuren stak
overvloedige stof voor een sappige revue, want de acteurs wisten niet dat ze
hun rol zo slecht speelden.
Op een zeker moment rukt de strijd los op een hoger vlak naar de top.De scène tussen de twee kopstukken, de
kasteelheren, met als dekor de poëtische groene zone van het Hof ter
Hasselten van het kasteel van de rijke
gebuur.Het Hof ter Hasselt was de
residentie van de generaal, de majordomus van de Keizerin, in de volksmond de
Kommandant van Boechout. Op het naburige kasteel woonde de kopman van de
anderen.
De twee hovingen van deze kastelen waren belendend en de grens werd weldra de
frontlijn.De generaal greep naar de
vooruitstrevende militaire taktiek en om zijn tegenstander te pesten, zou hij
langs de frontlijn een heuvel, versterkt door ijzeren netwerk, doen optrekken.
In de volkstaal spreekt men van een berg om te laten verstaan dat de top
hoog boven de grond uitstak.Deze
uitkijkpost zou het mogelijk maken de handel en de wandel, de bewegingen van
het andere kamp gade te slaan.
De generaal koesterde de zoete hoop dat hij door de kracht van zijn geniale
taktiek de man van de oppositie die uit Schaarbeek afkomstig was terug naar
zijn geboortestad zou jagen.
De buurman ging niet op de vlucht.Hij
hield voet bij stuk.De dorpspolitiek
kan koppige vastberadenheid zo hard maken als beton en de rede verliest meestal
haar vat op de mens die vast zit in de klauwen van een al te enge, al te
driftige dorpspolitiek.
De ractie bleef niet uit, de buurman konsulteerde zijn bevoegde technici om
de afweer en de verdediging te organiseren.
Na grondig onderzoek en rijp overleg, zo luidt de klassieke formule en deze
past hier, viel eindelijk de gewichtige beslissing : langs de scheidingslijn
rijen kaarspopulieren planten.Deze
bomen groeien snel de hoogte in en na enkele jaren was het groene gordijn dicht
genoeg om de uitkijkpost onschadelijk te maken.De man was ook tevreden over zijn vondst en verklaarde : zo zullen de
mensen zien dat ik niet zal verhuizen.
Ik geef dit luimig proefje uit de heroïsche periode van de gemeentepolitiek
omdat zon verheven staaltje niet voorkomt in de geschiedenis of de folklore
van andere gemeenten.
De strijd tussen stammen en kasteelheren is legendarisch en heeft dichters en
schrijvers geïnspireerd.Maar die twist
ontstond meestal uit familievete, uit jaloersheid of met aan de bron een idylle
of liefdeshistorie.
Maar in Meise niets van dit alles het was de politieke strijd om het
meesterschap.De dorpspolitiek werd
bijna instinctmatig gevoerd, soms met machiavellistische metode en geenszins
met de bedoeling om goed te doen voor allen want de partij had voorrang op het
gemeenschapsbelang, ook niet uit eigenbelang want de leiders haalden er geen
voordeel uit.Alleen maar om meester te
blijven, want de macht werd door velen nog beschouwd als een feodaal
bezit.Programma had weinig betekenis,
persoonlijke aanvallen waren schering en inslag.
De gemeenteverkiezing was de beslissende match waar supporters uit beide kampen
wel eens slaags geraakten.
In die jaren van gedirigeerde tweedracht draaide de motor van de gemeentelijke
vooruitgang zeer langzaam.
Wij verheugen ons erover dat het Hof ter Hasselt aan al deze tribulaties niet
is ten onder gegaan dat het mooie reservaat van de gemeente behouden
bleef.Wel werd het kasteel nogmaals erg
beschadigd door brand, maar daarna met veel kunstzin herbouwd door de eigenaars
De Smedt Van Ginderachter.
Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer
aanvaardbaar.Langs deze post heeft het
Kristendom zich in Meise gevestigd.Is
Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het
zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen
of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde
ligging gebonden waren.Dit verschijnsel
doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine
kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen,
wat weinig waarschijnlijk is.
Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat Wouter, de Coster van
de Capelle,een mechelse balstee rogge
verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de
heer van Grimbergen.
Was dit de koster van Hasselt ?
In 1222 treedt Arnoldus, presbyter de Hasselt op als getuige.
Is Hasselt een parochie geweest ?Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof
van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de Capelle of de Kercke
van Hasselt niet van St.-Elooi.
Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt de ligging van
deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt
van wegen van eenhele streek is zeer
belangrijk.Hieruit leidt hij af dat de
Sint Elooikapel behoort tot de oudste bidplaats van de streek die het
aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.In deze bidplaatsen werden de heidenen
gedoopt.Deze kapellen werden niet
ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging maar ze blijven bid- en
bedevaartplaatsen.Dit is waar voor de
Sint Elooikapel.
Wij durven het zo voorstellen.In de
vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel
opgetimmerd.De zusters zullen deze
kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats
waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de
abdij van Grimbergen enanderzijds door
de abdij Sint Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint Martinus, Bartholomeus
Gysens, de actuele kapel gebouwd.Op een
zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 de initialen van
Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
In het jaar 1652 werd de Sint Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre
titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus
in België ac altare in honore Beat.Virgo Mariae ac Sancti Eligii.Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee
bunder eigendom en een fruithof.
Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven
het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die
in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen,
waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs
dezelfde weg.)
Jaarlijks wordt dank zij de Sint Elooigezellen de feestdag van hun patroon
plechtig gevierd.
Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in
perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van
Hasselt genoteerd werden.
Het omvat :
bladen 1 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters 1702 : Denis Vermeiren 1703
: Jan Jacobs 1704 : Peter Van Waeleroyck 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
Bladen 13 18 : ontvangsten van 1750 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g.
schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen
geëindigd 8.12.1777 met inschrijving pastoor Le Mère : Is voldaan dus
doodt.
bl. 60 verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw
Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door
pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun
aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138
g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van
O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint Elooi.
Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie
van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden ring
geofferd aan O.L. Vrouw blijft 117 g. betaald met de andere helft van het
Pijpenbos.
In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de
finis terrae (finistère).
Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint
Elooi.
Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december toen
was Terwecoren koster van de kapel.
Op 27.10.1752 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een
te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi
en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.Een nieuw missaal en register.Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald en om de 3 jaar worden
500 vaantjes gekocht
In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht. Jan Van den eynde
361 Pastorij St.-Martinus De pastorie van Meise
staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt
alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.Enkele romantische jongeren hebben de stoot
gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen
neerploffen.Ze hebben de weg open
gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.De ontmantelde pastorie kan nu openlijk
getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat
Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd
ingemetseld.De pastorie schijnt gebouwd
op of nabij een steen genaamd dWaterken of Berla. Ze was omringd met grachten
en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan
de heren van Grimbergen Nassau.
In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die
landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de
Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van
schilder Mathias Van Helmont.Op een van
de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand
neemt.De dame zou Barbara Van der
Linden verbeelden die kinderloos was en het knaapje haar efgenaam Jan Van
der Linden d Hoogvorst.
Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik
in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.
De parochies zijn vroeger ontstaan dan de gemeentes;
hieruit volgt dat de grenzen van de parochies en van de gemeenten niet altijd overeen stemmen.Onze bevolking is veel dankbaarheid
verschuldigd aan die parochies want ze vormden de kernen van de
beschavingsactie.
In deel II van het parochiewezen van Brabant van dr. Verbesselt staan zeer
interessante beschouwingen omtrent onze paroichie.
Hieruit blijkt dat Sint Martinus Meise moet geklasseerd worden bij de
moederparochies die de centralen zijn voor de uitstraling van het missiewerk in
een gebied en eveneens onder de tien voornaamste parochiën van gans de oude
dekenij Brussel tussen Dender, Schelde, Rupel en Dijle.
Sint Martinus is de beschermheilige van de oude parochies in ons gewest o.a.
Asse, Aalst, Halle, Sint Maartens Lennik.
Deze centra zijn uitgekozen via een bestudeerd plan; de spreiding is goed
beredeneerd, men is zeker niet loshoofdig aan het werk gegaan.Het is duidelijk dat de ganse streek eerst
volledig geprospecteerd werd.Het
ontstaan van deze missieparochies dringt zeer diep door in het verleden, zelfs
tot in de VIIde eeuw.
De voornoemde auteur voegt er een ander pertinent bewijs aan toe, namelijk de
indeling van het grondgebied van de parochie in uitgestrekte vierkante
kouters.Dergelijke blokvorming wijst op
een zeer oude kadastrale methode die zelfs bij de Romeinen in voege was.
De kerk en de huizen die de dorpskom vormen werden eveneens gebouwd binnen de
grenzen van vierhoekige oppervlakten.
Ik herhaal wat dr. Verbesselt voorop stelt : dat de dorpskom, de kouters, het
wegennet, de bodemindeling wijzen op de richting van een voorfrankische
dorpsgroei en van een oude belangrijke nederzetting.
De moederparochie Meise had toezicht op de omliggende parochies o.a.
Grimbergen, Strombeek-Bever, Sint-Brixius-Rode, Oppem, Amelgem (vroeger
zelfstandige parochie), Nieuwenrode en wellicht
ook Humbeek en Beigem.
In de strijd tussen de twee machten, de Berthouts en de Crainhems verloor de
kerk van Meise het voorrecht van de moederkerk van het land van
Grimbergen.De rollen werden omgekeerd,
de parochie Meise werd onderworpen aan het gezag, aan het patronaat van de
abdij van Grimbergen en geplaatst onder het toezicht van de heren van het hof
van Meise de ridders van Meise, die leenheren van de seigneurie van
Grimbergen.
In de studie van het parochiewezen worden als oudste pastoors van de parochie
Sint-Martinus vermeld :
Henricus, pastoor van Meise die reeds in 1211 als getuige voorkomt bij de
overdracht van het tiendenrecht aan de abdij van Ninove.
Esselinus, pastoor van Meise getuige voor een gift van land aan de abdij van
Grimbergen in 1224.Het kan vreemd
klinken dat deze eerste pastoors geen Norbertijnen waren.
De abdij van Grimbergen bekomt eerst in 1249 de benoeming van haar
kloosterlingen tot pastoor te Meise en te Wemmel. In 1132 werd door toedoen van de
Berthouts het patronaat of begevensrecht van Meise overgedragen aan de abdij
van Grimbergen (uit Nieuwenrode, H.Spinnael, 1974)
359 Meiselied Jef Burm Muziek : O,
Margrietje (Louis Neefs) Tekst
: Jef Burm
Voor het radioprogramma Golfbreker waar wij te
gast waren componeerde Jef Burm een lied over Meise :
Wordt de stad echt onbewoonbaar
en straten niet meer toonbaar.
Alle mensen depressief.
t Verkeer te druk om te verdragen.
Autos die u angst aanjagen.
Heel de wereld agressief.
Hé, kom eens naar Meis
uw zorgen zijn vergeten.
Hé, kom eens naar Meis
een lekker roomijs eten.
De mooiste Plantentuin gaat voor u open open.
Je hebt er zo maar, zo maar, in te lopen.
Je proeft de zaligheid van kuieren en nietsen.
Ziet Eddy Merckx die alles weet van fietsen.
EEN DAGJE MEISE, dat moet je eens doen.
De jonge vrijers, die zien bij ons nog groen.
Als de radio te luid staat
met al Engels wat de klok slaat.
Draai de knoppen dan maar toe.
Want je hoeft dat niet te nemen,
je wil liever wat onthemen.
Maar je weet zo gauw niet hoe ?
Voor de Vlamingen die bekend zijn,
overwerkt of daaromtrent zijn.
in Meise vinden zij rust.
Je komt ze vaak al stappend tegen
in een van de holle wegen.
Wandelend naar hartenlust.
Zeer beroemd zijn onze fietspaden
met hoeken uit voor de façaden.
Maar dan stap je even af.
Je gaat te voet die enkele meters.
Das voor je gezondheid beter
en je bent niet zo bekaf.
Ga eens door de
serres lopen.
Je waant u ergens in de tropen
van een ver exotisch land.
Je hoort en ziet de planten groeien,
eenden op de vijvers stoeien.
MEISE : Vlaamse parel van Brabant.
Muziek voor beiaard :
Jef Rottiers
Tekst : Jef
Rottiers
Waar de zachte heuvlen deinen.
En geen mens naar bergen vraagt.
Waar het goed is om te wonen.
t Leven aan elkeen behaagt.
Waar de tijd zingt uit de toren,
en de biertjes lekker zijn.
Daar is t dorp waar k ben geboren.
Daar is Meise, Meise mijn.
Refrein :
Lang leve Meise!
Vivat ons Meise.
Rijke parel aan Brabants kroon.
Weg met de zorgen, ook voor morgen.
Hier zijn de dagen altijd even schoon.
Waar de goede Sint Martinus,
door eenieder wordt vereerd.
Waar muziek hoog blijft geprezen
en men zingen niet verleert.
Waar nog schutters kunnen mikken,
naar de vogel zoals t hoort.
Waar de jeugd graag flink op stap gaat
en het beiaardspel bekoort.
Waar men houdt van lach en leute.
Men ook dansen kan op maat.
Waar de groen en witte kleuren,
hoog en fier men wappren laat.
Want ons knapen kunnen stampen
en de ploeg staat er goed voor.
Daarom kan men ons niet aan.
Zing dus mee dit Meisekoor.
Wij zijn geboren Meisenaren,
met hart en ziel en blij gemoed.
Wij durven openlijk verklaren,
te Meise maken wij het goed.
In s wekenstijd met naarstig werken
wij winnen dagelijks ons brood,
en s zondags trekken wij ter kerken
en s avonds, ons plezier is groot.
Refrein :
We zijn Meisenaren,
met hart en gemoed.
Te Meise sinds jaren,
daar wonen wij goed.
Geen andere oorden,
hoe rijk ook en schoon
ons hart kan bekoren;
Ons dorpje spant de kroon.
Wij zijn geboren Meisenaren.
Geen ander dorp in t wereld rond
kan ons Meise evenaren,
t is dat eens ons wiegje stond.
Als eens voor ons het uur zal komen
dat wij van t leven scheiden af
als laatste gunst wij zullen vragen :
en in zijn grond, men delve ons graf
Deze dag mag in de notulenboeken van de gemeente en
van de kerkfabriek met een dikke lijn onderstreept worden.
Op 19 november 1950 werd de beiaard van Meise gewijd door Mgr De Smedt ,
toenmalig hulpbisschop van Mechelen, nu bisschop van Brugge.De idee van de beiaard is ontloken uit een
jeugdopwelling in het gemoed van donateur Jan Van Gysel; zo bekent hij zelf in
het boekje Meise, uitgegeven bij de inwijding van de beiaard op 10 juni 1951. zie tekst
De 47 klokken werden gegoten in de werkhuizen van Michiels te Doornik onder
bestendig toezicht van de meester beiaardier.
De grootste klok St.-Martinus weegt 750 kg de tweede Maria 538 de derde
Joannesen de vierde Joanna dragen de voornaam van de peter en de meter, de
donateurs, de heer en mevrouw Van Gysel De Heu.
Het totale gewicht van de 47 klokken beloopt 4.202 kg.
Het is beslist een van de beroemde beiaarden.
De concerten waarop de beiaardier Jef Rottiers ons vergast zijn momenten van
trillende vreugde.Ge moet ze gaan
beluisteren in de zalige avondstilte, stemmig weggedoken op een bank in de
oase, ver weg van het storend geraas van het moderne verkeer. De tonen van de
zingende klokken klinken daar zo innig, zo zuiver alsof ze gefiltreerd werden
door de luchtzeef van de frisse Warande.Daar dringen de zinderende stemmen veel dieper in uw hart, in de
intimiteit van uw gemoed.
In de laatste jaren
van de XIXde eeuw (1897) werden aan de parochiekerk belangijke werken
uitgevoerd; ook de meubilering werd vervangen.De oude altaren, het oude hoofdaltaar had destijds 230 guldens gekost,
de merkwaardige biechtstoelen, de prachtige preekstoel werden vervangen door
stukken die geen kunstwaarde hebben.
De eiken lambrizering van de zijbeuken werd weggenomen.
De altaren zouden overgebracht zijn naar de kerk van de H.Drievuldigheid te
Brussel en de preekstoel naar de abdij van Park te Leuven.
Onder het koor van de Sint Martinuskerk is een
krypte gebouwd.Deze begraafplaats werd
niet ingenomen door de grote heren Nassau en Grimbeghen die er een andere op
na hielden.Ze verviel geheel aan de
kleine heren van Boechout en Meise, temeer dat de dorpspastoors niet in het
koor begraven werden doch naar Grimbergen overgebracht.
Oorspronkelijk was deze begraafplaats voorbehouden aan de bezetters van het
kasteel van Meys de beschikking over deze krypte was onafscheidbaar verbonden
aan het bezit van de heerlijkheid Meise.
Het is niet uitgewezen wanneer de heren van Boechout de beschikking gekregen
hebben over het gedeelte aan de kant van het evangelie, zoals dit thans nog is.
Op te merken valt dat wanneer de jonge baron Roose, in dienst van Maria
Theresia gevallen en uit Pruisen overgebracht, bijgezet werd in 1760, in het
graf van Jan Van der Ee, voormalig bezitter van het Hof van Meys.
De bijzettingen geschiedden soms in eigenaardige omstandigheden.
Wanneer op 23.4.1762, de toenmalige baronesse te Brussel sterft, wordt het lijk
om 5 uur s morgens gebracht in een koets, begeleid door twee minderbroeders en
zonder ceremonie in de krypte gelegd dan begint gedurende zes weken het
overdood luiden- recht dat alleen de grote families toekomt, doch door de
kleine ook uitgeoefend bij plaatselijke afwezigheid van de groten zoals in
Meise.
Er is hiertegen verbod gekomen vanwege de Drossaard van Grimbergen en vanwege
hertog van Croy.
Op 25 mei had eerst de plechtige uitvaart plaats; het luiden had aan de kerk 21
gulden opgebracht.
Integendeel werd niets gedaan toen deze hertog van Croy op 19.4.1767 op zijn
kasteel te Roelx overleed.
353 En de waarde van deze frescos
(muurschilderingen) ?
Hierover werd veel geschreven, de meningen zijn
uiteenlopend.Sommige kunstctitici
beweren dat ze geschilderd werden door Frans Floris of door een leerling uit de
school van Barend van Orley.Anderen,
waaronder wijlen kannunik Delestré, abdijheer, beweren dat deze
muurschilderingen gepenseeld werden door een kloosterling van de abdij van
Grimbergen namelijk Gaspard Vander Schueren die als waarnemend pastoor van
Meise gefungeerd heeft.
Deze tesis lijkt de meest waarschijnlijke en gegrond.
De besturen van de gemeente en van de kerkfabriek hebben herhaaldelijk sterk
aangedrongen bij de Kommissie van Monumenten om de beschadigde
muurschilderingen te herstellen.De
kommissieleden hadden niet veel aandacht voor deze verzoekschriften jaren
zijn erover heen gegaan.De reden van
deze houding kan zijn dat ze van oordeel waren dat de muurschilderingen geen
grote kunstwaarde hadden.Men kan niet
aannemen dat de leden van de kommissie zo lang zouden getalmd hebben wanneer
het om kunstschatten of meesterwerken zou gegaan zijn.
Deze zienswijze werd zeer laattijdig door de kommissie bevestigd.
Nadat de schilderingen met een laag verf bestreken waren, heeft de kommissie
haar oordeel meegedeeld waaruit blijkt dat deze muurschilderingen geen
kunstwaarde hadden.
Niettemin ware het beter geweest deze zeldzame muurschilderingen te behouden (evenals Petrus op de paal).
In België zijn frescos (muurschilderingen) zeer zeldzaam.
Boven het altaar van Sint-Jozef, de rechterbeuk van de parochiekerk, was een
muurschildering gepenseeld die het laatste oordeel voorstelde.Kristus gezeten op een regenboog, de
rechtervoet op de aardbol.Aan de rechterhand
zit de H. Maagd geknield , omringd door de apostelen.In het midden van de schildering stond een
katafalk bewaakt door een geraamte : de dood mensen staan op uit hun graf en
daartussen engelen en duivels.
Onder dit tafereel linker hoek : de bekering van St.-Hubertus en het hert met
een kruisbeeld tussen het gewei.
Rechter hoek : de liefdadigheid van St.-Martinus die zijn mantel deelt met een
arme bedelaar.
Boven het altaar van Onze Lieve Vrouw (linker hoek) een muurschildering
eveneens met drie panelen.
Boven : afbeelding van het overlijden van de H. Maagd Maria, die op haar
sterfbed ligt en daarrond de twaalf apostelen en van de ten hemel opneming
van de moeder Gods dan enkele mensen die waarschijnlijk leden van de familie
Van Immerzele voorstellen en de bemiddeling van Maria komen afsmeken.
Onderpaneel rechts : is Marias boodschap en links aanbidding van de herders.
Op de rechter pilaster van het hoogkoor was een beeltenis van de H. Petrus
geschilderd.De prins der apostelen
hield in de rechter hand een symbolische sleutel.
Er wordt verondersteld dat eveneens op de andere zuilen beeltenissen van
apostelen waren gepenseeld die bij het afkrabben van de kalkbezetting te loor
zijngegaan.
Volgens de aantekeningen van pastoor Van Daelen zou reeds in 1862 of zelfs in
1852 bij een door pastoor Bosselaers aan architect Appelmans gevraagd plan voor
restauratie van de kerk, de kalk afgekrabt zijn van de fresken en van de
pilaren waar twaalf apostelen op geschilderd waren (dan moeten er op meerdere
pilaren, twee apostelen gestaan hebben).
De beeltenis van Sint-Pieter was reeds hersteld en toen de kerkmeesters
vernamen dat dit 200 F kostte, hebben zij aanstonds de andere beeltenissen van
de apostelen op de pilaren doen afkrabben en aan de architect laten weten dat
zij zijn plan niet konden uitvoeren.
Graaf Amedéé de Beauffort, de heer van Boechout en voorzitter van de Kommissie
van Monumenten had destijds geoordeeld dat deze muurschilderingen in zeer
slechte staat waren en van weinig waarde.
Eindelijk op 10.8.1885 werden de zijaltaren weggenomen en de muren
afgekrabt.De Kommissie van Monumenten
zond Mr Albert De Vriendt van Yzendyck (architect) en Franz Meerts (schilder)
die besloten dat de fresken het waard waren hersteld te worden.
Franz Meerts werd aangesteld om de herstelling te doen, doch hij stierf kort
nadien.Als opvolger duidde hij zijn
leerling Jef Middeleer aan, die alles deed verdwijnen, wat zijn medeleerling
reeds uitgevoerd had.Ze waren voltooid
in oktober 1897.Jef Middeleer heeft al
de fresken hersteld behalve deze uiterst rechts en uiterst links (St.-Martinus
en St.-Hubertus) welke totaal van zijnhand zijn, echter in een stijl die niet geheel van dezelfde tijd is als
de overige.
In 1882 werd aan de epistelkant van de dwarsbeuk het raam met de wapens van Van der Linden geplaatst : prijs F 2.700, betaald door barones de Briene dHoogvorst glazenier Capronnier. In dit glasraam staan de beeltenissen van de H. Leo en H.Elisabeth, patronen van de donateurs : Léon Van der Linden en Mevrouw. Aan de overzijde, een glasraam geschonken door het gezin Amedee de Beaffort Elisabeth Roose. Hier hebt ge de beeltenis van de patronen H. Amedaeus en Sancta Elisabeth. Hetzelfde jaar heeft Bayens van Gent zware gewaden gemaakt, voor het eerst gebruikt in de lijkdienst van baron de Briene. De familie Van der Linden was er zo tevreden over dat ze de rekening betaalde. In 1885 vloer vervangen in de middenbeuk en herstel van de zijbeuken : 1000 F. In 1889 kerkdeur vernieuwd plan architect Van Assche Gent, uitgevoerd door Lambotte van Laeken : F 1.650. Onder voorwendsel dat het meubilair in dezelfde (gotische) stijl moest zijn als de kerk werden in 1897 aangekocht : hoogaltaar Peeters Antwerpen 4.900 F 2 zijaltaren Peeters Antwerpen 3.750 F communiebank Peeters Antwerpen 1.000 F portaal Peeters Antwerpen 1.000 F predikstoel Rolmaet Leuven 3.000 F 2 biechtstoelen Rolmaet Leuven 1.800 F orgel Gebr. Van Bever Laken 4.750 F geschilderde ramen Steyaert Schaarbeek 3.500 F kruisweg Arille Lagman en Maurits Lefèvre leerlingen van Meerts 2.100 F 2 ijzeren hekken Pierre De Smedt Elsene 900 F 24 koeren kandelaars Lamb. Van Rijswijck Antwerpen 772 F 3 zetels Mathias Zeus Gent 220 F
Kosten gedekt door : verkoop 1 ha 11 a grond aan de keizerin 11.100 F 1,5 ha op publieke verkoop 8.525 F 2 zijaltaren aan de Kerk H. Drievuldigheid 950 F boiseries met 4 biechtstoelen en communiebank aan de Engelse Cie Buime 2.725 F 7 schilderijen door de commissie uit de kerk geweerd 800 F predikstoel aan de abdij Park 300 F In het begin van de XIXde eeuw werden waardevolle voorwerpen aan de kerk van St.-Martinus geschonken. In 1826 gaf Mw. Roose 3 rode kussens voor de altaren; Mw. Van der Linden een dito schoon geborduurd, met in het midden de naam Jezus. In 1827 gaf Mw. Roose 2 tapijten voor het koor, liet de ciborie en een zilveren kelk vergulden, lampen gehangen in het koor, een schone albe en 3 lampen om de kerk te verlichten in de winter. In 1829 klavier van het orgel verlengd, nieuw secreet gemaakt, 2 nieuwe registers bijgevoegd, 2 nieuwe blaasbalgen gestoken : kosten 500 g. door Mw. Roose en baron Van der Linden elk voor de helft gedragen. De kerk betaalde 70 gulden voor een verandering van het okzaal. In 1830 bij het huwelijk van haar jongste dochter met graaf de Beauffort, gaf mevrouw Roose een schoon zilveren wierookvat met doosje en lepel, twee kostbare ampullen met zilveren schotel, dragend de wapens van het nieuwe paar; 3 rode tongen van merinos met witte overrokken voor de choralen en een albe met cingel voor de pastoor. In 1842 werden 2 klokken 2.044 pond en 1.528 pond aangekocht en de oude : 575 p. verkocht. In 1848 oude horloge vervangen : 3 uurplaten, 1 betaald door baron Van der Linden, een door de parochianen, een door de kerk. Kosten + horloge : 450 p. 1848 : Mw. Van der Linden geeft rood gewaad 3 heren zonder koorkap 1852 : Mw. Van der Linden geeft een geplatineerde lamp voor het koor. Pachter J.A.Crockaert geeft 2 geplatineerde lantaarns. 1954 : Hertogin de Bassano geeft 6 geplatineerde kandelaars voor hoogaltaar; haar vader, baron Van der Linden, 2 van de koralen : 640 F.
Met de bouw van de huidige kerk werd begonnen in de eerste jaren van de XVIde eeuw. Het koor dateert van omtrent de jaren 1500. De middenbeuk werd in 1826 gebouwd, de zijbeuken enkele jaren later. Sommige historici beweren dat reeds in de Xde eeuw een parochiekerk moet bestaan hebben vemits in 1132 er sprake is van de parochie Meise. ( Tot dan moederparochie van heel de streek) We mogen veronderstellen dat het oorspronkelijke gebouw, waarschijnlijk in hout opgetimmerd, stuksgewijze vervangen werd door de bouw van de hedendaagse kerk. In de periode van de reformatie werd de kerk fel beschadigd. Het is best mogelijk dat de beschadigde kerk grondig gerestaureerd werd in gotische bouwstijl. Op 11.6.1735 is de kerktoren ten gevolge van een ingeslagen bliksem totaal vernield er deed zich geen brand voor. De heropbouw geschiedde dank zij de financiële steun van de ontvangers van de tiendenheffing die van St.-Brixius weigerden tussen te komen een omhaling bracht 138 gulden en 4 stuivers op de baron van Boechout gaf 20 g. 6 st., andere ingezetenen 145 g. 5 stuivers. De prelaat van Grimbergen 600 g. onder protestaties van niet obligaties met verbod er ergens gewag van te maken. In januari 1735 waren kerk en toren reeds zwaar beschadigd door stormweder de herstelling kostte 90 g. De toenmalige klokken wegende de ene 3800 en de andere 2800 pond en hebbende gekost voor het gieten de grote 200 gulden, de andere 80 moesten wel een uitzonderlijke waarde hebben want in de beloken tijd werden ze uit de toren gehaald en door de Franse soldaten gevoerd naar het klooster van Sint Jaak op de Coudenberg. De reden van deze behandeling heb ik niet kunnen achterhalen. De kerk van Sint Martinus bezit enkele waardevolle kunststukken o.a. een prachtige torenmonstrans (1625), oude gewaden het rood gewaad voor de drie priesters was eigendom van de abdij, maar is hier bebleven dank zij pastoor Simon Marge, oud - provisor van de abdij. De toestand werd geregeld door mevrouw Roose in 1826, die de som van 125 F betaalde aan Van den Bergen, pastoor van Griùmbergen en herinrichter van de abdij. In 1958 is een van de kostbare gewaden een koorkap verdwenen en niet terug gevonden ook nog een ciborie met deksel en een kelk (1627).
Een andere belangrijke brok van de nalatenschap van Keizerin Charlotte werd de eigendom van J. Van Gysel-De Heu : namelijk de hoeve van het kasteel van Meise, met beplanting, vijvers en omtrent 80 ha landbouwgrond. De hoeve was gebouwd naar het klassiek model van de grote boerderij, die bestaat uit een vierkantig of rechthoekig plein, omsloten door vier hoofdgebouwen die los staan van elkaar om bij eventuele brand de schade te beperken. 1. de woning 2.de paardenstal met opslagruimte voor het voeder en de bergplaats voor de landbouwwerktuigen 3. schuur met manège 4. koestal meestal met centrale voedergang Een kenmerk van de oude boerderij : de zware inrijpoort met boogvormige overkapping waarin een duivenhok is ingericht. Deze hoeve was sinds 1717 eigendom van baron Van der Linden d Hoogvorst. Ze vertoont de karakteristieken van het oude type. In 1882 werden de gebouwen en de omliggende gronden aangekocht door Keizerin Charlotte en daarna in 1938 door de heer Jan Van Gysel en nu gekend onder de naam : Domein Drijtoren.
Het mooiste stuk van de eigendom van Keizerin Charlotte werd aangekocht door de staat voor de som van 9.876.423.075 fr. Om er de Rijksplantentuin in onder te brenden. Deze lag al benepen en te besloten in Groot-Brussel en de noodzakelijke verbindingswegen hebben hem verder gewurgd. De planten en de verzamelingen werden overgebracht naar Meise. Het is een majestueus complex met een grandioos plantenpaleis en de schatten van gevarieerde herbaria. De 91 ha 23 a 23 ca bekoorlijke warande met haar gevarieerde seizoensdecors, haar reuzenbomen, met rustig rimpelende vijvers en kabbelende beekjes, de strelende kleurenschakering van de loverweelde, de melodie van zacht ruisende bladeren, de zingende vogelenkoren, de herstellende frisse lucht en de relaxerende atmosfeer, dat alles doet ons zeggen : Meise bezit een stuk heerlijkheid van de natuur. De plantentuin mag beschouwd worden als een van de grote en meest volledige van Europa. Ik citeer Prof. Robyns, Directeur van de Rijksplantentuin : Een nieuwe rijksplantentuin is sinds 1939 in aanleg te Meise, in het park van het Koninklijk Domein van Boechout dat door de Belgische staat op 23 december 1938 werd aangekocht. De Staat heeft de verbintenis aangegaan het kasteel van Boechout in zijn huidige toestand en historisch kader te behouden evenals de algemene aanleg van het park. Het kasteel van Boechout ingericht als botanisch en bosbouw museum zal in zijn groots kader herinneren aan de luister van der vroegere machtige heren van Boechout. Het zal ook steeds de gedachtenis bestendigen van Keizerin Charlotte die er vertoefde van 1879 tot haar dood in 1927 en de bevolking dankbaar stemmen ten opzichte van het Vorstenhuis.
Bibliotheek : 180.000 boekdelen en brochuren (200.000 volumes) Herbaria : 1.600.000 specimens (nu 3.000.000 specimen) Musea : belangrijke houtsoorten uit alle werelddelen Teelten : verzameling van 13.000 soorten van levende planten (nu 18.000)