Allepoes (volgens sommigen onder jullie) ontwaakt uit zijn nachtelijke festiviteiten en wij evenzo. De kerkklok slaat 9 uur, tijd om te gaan ontbijten in de bar om de hoek. De cafébazin is razend enthousiast over de vorige nacht, niet omwille van het feest, maar omdat het zo overvloedig geregend heeft. De rivier beneden is er ook vol van. Wij zijn blij, wat er vannacht uitgevallen is kan vandaag niet meer vallen. En de troosteloze droge beddingen van al die lekkere riviertjes liggen nu gezwollen te roetsjen en te klateren, het rode stof wordt omwoeld en weggespoeld en morgen is de hele montana hier frisgroen.
Wij verkassen vandaag van Allepuz naar La Virgen de Vega, een kleine 20 kilometer verder. Het is ons enkel te doen om een bed te vinden voor de volgende nachten, want in de hostal van vandaag is alles bezet. Bovendien hebben ze heel veel regen beloofd en met deze temperaturen is dat geen pretje op de fiets. We kleden ons navenant en toeteren de aftocht.
Vandaag verlaten we de fietsroute van Benjaminse. Die loopt naar Teruel, en van daar verder naar het zuiden, of langs de Via Verde naar Valencia. In Teruel is er helaas geen overnachting mogelijk en dus hebben we besloten een stuk af te knoezen en binnendoor naar de Via Verde te fietsen. Maar eerst gaan we tijdens de Paasdagen onderduiken en afwachten tot het slechte weer voorbij is. Dat is ten vroegste volgende dinsdag. Dat is niet leuk, maar we overleven het wel.
Voorlopig regent het niet. Maar het waait wel. Die olijkerd van een wind krijgt meer en meer gemene trekjes en pakt ons met rukwinden van 80 km/u onverhoeds in de linkerflank. We komen in de Sierra de Gudád, een natuurgebied waar ook geskied wordt in de winter. Dorpjes zijn er amper, we zien Gudád liggen hoog in de bergwand en zijn blij dat we daar niet naar toe moeten via het smalle steile weggetje. Overal pijnbomen en beneden het woeste riviertje. Koeien langs de rivier, waarschijnlijk ook blij met het sappige gras, staan gretig te grazen.
Ik rijd op kop en weet niet wat er gebeurd is, maar plots wordt mijn fiets onderuit geslagen en duikel ik het asfalt op. Loeiende pijn in mijn linker knie en mijn rechter dij. Geroep en gedonder achter mij, dat er toch veel plaats is naast de kant van de weg en dat ik beter moet oppassen, maar eerlijk, ik ben niet zelf naast de baan gaan rijden, het is de wind geweest. De menselijke storm gaat vlug liggen, bezorgdheid neemt de overhand. Ik kan voorlopig niet stilstaan, moet rondstappen om de pijn de baas te kunnen. Dat asfalt is ook zo grof gelegd ! We meten de schade op : schaafwonden die aan het bloeden zijn gegaan, maar verder wel in orde. Fiets en kar worden overeind getrokken, ook daar is het niet zo erg. Gelukkig maar.
Aanvankelijk durf ik niet meer te fietsen, de wind is helemaal niet gaan liggen, dus wat eens gebeurd is kan nog een keer toeslaan. Geert dus op mijn fiets en ik te voet verder met zijn fiets aan de hand, maar de ratio wint het toch van de schrik en we doen terug gewoon verder. Van de natuur kan ik nu niet veel genieten en ik ben dolblij als we het hotel vinden. We krijgen een mooie grote kamer en bij het zien van de bloedende knie ook ontsmettingsmiddel en gaasjes. Het zal helen met tijd en boterhammen zou mijn moeder zeggen.
Het hotelbed nodigt uit om te bekomen van deze calamiteit en we proberen wat te slapen. Ik bedenk nog dat ik beter mijn volleyknielappen had meegebracht, die nodigen meer uit om elegant te vallen.
We besluiten om toch nog eens buiten te gaan op zoek naar een winkel en een bankautomaat. La Virgen de Vega is een eigenaardig dorpje dat eigenlijk geen echt dorpje is maar een wintersportoord. Het heeft geen dorpskern, geen kerk, maar het staat volgebouwd met hotels en appartementen. Niet zo ver hiervandaan is een echt dorpje : Alcala del Selva, wellicht vinden we daar wat we zoeken. Het is een drietal kilometers stappen, nog steeds geen regen, dus we wagen het er op.
Mooi, authentiek dorpje zoals we ze hier gewend zijn, maar weinig volk op straat, het is amper zeven graden. We vinden een bankautomaat 'Caja Rural' en Geert geeft zijn kaart prijs aan de machine. Letterlijk dus. Machine denkt : gegeven is gegeven, dit krijg je niet terug. Er komt geen geld, er komt geen kaart. We drukken op alle knopjes. Machine says no. Groene oogjes trekken naar ons, dat wel, maar geen geld. De bank is niet open, morgen niet, zondag niet, maandag niet. We vragen in een bar of de man van de bank thuis is vandaag en of hij in het dorpje woont. Neen, hij woont een dorp verder en hij komt pas volgende week even langs. Dan zit er ons niets anders op dan met het weinige cash geld dat we nog hebben verder te boeren en onze kaart te blokkeren. En zonder boodschappen terug naar huis te gaan. Een beetje op rantsoen te leven misschien. We zien wel. We zitten hier in half pension, dus echt verhongeren zullen we allicht niet doen. Maar het lijkt wel een beetje op vrijdag de dertiende vandaag. Als er op de terugweg een dikke tak afkraakt van een populier en bijna op ons hoofd terechtkomt, beginnen we schier in het noodlot te geloven. De zwarte hond met de grote tanden en zijn zielige medebroeder die zich achter hem met wilde blik verschanst hangen gelukkig (voor ons toch) aan een ketting die net te kort is voor hun moorddadige plannen. En de garage waar onze fietsen staan valt net niet toe als Geert er binnen gaat om nog wat kleren te gaan halen. De badkuip is niet glad en de poten van de zetels staan vast. De stopcontacten hebben aarding.
Hebben wij effe geluk!
|