Oen de joengeleed worvan dot de joengeman al jieren uot ziilen west heéb
Wenneer en schipper 't laand vorlot En vutgeét van de ree, Mei voar de wiind en voar de stroom, Iis hii zo wol to vree. Den ziilt er zo et zeegat uet, Mei 't bramzeel haaig iin top; Hit peelt et laant!, en jouwt de koerts De man to roer straks op. Geet dit zo voart en moone twa, Den reknet hii al uet, Wenneer 't er waeze ken to plaats, Mei zok en riiken buet. Mar het wol no et oengelok: De wiind krimpt op mei riin; De schoaten mutte al oon et gat En 't bramzeel dot mut iin. De morszeels mutte gaauw ek vest; No nimt de zaaik en keer; Want kwalik iis de deiwacht uet, Of 't iis al heél stormweer. No drieuwt er der mei schip en good; Et weer wordt schriklik fel; Soms rieze ze eénge vutten haaig, En ploffe den wor del. Jea roope jerre Schepper oon En dwaan en noodgebed; En kort dernet bitdaarge 't weer, En weéren jea wor red. Het weér dii voeooring graat. East toaten s'to vorgaan: Derom iisno jerre earste work En dankgebed to dwaan. Zo geet et mei 't boaskjen vaaik; Want, iis joeng en bliind Den zot men graaig et zeel iin top, Meil n moaije voar de wiind. En kriigget men de slagboog tjen, Meij storm, en 't zeel mut wei, Den strijkt men naat, of al to let, Dot zogt men den dernei. Derom reed 'k alle joengeleéd: Iintieds de riffen iin! Den ken men best en bui uetstaan Van storm, mei wiind en riin. En kriigget men de slagboog mei, Zot den meer zeelen bii; Mei moai weer en en gooden wiind, Den steet et ealk wol vrii Die 't altiid ziin schip biisteért Briingt vest et goo trog zee, En kriigget nej volbroaten reis Ek wol en veilge ree.
Uut Taalproeven van Hindeloopen
Onderstaan de Nederlandse vertaling
Hoe de jonge zeilers
O winter, 0 winter. Ik wou dat u maar kwam En dat die regen en die wind wat afnamen Want alles is nu zo bedrukt en zo treurig En komt u, dan is het tenminste weer vrolijk. Want als u ons met mooi ijs vermaakt Waardoor wij dan aan het schaatsen geraken Dan is er tenminste overal wat te doen Hier zie je iemand komen en daar weer iemand gaan. Dan gaan we eens met een jongedame ergens heen En komen hier dan jongelui soms ver hier vandaan Men rijdt en men jaagt elkaar overal voorbij Ja, dan is iedereen erg vergenoegd en blij. Men gaat dan naar koudum om een bakje (koffie) te halen Want degene die eerst komt is vrij van betalen En als het ijs dan sterk is, gaan we bij de Indijk kijken Daar zien we s middags de meisjes dan priksieden. 't Gaat rechtuit naar Koudum, dat valt licht te denken De gastheer die bedient ons daar op onze wenken Want in de winter kan een zeiler het zich wel veroorloven Dan kan hij wel wat "zesdehalven" verteren. En zijn de meisjes dan soms wat verkleumd "Geef ruimte bij de haardstee, de Hindeloopers komen" Zo roept dan de man vaak, met kracht en gevoel En steekt gauw een vuur aan, zo groot als een stoel. "Ben ik anders zuinig met turf, nu kan dat er wel af Want Hindeloopen geeft mij mijn halve bestaan" En komen we '5 avonds dan van Koudum weer thuis Dan krijgen we ieder een drukker en gaan naar huis. Maar komt het vooijaar, dan gaat het los Dan lopen we over 't Oost, verlangend om te gaan En om ons dan ook naar de tijd te schikken Gaat de ene aan het stoeien en de ander aan het knikkeren. En hoe of dit zo komt, dat wil ik ook niet verzwijgen De broekzakken zijn bijna leeg Daarom als de kaag vaart, dan zijn we uit de nood En met een hoeraaije gaat ieder weer aan boord. En wil iemand zelf niet gaan schaatsenrijden Dan gaat hij maar eens op de lndijksbrug staan Daar ziet hij van alles voorbij komen Van groten en kleinen, rijk, arm en gemiddeld. Hier ziet hij er twee verschrikkelijk vandoor gaan En daar komt iemand aan, die is trots op zijn zwaaien Hier vliegen ze elkaar voorbij als twee kogels En daar dwarrelen ze door elkaar als vogels. Hier ligt er iemand, daar zit er iemand, daar staat weer iemand op En ginder daar valt weer iemand hals over de kop Hier is dan een drukte, als ik weet niet hoe En dan gaat men weer naar de Zijlroede toe. Daar zitten ze aan de kant melk te koken Ze proberen het geld van de kinderen af te troggelen Maar daar redden ze zich maar mee, ieder mag zeggen wat hij wil Mooi ijs dat geeft plezier, dat houd ik altijd vol.
Auteur van deze vertaling onbekend
|