Het land laat zich wakker worden langzaam op het ritme van jonge adem de velden dampen in het vroege uur terwijl wer weg een haan de dag in kraait.
Het leven in de stallen gaat borrelen de koeien woelen waarvan weten ze niet een onrust drijft hen naar het groen dat ruikt naar malse en nieuwe zaligheid
ook andere vogels doorkruisen de lucht Als het licht in dunne strepen aan de horizon klimt, de duiven zijn de wachters hoog in de bomen die barsten uit hun winterhuis
Zit er lente in onze neusgaten tegen wind in als wij hier in het bos de groei ruiken ? Zijn wij dolverliefd op de zon als zij ons in haar armen neemt.?
Wellicht een herhaling waard.
Ingrid Lenaerts
|