Ze heeft me bewaakt als een hellehond blafte dagelijks de regels en de geboden als de almacht die ze vertegenwoordigde Ik huiverde van haar blik en gezicht tot in elke vezel van mijn kinderziel Ik rilde bij haar schaarse aanrakingen angst omklemde mijn lijf als een wurgslang die in haar gedachtengoed schoon schip maakte
Van de hellehond loopt nu nog het geraamte rond krakend van de ijzige leeftijd die ze nog meedraagt de intensiteit van de zwarte woorden blijft nazinderen als een resonantie in een tunnel tussen leven en dood.
Ingrid Lenaerts
|