De huizenrij draagt haar schouwenlijn als een winterlast op haar daken Ze weerspiegelt zich glashelder in de vensters van een bovenbouw der zwervende gedachten van oneindig Ze zit midden in de taal der wolken met al haar rokende pijpen net niet genoeg om een cirkel indianen te kneden die voor vrede de vlam aanmaken k raaien meeuwen en mussen verzamelen er alsof ze er vergadering houden een wereld van gemeenschap waar ik buiten sta waar ik kan van dromen met nog één raakpunt tussen de dolenden alvorens ik naar mijn nest vertrek ik wou leren vliegen
Ingrid Lenaerts
|