Nog jong van loof dat dorst naar zon Takken als open armen hemelwaarts gericht Zo stuwen de beuken hun levensappen Door de kanalen van hun stammen Ze vieren feest in de lange laan
Terwijl het licht door hun kruin breekt Een grillig raster van zon en schaduw Een wandelaar vervolgt zijn weg Tot hij aan de horizon overstapt In een andere lichtgroene wereld
Waar de lente verder doorbreekt aan de parkvijver onder de treurwilgen waar de snatereenden en zwierige zwanen wachten op het brood dat de man hen bij brokken toewerpt.
Ingrid Lenaerts
|