Rustig kabbelt de beek langs de knotwilgen ze voelen wat wind in hun lange takken wuiven zichzelf wat verkoeling toe in dit uur de middag blijft al dagen onveranderd heet een zon die velden en weiden schroeit de koeien zitten filosofisch traag te herkauwen in de lage schaduw van de haagdoorn ze slaan met hun staart het lastig vliegenvolk weg dat de algemene rust komt verstoren wij zitten onder de kruin van een grote hazelaarstruik die zijn vruchten verliest door droogte wij doen zalig niets tenzij dagdromen met een koel glas vruchtensap binnen handbereik.
Ingrid Lenaerts
|