Het huis aan de bosweg stond voor herinnering een gedroomde landelijke inval uit onze jeugd de tuin was verwilderd hoogst uitnodigend een soort rimboe om steevast in te verdwalen
Wie de bewoners waren wisten we niet. Voor ons was het een huis zonder bewoners een huis voor de geesten die altijd sliepen tot we elkaar collectief bang maakten
dat er spoken konden huizen en kabouters toen we het hoorden ritselen in het gras en een wild angstig konijn voorbijstoof als was het rennen op leven en dood
Wanneer de oude deuren in de wind knarsten bibberden wij van schrik want wie zou het zijn die onze wereld zou kunnen binnendringen die van indianenkampen of spinnenjachten in het bastion van onze jonge vrijheid.
Ingrid Lenaerts
|