Over de schotsen van een zomer afwezigheid
hangt een waas die wil opklaren tussen de bressen
moeilijk te raden wat er in deze blauwwitte wateren vaart
een zee van gissen en verwachten wat er bovendrijft
over de emoties die als vierkanten verder stuiten
tot het ijs langzaam smelt en in mijn ogen druppelt
het slot ontgrendeld wordt en moeizaam krassend
de poort van deze burcht openzwaait knarsend zwaar
dan weet ik dat de verwondering opnieuw geboren is
dat voel ik weer dat ik welkom ben zonder woorden
dan glimlacht de engel met de troostende blik
begrijp ik een knipoog als van oudsher het teken
Ingrid Lenaerts
|