De nacht steekt nooit in het nieuw maalt nochtans altijd anders hij is het fenomeen van de herhaling hij vreet het leeuwendeel van de slaap hij blijft de koning van de duisternis tussen lakens en leven in bed bedrijft de liefde vol passie of verwenst het samenzijn van de haat hij verstikt de afwijzing in zijn macht legt zijn ruwe handen bij de rovers dekt de drinkebroers en de zwervers tot zijn koninkrijk ten ondergaat tot zijn dienaar de maan weigert tot de opgaande zon hem langzaam verjaagt.
Ingrid Lenaerts
|