De intercity davert door het landschap in regen onverminderd spat het water langs de ramen druppels zoeken hun weg van de minste weerstand gejaagd door de toenemende race van de trein
de landerijen denderen donker voorbij het nat staat hen tot in het bot van de muur de mistroostige koeien leunen bij elkaar aan onder een groepje haagdoornbomen
die ook al geen bescherming meer bieden de wei kwabbert onder hun poten van het slijk de grachten tussen de velden lopen over de beek kolkt buiten adem haar oevers verloren
de intercity mindert vaart het regent nog steeds de reizigers gluren naar een stip blauwe lucht vol hoop klatert een waterzon uit de wolken de loodgrijze lucht laat haar even turen.
Ingrid Lenaerts
|