Angst zit haar in de nek als een zwaargewicht van een boze ruiter die zijn paard driftig drijft langs de modderige landerijen in duisternis
Angst heeft haar in zijn wurggreep zoals de gladde knijpt om de hals tot de lucht uit het leven verdwijnt
Angst zei haar te zwijgen zoals vermoord bed dicht genageld als een gesloten kist waar de eeuwige stilte geen getuigen had.
Angst rolde haar wanen aan in lagen mist dampend over de ochtendbeek in vrieslucht Angst heeft het woord bevroren in eeuwig ijs
Ingrid Lenaerts
|