Zij droomde nog van haar kermismolen zoals ze haar leven wilde beelhouwen
Op elk paard en kar zat een jaargetijde jeugd met het manenpaard wilde haren de kar volgeladen met hevig sentiment
de jonge merry met de hippe veulens één en al zorg voor de kroost samen duwden ze de kar kopstotend speels vooruit met de toekomst die lachte met open vizier reden ze hemelwaarts
het midlifepaard was iets trager langzamer in de draf keurig uitgedost de kar reed trager naar zijn herfst de veulens waren paard geworden verdwenen van het carrousel
de stokoude knol lag op zijn flank de kar gestrand op de molen
toen stond de kermismolen plots stil de droom lag stuk.
Ingrid Lenaerts
|