Op het land striemt de regen ongenadig de wind rukt de bruingele blaren af de rijen fruitbomen staan er in hun blootje ze rillen van de kilte in hun stammen
De voren staan vol bruine schuimplassen Ik zie een paar kippen vluchten ze hebben natte voeten als niet één. Ze haasten zich op stok in het droge
Een eenzame vrouw op fiets duwt nijdig tegen de woedende wind in die haar niet loslaat Een boodschappentas bengelt links rechts ze kan echt niet vooruit
Ze stapt af en gaat te voet verder. Ach wat die regen slaat me in het gezicht Wanneer ik uit mijn wagen sukkel slaat de deur dicht met veel gedruis
Ik aanschouw dit druilerig landschap met een gelatenheid in mijn hoofd Het is nu toch echt herfst,ware herfst een zucht om deze duistere luchten de bakken water in dit doods seizoen.
Ingrid Lenaerts
|