Hij woont althans op aarde hoewel men hem een engel noemt Draagt de zon als schittering in zijn diepblauwe ogen de zomer vol grote beloften de winter met de vlammen in de haard buiten sneeuw en ijs
Je zou wel een tikkeltje jaloersheid kunnen voelen mocht je hem ontmoeten Ik kan je ook verklappen dat hij de neus heeft van een griekse god de lippen van een milde zoener wangen van blozende gezondheid Hoge bloeddruk staat niet in zijn palmares dit terzake gezegd
Maar hij leert klapwieken met zijn sneeuwwitte vleugels die hij goed verborgen houdt voor zijn medemensen ik zag ze zitten onder het bed
Ik wil mijn engel niet kwijt ik hou van hem en dat heel veel Daarom heb ik hem kortgewiekt Zijn gouden kooi staat klaar.
Ingrid Lenaerts
|