We proberen iets nieuw uit in de tekenklas. Een groot vel tekenkarton (feitelijk overschotten uit een drukkerij) wordt op een tekenplank getapet en op een ezel gezet. We binden een schildersborstel aan een stuk bamboe van ruim een halve meter. Aangelengde Oost-Indische inkt in een potje
en we kunnen beginnen.
De bedoeling is vooral dat we leren los werken. Nu de borstel omwille van de bamboestok ver van onze hand verwijderd is, waardoor onze arme a.h.w. verlengd wordt, zijn we verplicht onze angst om iets verkeerd te doen, los te laten, te overwinnen. Daardoor ontstaat een soepele lijn, soms wat dikker, dan weer dunner uitgewerkt. De vlakken die ontstaan worden nadien opgevuld met verschillende verdunningen van Oost-Indische inkt, maar ergens moet er een wit vlak aanwezig zijn, zodat de verschillende waarden grijs en zwart zich kunnen afzetten tegen het wit.
We kunnen kiezen uit verschillende fotos: bomen waar de wit-zwart verhouding tot vlakken gereduceerd zijn. Ik neem ook zon foto, maar na enkele penseelstreken ben ik niet meer te houden en ga mijn eigen gang. Deze manier van werken spreekt me enorm aan, ik ben nu eenmaal een lijntjesfreak.
Het vraagt wel enorme concentratie, maar daar is het voor mij uiteindelijk om te doen: me verliezen in het teken- of schilderwerk, alsof ik in het tekenblad of schilderdoek kruip. Nadien voelt het alsof ik op vakantie geweest ben. Ik ben dan wel moe, maar ik ga bij wijze van spreken al fluitend naar huis (ik zou wel willen fluiten, maar kan het niet, ondanks mijn opvoeding tussen vier broers).
Ik heb al plannen om deze manier van werken nog even verder te zetten. De catechismus moet even wijken voor dit spelen. En wanneer vind ik dan nog tijd voor de lino?
Ik moet mezelf aanmanen niet in paniek te raken. Steeds dat weerkerend probleem: het leven is zo boeiend dat één leven niet volstaat. Dus geen tijd verliezen en dag na dag de passie beleven die ik in mezelf ontdek. En ramen zemen
is dat zo noodzakelijk?
|