15 Oktober 1940 Dinsdag. Kaartje van
mijn beste makker. Kriegsgefangenenlager.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Julian
heeft een kaartje gestuurd.
18 Oktober 1940 Gedichten Theo
Sirene. Brief aan Vlijtingen. Vader heeft geen werk meer. Liefde leeft niet om
te krijgen maar wel om te geven.
Broer Theo
schrijft gedichten en stuurt deze naar Sirene onder het pseudoniem Theo Schalk.
Sirene (bron: Louis Paul Boon
centrum)
Het eerste nummer van Sirene
was in december 1939 verschenen. Dit Maandblad voor Jongeren, zoals de
ondertitel luidde, was in feite een soort schoolblad dat door studenten van de
Rijksnormaalschool Lier werd uitgegeven. Daar was ook het redactiesecretariaat
gevestigd. De inleidende tekst bij het nieuwe tijdschrift kon men nauwelijks
een programmaverklaring noemen en toch was meteen duidelijk dat het blad niet
zonder enige pretentie lonkte naar de literaire wereld, het wou een wolf
zijn in het landschap.
Dat landschap zag er volgens de redactie troosteloos uit, dor en onvruchtbaar.
Om enig leven in de brouwerij te brengen riep Sirene de jongeren, met
name studenten, op om al hun pennenvruchten in te sturen. Ook zocht men steun
bij al wie nieuwe literaire paden zei te willen bewandelen. De redactie erkende
dat Sirene onmogelijk een studententijdschrift kon blijven. Het moest groeien,
en daarom werd alles wat met den naam studentikoos kon aangeduid, geweerd. De
stichters waren er van overtuigd, dat hun blad iets kon worden. Ze werkten door.
De redactie drong er in de zomer van 1940 bij Hubert Lampo op aan om regelmatig
mee te werken aan het blad. Voor die gelegenheid werd een vergadering
georganiseerd in een café vlak bij het centraal station van Antwerpen. Het was
daar, in Hotel des Sports, dat Lampo voor de eerste keer ene Piet van Aken
ontmoette, die eveneens uitgenodigd was om op regelmatige basis mee te werken
aan Sirene. De jonge schrijver Van Aken had net als Lampo kort tevoren
(in 1939) zijn entree gemaakt in Vormen, met het verhaal De man en de
hond, maar de twee hadden elkaar tot op dat moment nog nooit ontmoet. Van Aken
had toen, in tegenstelling tot zijn leeftijdgenoot Lampo, al enige ervaring in
het literaire wereldje opgedaan. Korte tijd was hij redactiesecretaris geweest
van Vlucht (mei 1937 - 1939), het blad van het Willemsfonds in Boom. En
naast de korte verhalen die in Vormen waren gepubliceerd, had Van Aken
in 1938 al in eigen beheer in een erg bescheiden oplage van 75 exemplaren het
verhaal Twee van t gehucht uitgegeven, een psychologische verhaal van een
dramatische liefde tussen twee zwijgzame zielen tegen de achtergrond van de
Rupelse steenbakkerijen. Piet van Aken en zijn vader verkochten het 52 pagina
tellende boekje thuis voor de prijs van 5 frank.
Achteraf bezien, traden Lampo en Van Aken via Sirene toe tot een groep
jongeren die zich geroepen voelden om de literatuur een nieuw elan te geven en
vonden dat zij dat, zeker na de opheffing van Werk en Vormen,
niet konden doen via de bestaande tijdschriften. Het uitbreken van de oorlog
had hen niet kunnen remmen in hun enthousiasme voor de Schone Letteren en nog
lang na de wondere zomer van 40 zouden zij hun zendelingenwerk rustig voortzetten.
Niet alleen met de import van een heleboel nieuwe jonge auteurs zoals Johan
Daisne, Kamiel Top (1923-1945), Luc van Brabant (1909-1977) en Remy C. Van
Kerckhove (1921-1958) veranderde Sirene drastisch. De lay-out en het
formaat werden eveneens grondig onder handen genomen. Het secretariaat
verhuisde naar Boom en de redactie werd gevoelig uitgebreid door het samengaan
met het blad Richting van de Rijksnormaalschool Blankenberge in oktober
1940 en later in januari 1941 met Hedendaagsche Kunst, een Brugs
kunstblad. Bovendien werd er besloten om van het blad een halfmaandelijkse
uitgave te maken. In het eerste halfmaandelijkse nummer van 15 oktober werd Heidekens
officieel als redactielid vermeld. Daarmee werd het blad zo goed als volledig
losgekoppeld van het oorspronkelijk studentikoze wolvenblaadje van de
Rijksnormaalschool Lier.
Sirene nieuwe stijl bleek alleszins succesvol. Wat oorspronkelijk een bescheiden
studentenblaadje was, veranderde onder impuls van Heidekens in bliksemvaart tot
een volwaardig literair blad. Niet alleen boek- film- en theaterbesprekingen
vulden het blad, er werden ook uitgebreide interviews opgenomen en natuurlijk
veel poëzie en proza. Het blad slaagde er bovendien in om interviews met
gereputeerde schrijvers af te drukken, vergezeld van ongepubliceerd werk, onder
meer een gedicht van Willem Elsschot: Spijt. Kamiel Top publiceerde daarmee
het eerste interview met de schrijver Elsschot. Eerder had Top al op
zeventienjarige leeftijd een tekst Een begrafenis naar Elsschot opgestuurd
die daarover zeer lovend schreef in een brief aan Jan van Nijlen.
Auteurs die ondanks het gebrek aan tijdschriften toch wensten te publiceren konden
bij Sirene terecht. Dat laatste aspect speelde bij Lampo en Van Aken
beslist een rol om verdere medewerking aan het blad te verlenen.
Het kon niet op voor de jeugdige hemelbestormers: koste wat kost zouden zij
zich een plaats veroveren in het volgens hen ingedommelde literaire wereldje.
Hierbij moest behalve een drastische reorganisatie van het blad ook de
oprichting van een eigen uitgeverij een rol spelen. De uitgeverij Sirene (Meir
119, Antwerpen), een vereniging zonder winstoogmerk (vzw), werd voor het eerst
vermeld in Sirene van november 1940. Voor zover ik heb kunnen reconstrueren gaf
de uitgeverij in haar korte bestaan zeven goed verzorgde werkjes uit,
voornamelijk poëzie: Frans Swerfgeest, Klein Boeket (1941). Frans
Swerfgeest, De ring om het hart: verzen (1941). Jos Vanderstappen, Het
zoek licht in de mist (1941). Fritz Vlaminc [ps. Joris Verstappen] Sirene:
bloemlezing uit het werk van jonge dichters, (1941). Ernest de Weert, Kameraadjes:
een dichtkrans voor de jeugd (1941). Theo
Schalk, Mozaïek (1941). Jos Wilzen, Groet (1941). Een aantal
andere boekjes werden aangekondigd maar verschenen niet of werden later elders
uitgebracht zoals De andere weg van Houthuys jeugdvriend Remy C. Van
Kerckhove bij Nijgh en Van Ditmar.
28 Oktober 1940 Maandag. Al enkele
keren schreef ik naar Vlijtingen. Nog geen antwoord. Ik krijg een treurige
brief uit Loksbergen: René is gestorven. Ik kribbel aanstonds terug.
Frans
onderhoudt een correspondentie met de mensen die hem als "front"-soldaat onderdak
hebben verschaft.
|