Ik herinner me mijn vaders handen, zachtjes gevouwen in gebed, steeds weer naar mij uitreikend, telkens als ik een boze droom had. Je kon een verhaal lezen in de groeven en lijnen. Jaren van werken en zorgen hadden er een spoor in achtergelaten.
Ik herinner me mijn vaders handen, hoe ze mama vasthielden, hoe ze me op de schouder klopten, als ik iets goed had gedaan. Ik ben veel vergeten over de man, maar ik zal mij altijd de liefde herinneren die in zijn handen lag.
Ik herinner mijn vaders handen, hoe ze bloedden van het zware werk. Hij offerde ze onbaatzuchtig op, zodat wij niks tekort kwamen. als ik alles kon overdoen,zou ik de liefde in mijn vaders handen nooit meer als vanzelfsprekend beschouwen.
|