In de herfst, zo vertelt de volkskundige kalender, was de vrucht die meest tot het kinderspel behoorde, de noot. De kinderen maken pijpkens van de noteschelp, ze doen de halve schelpen in eene kuip water varen of zetten ze voor de oogen om blindeman te spelen. Ze oefenen zich de noot de pellen zonder eene der billekens te breken. Eene misvormde noot, d.i. met drie billekens, gelijkt op eene duif ; 't is de H. Geest, zeggen ze. Iedere noot heeft een kruisnagel die soms bewaard wordt. Toch mooi om dit nu nog eens te kunnen lezen vind ik zo, ja toch ?
In de volkskundige kalender las ik hoe de kinderen vroeger speelden. Het meest voorkomend kinderspel in de herfst was het spelen met de KLAKKERS. Dit zijn twee latjes van 15 centimeters lang en eenige breed. De jongen neemt ze bij het boveneinde tusschen de vingeren der rechterhand, beweegt ze schokkend en op en neder slaande. Kleine kinderen maken papieren klakkers; zij nemen een blad papier, rollen het op, snijden het door tot in het midden der hoogte, plooien die twee strooken over den steel, en bij middel van wijs- en middenvinger, worden ze met geweld tegen elkaar gestooten.
Mocht het mooie weer van heden, morgen een andere koers gaan varen, wie weet wat krijgen we dan ? Mogelijk bepaald het dan wel hoe januari er zal uitzien, een voorbeeld :
" Als het waait en vriest in de oktober nacht, dan verwachten wij een januari zacht. "
dat wordt door een andere weerspreuk bevestigd :
" Brengt oktober wind en kou, dan is januari lauw. "
Omdat er rond de H. Gummarus zoveel te doen was en verteld werd, wil ik nog graag een paar verhalen kwijt die ik voor u las in de volkskundige kalender. Te Duffel, halfwege Mechelen en Lier, bouwde men eene kapel ter eere van den H. Gummarus, daar waar hij gewoon was jaarlijks een dag over te brengen in geestelijk gesprek met den H. Rombaut. Deze plaats noemde men de Sancteneyk, omdat, volgens de legende, de stokken van beide heiligen er in de grond geplant bij een hunner samenkomsten, tot boomen groeiden. De Brabantsche boeren beweren dat St. Marusdag(gisteren dus) goed is om de tarwe te zaaien.
Op de naamdag van de H. Gummarus luiden te Lier vroeger van 5 tot 10 uur 's avonds al de Liersche klokken; men vertelt, dat, toen de Noormannen Lier overrompeld hadden, en de aldaar verblijvende kloosterzusters wilden geweld aandoen, allen door tusschenkomst van den H. Gummarus met verschillende kwalen geslegen werden en de klokken van zelf begonnen te luiden. Wat er vroeger allemaal al niet kon.
Met het weer van vandaag en de komende dagen, kunnen we reeds vooruit blikken en zien hoe de komende zomer zoal zal zijn. Inderdaad want leest u maar wat twee weerspreuken ons heden te vertellen hebben :
" Treedt Gommarus met droogte in, de zomer zal nat zijn van in het begin. "
en ook.....
" Volgen op Gommarus droge dagen, de zomer zal door veel nat mishagen. "
Moeten we nu blij zijn met dit schitterend weer van heden, of toch net niet ? ? ?
Over de H. Gommarus vertelt men elders anders dan weer dat hij destijds een legeroverste was. Op een bepaald moment merkte hij dat zijn soldaten op een privé terrein een boom hadden omgezaagd. Dat vond Gommarus maar niks en dus nam hij die boom op zijn schouders en plaatste hem terug op zijn wortels. Hij bond er vervolgens zijn gordelriem rond en.....jawel, de boom groeide daarop gewoon weer verder. Sindsdien wordt Gommarus door het volk aangeroepen wanneer men een arm of been gebroken heeft. Hij, Gommarus met zijn macht moet die breuk even vlot kunnen herstellen, als hij dit deed met die afgezaagde boom
Uit de volkskundige kalender : Geen heilige is zoo vermaard in de provincie Antwerpen als de H. Gummarus. De patroon der stad Lier geniet de algemeene devotie en wordt als groote wonderdoener beschouwd. Hij wordt aanroepen in zedelijke kwalen door de ongelukkige huisgezinnen en in de lichamelijke kwalen door de breuklijders. Gummarus was getrouwd met eene boosaardige vrouw die, terwijl hij als krijgsman zijn vorst bijstond, de lieden zeer slecht behandelde. Bij zijn terugkomst vond hij dat :
Grimaria (de vrouw) ded d' ackerlieden slaeven stickende schier van dorst, in 't branden van de zon, Gummarus door meedogen comt hun noodt te laeven als hy, soo Mozes deed, verweckt een claere bron.
Door dit wonder was de echtgenoote in schijn tot inkeer gekomen, maar allengskens kwam de kwade inborst weer aan de bovenhand. Toen besloot Gummarus haar te verlaten en als kluizenaar in eene eenzame plaats te gaan leven, zonder nochtans op te houden hare handelswijze na te sporen en te zorgen dat niemand er door zou moeten lijden. De H. Gummarus wordt tot patroon gekozen door de houtdraaiers en houtklievers
Vandaag is het even windstil rond de weerspreuken en daarom wil ik even voorlezen uit de volkskundige kalender. Geschreven in de taal die ze toen spraken : Tegen hoofdkwalen gaat men beevaren naar Poederlee bij Herenthals(Antw.). Dieven hadden de H. Vaten gestolen en de HH. Hostiën weggeworpen in een haag. 's Anderdaags in den morgen vond men een menigte kleine konijntjes in aanbidding voor de Hostiën neerzitten. Dat voorval deed op deze plaats eene kapel oprichten, de Heikapel genaamd, die weldra door duizenden bezocht werd. Op H. Sacramentsdag (2de donderdag na Pinksteren) is het de plechtige begankenis. Van wijd en zijd reist men er heen om de genezing te bekomen van allerhande hoofdziekten. Achter de kapel is een soort van konijnenpijp, waar de bedevaarder fijne aarde opsnuift, daarna moet hij zich in het water eener naburige bron het hoofd wasschen.
Mocht het vandaag toch regenen treur dan zeker niet want zegt er een weerspreuk :
" Regen op Sint-Denijs voorspelt een natte winter maar weinig ijs. "
Een andere weerspreuk zegt dan weer :
Sint Denijs geeft wel eens ijs. "
Maar....uit deze weerspreuk mag je niet afleiden dat er ons over enige dagen sneeuw en ijs te wachten staat. Nee, met dat oktober "ijs" wordt gewoon een opvallende afkoeling bedoeld.
Uit de Volkskundige kalender voor u gelezen : De H. Dionysius ontving het geloof van den H. Paulus wanneer hij het Evangelie in het Areopaag predikte te Athene. Hij verspreidde de leer van Christus in Gallië, waar hij, samen met Rusticus en Eleutherius den marteldood stierf te Parijs. Na zijne onthoofding nam Dionysius zijn hoofd in de handen en wandelde er eene mijl ver mede tot op de plaats nu Monmartre genaamd. Hij wordt dieswege aanroepen tegen de hoofdpijn. Sint Denijs is daar met zijn zaaikleers aan, zeggen de menschen in West-Vlaanderen. Ook wordt op zijn feestdag de zaaigraan gewijd. Al de menschen komen naar de kerk, met eenig zaaigraan in kleine zakskens; in menigvuldig getal op de bank der heilige Nutting geplaatst, worden ze door den priester met de gewone gebeden en kerkelijke gebruiken gewijd.