In een lange laan met bomen, liep ik maar wat te dromen, over vlinders in de lucht, en een zwerver op de vlucht. Ik vlucht ook voor alles om me heen, mijn angst, verdriet en pijn, ik ben alleen. Ik zie een steentje op de grond, ik schop er tegen, alsof ik het eerlijk vond. 'T steentje kon er niets aan doen, het ligt nu verder door mijn schoen, mijn tranen druppelen op die laan en ik weet het, ik heb een lange weg te gaan.
Verdrietig, boos, eenzaam, zit ik in de kamer, tranen, nog net niet over mijn wangen een traan dreigt te ontsnappen, vlug veeg ik haar weg, buitengesloten, maar uit liefde, bescherming bedenk ik me, de boosheid zakt, eenzaamheid wordt sterker, het raakt me ongelooflijk diep, liever gekwetst door wat jou bezighoudt, dan het gevoel van een druppel regenwater, die net te veel is voor de plas
Wou dat ik is een vlinder kon zijn zag ik is alles vanuit de lucht kon ik komen waar ik nog niet ben geweest er zal wel ergens een vlinder zijn die mij vertellen zou hoe daar boven uit zag