Beste blogvrienden, het rijmverhaal dat ik schreef van het dagboek van een kennis zijn voettocht naar Santiago de Compostella begint op datum van 28/03/2008.
ze lijken ons zo heel gewoon, dat we wel eens vergeten: "wat is de wereld toch schoon!!!"
Kleine Wonders
Kleine Wonders.., Iedere Dag Weer..!! Die Kleine Wonders.., Ze gebeuren Keer op Keer. De Zon komt op.., De Dag vervangt de Nacht. Een Knopje Opent zich.., Velden Vol met Bloemen-pracht..!! Een Baby Geboren.., Die Kip weer een Nieuw Ei..!! Het leven is 1 Groot Wonder.., Voor Jou en Mij..!! Het Lijkt zo Gewoon.., Omdat het Gebeurt ,Iedere Dag.., maar het zijn toch Allemaal Wonders.., Waar men Best wel eens wat Vaker.., Bij Stil-staan Mag..!!!!!
lieve blogvrienden, deze wensen zijn voor ieder van u ,
ik wens je wat licht in momenten van zorgen ik wens je wat hoop en wat uitzicht op morgen ik wens je wat warmte in kilgrijze dagen ik wens je een antwoord bij twijfels en vragen ik wens je wat zachtheid als woorden te hard zijn ik wens je wat vreugde en vrede als gedachten te zwart zijn ik wens je wat rust te midden van je werk ik wens je wat stilte het maakt je sterk ik wens je een hand die je verder leid ik wens je een stralende glimlach die je vrienden verblijdt ik wens je een plaats om bij regen te schuilen ik wens je een mens die niet schrikt van je huilen ik wens je een bloem om je dagen te kleuren ik wens je een vriendelijk gebaar om weer bij op te fleuren ik wens je alle goeds over de komende jaren ik wens je heel veel liefde die je mag blijven bewaren
als afsluiter voor vandaag nog een mooi Russisch sprookje: veel leesplezier:
hoe de mens en de hond vrienden werden:
In een groot bos woonde eens een hond helemaal alleen en dat beviel hem heel slecht. Dus ging hij op zoek naar een goede kameraad. In het bos ontmoette hij eerst een haasje. De hond stelde voor: "Laten we samen een woonplaats zoeken."
"Mij best," zei het haasje.
Toen het donker werd, maakte de haas een bed en de hond ging bij hem liggen. Ze sliepen in. Maar in het holst van de nacht begon de hond te blaffen. Het haasje schrok en zei: "Wat moet dat geblaf betekenen? Als de wolf het hoort, komt hij hierheen en dan zijn we allebei het haasje!" De hond dacht bij zichzelf: "Dit is geen goede kameraad voor mij."
De volgende dag zocht hij de wolf op. Hij vond hem en zei: "Wolf, laten we elkaar gezelschap houden."
"Mij best," zei de wolf. "Ik ben je maat!"
Het werd avond en ze legden zich neer om te slapen. Midden in de nacht begon de hond te blaffen. De wolf werd wakker en zei nors: "Waarom blaf je zo? Als de beer het hoort, komt hij hierheen."
De hond wilde nu ook niet meer bij de wolf blijven en hij ging op zoek naar de beer, voor wie de wolf wel en hijzelf niet bang was.
De hond ontmoette de beer en zei: "Beer, laten we bij elkaar blijven."
"Mij best," zei de beer. "Laten we dat doen."
Het werd avond en ze gingen slapen. Midden in de nacht begon de hond te blaffen. De beer werd er wakker van en gromde: "Waarom blaf je zo? Als de mens het hoort zijn we erbij!"
De hond dacht: "Geen van deze kameraden is voor mij de geschikte. Allemaal zijn ze bang voor een sterkere. Alleen de mens lijkt me iemand die bang is voor niemand."
De hond dwaalde door het bos tot hij een mens tegenkwam. Hij zei: "Kan ik bij je komen wonen?"
De mens nam de hond mee naar zijn huis. Het werd avond. Ze gingen slapen. Om middernacht begon de hond te blaffen. De mens werd er wakker van, maar hij verbood het blaffen niet. "Goedzo!" zei de mens tegen de hond. "Jaag ze maar weg, jij bent een goede waker !" En vanaf dat ogenblik waren ze bevriend.
geniet van de warme zonnestralen, het doet jezelf maar ook een ander goed:
Ik zal je iets vertellen: ik zag een spiegelruit. Die ving het gouden zonlicht en zond het zelf weer uit. Ik zou je willen wensen blijf als een spiegel zo rein En vang de volle stralen van de warme zonneschijn. Geef dan aan je omgeving iets van die warme gloed, Een mens die zo kan leven doet in de wereld goed.
ben je blank, ben je zwart, het maakt niet uit, je bent wie je bent, en ....leef met je eigen talent ....
Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn Niemand is alleen maar zwart of wit Iedereen is anders, anders dan je verwacht.
En niemand die alleen maar haat of liefde voelt We zijn allemaal mens van vlees en bloed En we kunnen niet perfect zijn, Want niemand weet hoe dat moet
Leef met je eigen talent, Iedereen is mooi, Als je bent wie je bent. Leef met jezelf en elkaar; Iedereen is blij Met dat ene gebaar
Niemand kan alleen maar mooi of lelijk zijn En niemand heeft de waarheid schoon in beeld Maar het voordeel van de twijfel Maakt ons minder verdeeld
En we zoeken de verschillen, waar we bruggen moeten bouwen En we plakken etiketten op het hart van iedereen, maar het leven Is geen leven als geen mens van je wil houden Dus, we moeten bruggen bouwen....
Pierewiet is een vogelverschrikker met een oranje wortelneus. Stel je voor, een oranje wortelneus! De andere vogelverschrikkers lachen hard als de boer Pierewiet op het veld zet. Op een dag zit er een kleine muis voor Pierewiet op het veld. Aha, denkt Pierewiet, werk,want muizen zijn gevaarlijk. Ze houden van de graantjes die de boer gezaaid heeft. Pierewiet begint te wapperen met zijn armen en vreselijk lelijk te kijken. Zo lelijk als hij maar kan. "Hallo," zegt de muis en ze klimt omhoog langs zijn broek en zijn vestje tot op zijn wortelneus. Daar gaat ze parmantig zitten. "Ga weg," zegt Pierewiet. "Ga van mijn neus en maak dat je wegkomt van dit veld." "Waarom zou ik?" lacht de muis. "Ik vind je leuk met je oranje neus." Opeens begint Pierewiet heel hard te huilen. "Oei," schrikt de muis. "Heb ik iets verkeerd gezegd?" "Ach," zegt Pierewiet. En hij begint te vertellen. Over zijn neus en de neus van de andere vogelverschrikkers. "Ik ben niet eens een goede vogelverschrikker," zegt hij triest. " Muizen moeten weglopen als ik wapper." "Dan ben ik vast geen goede muis," zegt muis zachtjes, "want ik ben niet bang van je. Maar dat komt omdat ik je zo mooi vind." "Mooi, ik?" vraagt Pierewiet ongelovig. "Ach, pest me niet." "Echt," zegt de muis. Die andere vogelverschrikkers met hun dikke aardappelneus, die zijn zo lelijk dat ik wegren als ik ze zie. Maar jij..." "Waar woon je?" vraagt Pierewiet verlegen. Hij is helemaal in de war. "Nergens," antwoordt de muis. "Maar ik wil graag in je jaszak mijn nestje maken. Om er in te schuilen als het regent of als ik het koud heb. En 's avonds kom ik erin slapen, als ik van mijn tochten thuiskom. En ik vertel je wat ik allemaal gezien heb." "O," zegt Pierewiet, en verder niets. Maar zijn neus trilt van blijdschap en dat zegt genoeg. Elke ochtend vertrekt de muis en elke avond is ze er weer. Wat houdt Pierewiet van die grappige muis. En de andere vogelverschrikkers? Die lachten Pierewiet nooit meer uit. Pierewiet heeft immers iets dat zij niet hebben. Een vriend. Hij moet dus wel heel bijzonder zijn...