"Geschiedenis is van iedereen. We zijn er allemaal het product en soms het slachtoffer van. Even terugblikken op een episode zoals de Grote Oorlog zet aan tot bescheidenheid, voorzichtigheid en seriniteit. Een samenleving mag dit niet verwaarlozen."
Luc Vandeweyer, historicus verbonden aan het Algemeen Rijksarchief Brussel, Knack, 7 november 2007 en VIFF flash 26.2, maart-april-mei 2008.
De mensen van voorbij
De mensen van voorbij De mensen van voorbij, ze blijven met ons leven. De mensen van voorbij, ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemen, geuren, in een lied, dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij, zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij, zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen; daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij!
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen tussen de kruizen, rij aan rij, die onze plaats aanwijzen. En aan de hemel blijven de leeuweriken vliegen en dapper kwelen, tussen 't geschut beneden nauwelijks te horen.
Wij zijn de Doden. Enkele dagen geleden nog leefden we, voelden de ochtendstond, zagen de gloed van de avondzon, beminden en werden bemind en nu liggen wij, gevelden, In Vlaanderens velden.
Zet onze strijd met de vijand verder. Met falende handen reiken wij u over de toorts. Aan u haar hoog te dragen. Doet gij dit niet, dan zullen wij in deze aarde geen rust kennen, ondanks de klaprozen In Vlaanderens velden.
In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de doden. Zo-even leefden wij. Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken. Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij ons krakeel aan met de vijand. Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel. Houd hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch Vrede - ook al klappen zoveel rozen open In zovele Vlaamse velden.
De doden met hun ogen van aarde met handen en voeten van gras zijn de stilste doden der wereld. Zij zijn gelijk halmen en aren verbaasd zonder woede gevallen. De weerloze akker van Vlaanderen ligt van hun aanwezigheid vol.
Zij roepen hun boodschap van vrede met wrede verhakkelde monden met modderspatten en wonden. De levenden moeten het weten het nooit meer moedwillig vergeten terwijl zij ademen en eten in het heilige rijk der gezonden.
door priester-dichter Anton Van Wilderode (1918-1998)
Bekijk afloop Eerste Wereldoorlog Einde WOI herdacht
Het is negentig jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Op veel plaatsen wordt dit herdacht. Het aandeel van de Amerikaanse strijdkrachten en de afloop van de oorlog werden prachtig in beeld gebracht door de nieuwsdienst van het Amerikaanse leger. Bekijk de beelden hier. Bron: VPRO Geschiedenis
Droeve Tijden
’t Zijn droeve tijden als de oorlog woedt, Als menschen men slacht ‘lijk dieren, Als menschenbloed bij beken vloeit. Als vrede en liefde liggen geboeid Als haat En kwaad, Als nood En dood Grijnzen en vloeken en tieren.
uit "Uit het Hart"
De Oorlogsblinde
Ja kleine, ik kom, ‘k zal je niet laten schreien, Bewaar jij je tranen, zoo kostbaar als goud! Ke kunt ze gebruiken in latere jaren, Als ’t kindje is groot en je vader is oud.
Wanneer ik vertel dat ik, toen je nog klein waart, De plaats van je moeder bij ’t wiegje innam Omdat ik eens vechten ging tegen mijn broeders En blind en verminkt van het front wederkwam!
Nu blijf ik te huis en je moeder gaat werken, Verdienen het voedsel voor jou en voor mij Om ’s avonds te keeren naar twee hulpeloozen; Het lichaam vermoeid, maar de ziel ó zoo blij!
Kom schat, leg je hoofdje maar tegen mijn wangen; Je vader zal dragen zijn kindje zoo licht, Ik zal voor je zingen de slaapdronken liedjes; Dan vallen je oogjes ook spoediger dicht!
Maar als dan je slaapje is uit, lieve kleine, Dan openen d’oogjes en zoeken het licht; Maar vader zijn oogen zien altijd het duister, Die blijven bij dag en bij nacht immer dicht...
Maar als je eens groot bent, mijn hulp’looze schat, Dan zijn deze oogen twee heldere lichten Voor jou in de wereld op ’t duistere pad Om beter je werk te verrichten!
Aan een moeder Haar zoon viel op het slagveld
Je hebt me gezegd: <Mijn zoon is gevallen,- jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet, of zijn lippen niet of zijn handen; geen van allen die nu naast mij zijn, hebben hem gekend, maar enkel waar mijn zoon is gevallen,- op het veld van eer. Als ik stappen hoorde op de straat zei ik: zo zal zijn heimkeer zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer. De penningen die ik heb willen besparen om hem een jas te kopen, liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes uit zijn jeugdjaren. Je moest voor mijn zoon een gedicht maken, dat leg ik dan naast de prenten in de kast.>
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen: <Wapengeweld, slagveld, held,> want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld, en van je zoon heb je niets meer dan dat. Woorden die je troosten moeten, omdat je je zoon niet meer zult wekken; je zult zijn koffie niet meer bereiden, steeds als de klok dezelfde uur slaat, hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen die je hem zeggen zou in stervensnood.
Slagveld, veld van eer, vaderland, en de zaak van het recht. Maar ook staat dit geschreven: Je zult niet liegen, niet bedriegen. De laatste kreet van je zoon was: <Moedertje, belieg mij niet, belieg mij niet. Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed van mijn moeder die ik derven moet.> -
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak, maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen, omdat ons de menselike goedheid is ontvallen. Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon en elk woord als eer en held is smaad en hoon. Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen door een sluipmoordenaar. Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg, en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware. Wij hebben gelogen. <Demokratie>: wij hebben bedrogen.
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees, dan is er weer niets gebeurd. Om je zoon, om je zoon die viel, werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg. Als je zoon die viel, als mijn broeder die nog in de kiel staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers, als de miljoenen verlossers,-laatste teken van de visfiguur,- die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur, volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen, die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht de nieuwe erfzonde van machtbegeren en van waan, dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan, weer nutteloos.
Alles is schoonheid. -Herinner je nog je zoon toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat. - wij moeien ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden van de waanzonde.
De miljoenen zwarte fatum-kruisen zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde; levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven tot geloof in het levende leven. Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen in ons geweten.
Uit: Paul van Ostaijen - Het Sienjaal - 1918
"In memoriam" (Moederken)
Van oorlogswee ’t verdelgen Ontvluchtend, met de Belgen, Oud-moederken alleen, Ging zij met strompelschrêen
Den weg, den droeve-lange Der ballingschap. Zoo lange En bevend hield de hand Zij uitgestrekt naar ’t land
Van ’t broedervolk, dat sprekend Haar taal, verstond wat smeekend Zij bad, in deernis groot: "Heb meelij! Och ontbloot
Van ’t kroost, dat troost moest geven, Mijn weduwstaat, verdreven Van land en erf beroofd Van ’t plekje grond, waar ’t hoofd
Zoo jaren-zwaar, zoo moede Ter rust reeds neigde…." – En goede Lief-zachte hande’ om God Verlichtten ’t harde lot
Der arme. En in haar oogen Weer glansde, als uit den hooge Gezongen licht, een lach Van vrede. – Doch haar dag
Was om! De ziel heur banden Verbrak en trouwe handen Beschaduwden nog zacht ’t Gelaat, dat vredig lacht
Tot in den dood. – Wij vragen Oud-Moederken te dragen, Ten God’s-troon, om den vreê Voor ’t Vaderland, uw bêe!
Uit het ‘Geïllustreerd Zondagsblad’ van de Nieuwe Tilburgsche Courant Bijschrift: ‘Aan een arm kinderloos "Moederken", weduwe, naar Nederland gevlucht en daar overleden.’ d.d. 8 januari 1916
In Flanders Fields
In Flanders Fields staan de papavers rood onder het zwart gelid der houten kruisen. De leeuwerik vliegt tegen vuur en dood gevederd in de hemel van Diksmuide en zaait zijn lied tussen schrapnels en schroot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden die liefhadden en streden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij alleen in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood tegen de grijze schilden van de zerken. De wind waait als een boom boven het groot landschap tussen Langemark en Klerken dat zich beschermt gelijk een moederschoot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden met leuzen en gebeden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij voorgoed in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood als roest gespat over verminkte graven. De blauwvoet met zijn zuivere vleugels stoot tegen de hiërogliefen van de namen, de regen leest de zwarte letters bloot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden almachtig aangetreden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij doodstil in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
Anton Van Wilderode naar John Mc Crae uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier." Facet 1988
Eerste initiatiefnemers van "Oeren, 11 november 2008" waren Luc Klaps uit Genk (beheerder, in samenwerking met de Dienst Toerisme, cultuur en informatie, gemeente Alveringem), Leon De Winter uit Zulte (+), Joris Ryckeboer uit Westouter, en Patrick Vancoillie uit Roeselare.
De Keersmaeker Jacques Edmond geboren te Ruisbroek op 14 juli 1887
korporaal, V.M.P. 1908 16 Linie / 6 Cie (ex 6 Linie, stamnummer 69482) overleden te Diksmuide op 29 oktober 1917 om 03.00 uur begraven te Oeren op 31 oktober 1917
Verwanten: Mevr. Virgina De Keersmaeker uit Boom, A. De Keersmaeker uit Ruisbroek-Puurs. Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
Een klein hoofdstuk uit het "Oorlogsrelaas van Florimond Pynaert, de Landegemse vrijwilliger 1914-1918", door Jan Luyssaert.
Ingekwartierd te Wulpen
In het begin van de oorlog werden de soldaten in alle boerderijen en schuren aan het front ingekwartierd. In het voorjaar 1915 werden in de weiden van Kruisabele en Eggewaartskapelle de eerste houten barakken opgericht. In het voorjaar van 1916 was in de sector Pervijze al een hele divisie in barakken ondergebracht. In de sectoren Lo en Steenstrate verbleven de troepen nog vrijwel uitsluitend in schuren. Ook in Oeren en Wulpendam waren de soldaten nog het hele jaar door in hoeven ingekwartierd en gedeeltelijk in de barakken in de omgeving ervan. Maar de kantonnering bleef over het algemeen karig en ver van bevredigend. De officieren hadden een goed onderkomen bij de notabelen van het dorp of in de woonvertrekken van de hoeven (Christens1987, 89).
In de loopgraven lijden de soldaten aan gebrek aan hygiëne. Ze wassen zich in plassen of in beken vol met water. Ze veranderen weinig van kleren. Ze zijn bedekt met vlooien en luizen. Schurft is endemisch wegens haar verspreiding in kleren of lakens die niet in kokend water gewassen worden. In die tijd was de enige oplossing om zwavel in het water van de baden te gebruiken.
De eerste badinrichtingen voor soldaten opent in De Panne in maart 1915. Duizend vijfhonderd mannen kunnen er elke dag terecht. In de zomer 1916 is er een washuis aan toegevoegd: vierhonderd vrouwen wassen, herstellen en stoppen er elke dag 15.000 stukken linnen. Na de douche krijgen de mannen ook vers ondergoed. In de zomer kan men in De Panne ook in de zee baden.
Steeds in 1915 opent er ook een badinrichting dichter bij het front, in Elzendamme (Vleteren) en daarna, in oktober 1915 vier bad- en douche-inrichtingen: in Steenkerke (Furnes), Oeren (Alveringem), Sint-Rijkers (Alveringem en Wulpen (Koksijde), in iedere instelling kon men elke maand 25.000 baden nemen. Het bad begon iets later. Ik was als eerste aan de beurt in de douche. Ik waste me zorgvuldig, hoewel ik niet zo zwart was (10 december 1916).
Den Auwer Adolf geboren te Kallo op 5 oktober 1895
soldaat 2e klas, wielrijder, oorlogsvrijwilliger 11 Artillerie / 2 Groep / 88 Bij overleden op 18 maart 1918 om 05.00 uur begraven te Oeren op 20 maart 1918
Verwanten: Dhr. Fernand Van den Keybus uit Nieuwpoort.
Zwaenepoel Joseph Arthur geboren te Bredene op 2 januari 1894 zoon van Désiré en Esperance Rotsaert
adjudant (sergeant), milicien 1915 4 Linie / 10 Cie overleden te Diksmuide op 14 juli 1917 begraven te Oeren op 16 juli 1917
Informatie: Dhr. Herman Declerck.
Verwanten: Fam. Zwaenepoel-Demuynck uit Bredene, fam. Zwaenepoel-Dhondt uit St. Andries, fam. Zwaenepoel-Versyck uit Roeselare, dhr. Gerard Zwaenepoel uit Bredene, mevr. Irene Zwaenepoel uit Asse, dhr. Maurice Zwaenepoel uit Kuurne, dhr. Odiel Zwaenepoel uit Linden, fam. Zwaenepoel-Vercruyce uit Bredene. Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
Debouver Michel Jules geboren te Rumbeke op 1 juli 1893 zoon van Julius en Emilia Van Mechelen ongehuwd
sergeant, BV 1913 24 Linie / 9 Cie overleden te Diksmuide op 7 juli 1917 begraven te Oeren op 9 juli 1917
Verwanten: Mevr. Dora Debouver en mevr. Godelieve Debouver uit Roeselare, M. Lootens en dhr. Luc Lootens uit Gistel, dhr. Rik Lootens uit Zele. Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
geboren te Denderhoutem op 21 augustus 1894 zoon van Jan-Baptist en Maria Delphina Van der Niepen ongehuwd
soldaat 2e klas, mil. 1914 5 Jagers te Voet / 11 Cie overleden te Kaaskerke 7 maart 1918 om 16.00 uur tengevolge de doorboring van zijn linkerlong door een obusscherf begraven te Oeren op 11 maart 1918
overleden op 9 oktober 1917 om 11.30 uur begraven te Oeren op 10 oktober 1917
Geert Coene uit Deinze kwam met zijn vrouw en zoontje Victor op bezoek om de tentoonstelling van Jeroen De Clercq tijdens de herdenking te bezichtigen. De vader van de 2-jarige Victor vond totaal onverwacht een grafsteen in Oeren met dezelfde naam (Victoor Coene)!
Oan alle minse van vlees en bloed het geet óch allemool goed Al woent ge ooch oppe Boksbaerg och op Timkesbaerg èn de stad, oppen Hosterd och op t Heeke Asder mich tieëgekómt zal ich altijd op ze minst ins knikke
Ich wèns óch noets geen verfrómmelde gezèt en gee gefriehmel èn t bèd geen krampen èn oer brooie wienig middekammente en geen aksedente
woal n lekker zjat koffie mèt e kikske den oeëpen hèèrd en e bikske Rocco Granata dèè zèngt en dat de fekteer alleen goed nouts bringt
Hopelek geen verkiersboete en gereegeld e sték èn oer kloete dat ge oaf en tou kont mètzènge op e sjoen wijske en nie te dèk moet kotsen op t heiske
Asder gót feeste, drènk nie te veel van alles onnereen en knabbel alles hiel goed kleen Geene zwoere belastingsbrief e gewillig lief
en noets nie de pil vergèète zoedat ge nooderhand nie moet koeëme blèète Dat ge al oer nimmers nog kont onthaage en oeren eege noam nog moogt wieëte
Dat KRC Gènk nog veel moag wènne en datder èn t dèrp altoes n parkeerploats kont vènne geen ènkel blèts èn oeren ottoo zès zjust op de lottoo
zieëve doag op zieëve feest en èn de wèèk e gelèkkig lèève. Fijne Kėrsdoag en e gelėkzoalig Nouwjoar.
Tijdens de organisatie "Oeren, 11 november 2008" kwamen we terecht bij het glasraam dat in het kerkje te Oeren hangt. Iedereen kent het wel, maar weinigen onder ons weten dat het over de gesneuvelde Jules Heylen uit Mol gaat. We vonden het eigenlijk passend om ook van hem verwanten te zoeken om hen uit te kunnen nodigen op de herdenking. Het gemeentebestuur slaagde hierin en familie van Jules Heylen was aanwezig op de herdenking.
Jules Heylen ligt niet begraven te Oeren, ligt ook niet begraven te Hofstade zoals op zijn bidprentje staat geschreven, maar ligt echter ook niet meer begraven te Hoogstade waar zijn familie tevergeefs zocht naar het graf 869. Waar dan wel? Op vraag van Luc De Boulle en de familie van Jules Heylen startte de zoektocht. Heemkundige Alex Lefevere uit Mol zette er zijn schouders achter... en kwam te weten dat Jules Heylen werd bijgezet in het familiegraf Heylen-Beyens op de oud kerkhof van Mol. Op zondag 18 december 1921 om 11 uur werd het stoffelijk overschot van de gesneuvelde Heylen Juliaan afgehaald op het station van Moll-Statie en plechtig ter aarde besteld op het kerkhof te Moll. Uit het Annonceblad van Moll, jg. 45, nr. 51, van 24 december 1921: "Ja waarlijk, de begrafenis van den nederigen soldaat geleek aan deze van een groot, invloedrijk volksman, zoals er in Moll nog nooit of zelden plaatsgrepen.".
Maar de zoektocht naar Juliaan Heylen is maar juist op tijd gekomen!
Het gemeentebestuur van Mol wil namelijk het oud kerkhof van Mol heraanleggen en de meeste graven dienen hiervoor te verdwijnen voor een nieuw park. Het graf van Juliaan Heylen staat ook op de lijst van de te verwijderen graven. Men gaat nu proberen het nodige te doen om dit graf te behouden of eventueel te laten overbrengen naar het ereperk op het nieuw kerkhof te Mol. Dinsdag 6 januari heeft Alex Lefevere een afspraak met de Molse schepen van begraafplaatsen en de erfgoedcel van Mol om de problematiek van de graven van gesneuvelde soldaten te bespreken. Er is alvast de intentie om de problemen positief aan te pakken. Prachtig dus!
Het volledige verhaal in woord en beeld "Heylen Jules - de speurtocht.pdf" kunt u via http://users.telenet.be/luc.klaps/Oeren_2008/HeylenJules-speurtocht.pdf downloaden. Van Jules Heylen zijn nu ook een paar frontbrieven aan het licht gekomen. Een scan wordt eerstdaags ook op dit blog geplaatst.
Uit de Gazet van Antwerpen, 23 december 2008
Wij zijn ervan overtuigd dat het gemeentebestuur van Mol in dit dossier de juiste beslissing zal nemen. Dat het nieuwe plein hoopvol mag doorklinken met het bruisend geluid van spelende kinderen uit Mol en omgeving. Zonder den heldhaftige daden van hun gevallen dorpsgenoten had dit misschien nooit gekund. Betere kerst- en nieuwjaarswensen kunnen we onze gevallen makkers en de jeugd niet toewensen.
Ik verwijs ook nog graag naar het monument van de gesneuvelden te Mol via http://picasaweb.google.com/Luc.Klaps/MolMonumentVoorGesneuvelden
Zeer oprechte dank aan iedereen die deze eerste herdenkingsdag met verwanten te Oeren heeft mogelijk gemaakt. Wij danken de mensen die hebben ingestaan voor de verzorging van de eucharistieviering, de administratie en coördinatie, de technische ondersteuning, de veiligheid, de gidsen, de groepen re-enacting, de medewerkers en vrijwilligers aan dit project, het onthaal, de organisatie van de broodlunch, de gemeente Alveringem, maar vooral de verwanten en aanwezigen die dikwijls van heinde en verre zijn gekomen en dit ondanks het barre weer.
Het valt wellicht op dat er hier geen namen genoemd worden maar als dat zou gedaan worden dan zijn het er vijfhonderd en negen, om mee te beginnen. De namen van onze jongens die gevallen zijn en begraven liggen te Oeren, en die buiten aan de uitgang van de kerk werden voorgelezen. Jullie aanwezigheid is het beste dankwoord aan iedereen die voor ons sneuvelde in de Groote Oorlog, en tegelijktijd een antwoord aan "Nooit meer oorlog".
Wij hopen dat vele verwanten van de gesneuvelden een gedenkwaardige en respectvolle dag hebben meegemaakt. Omdat eindelijk ook de gevallen Belgische frontsoldaat, uw familielid, terug werd herinnerd, was het misschien ook een gelukkige dag. Voor velen was het zeker ook een leerrijke namiddag omdat de fronttour of de wandeling ons een beter beeld gaf over het verschrikkelijke leven van de frontsoldaat gedurende dit oorlogsverleden in de Westhoek.
O MANNEN
O mannen, die ook moeders hebt en vrouwen, Die ook het juk van hooge meesters kent, Zult ge ooit de vaan der werelden ontvouwen, Zult ge ooit de hand die uwe daden ment
Brijzelen met een grijns van stouten wil ? Kalm trilt de nacht door de safieren sferen, En allen liggen, als een kudde stil, Doof voor het haatlijk klakken der geweren.
En morgen weer dezelfde lamme dag, Van brood en soep en luidschreeuwende zorgen Om 't beetje drinkgeld voor het ruw gelag. O ! Rees toch na dees nacht geen nieuwe morgen.
Filip de Pillecyn Januari 1918.
De grote aanwezigheid en belangstelling bewijzen dat vele verwanten hun gesneuveld familielid niet zijn vergeten en dat de interesse in de geschiedenis van de Groote Oorlog ook toeneemt. Jullie waren er niet zomaar als oorlogstoerist maar met ingetogenheid en uit dankbaar respect voor uw gesneuveld familielid. Daarom mogen wij deze dag geslaagd en zelfs memorabel noemen, en mogen wij terugblikken op een waardige herdenkingsdag. De wens werd in ieder geval door velen reeds uitgedrukt dat een herdenkingsdag als deze niet een eenmalige gebeurtenis mag zijn. "Laat ons de gesneuvelden nimmer vergeten."
Wij zouden graag van de aanwezigen op de herdenking de website kennen waar we foto's van "Oeren, 11 november 2008" kunnen terugvinden. Onze dank aan deze inzenders die de foto's willen delen.
Fotoalbum Luc Klaps nu online Op verzoek kunnen foto's waar u zich herkent gratis per e-mail naar u verzonden worden (omwille van privacyredenen kan ik ze ook wissen indien u dat wenst).
War Association to Remember Belgium De aanwezigheid van onze vrienden van W.A.R. Belgium te Ramskapelle gaven op de vooravond van 11 november 2008 een extra dimensie bij de neerlegging van de bloemen en een plaque door Anita Tedder bij het graf van een onbekend soldaat, dit ter ere van Guilaume Batselier die in de omgeving is vemist. Thanks! http://www.bloggen.be/warbelgium/archief.php?ID=92847
Herdenkingspin "Oeren, 11 november 2008" Nationaal symbool voor de Belgische gesneuvelden?
De wens werd door velen uitgedrukt om het ontwerp als blijvend symbool te maken voor de Belgische gesneuvelden zoals de klaproos dat in feite is voor de Commonwealth slachtoffers.
Momenteel wordt er aan gedacht om het logo voor te leggen aan het streekoverleg in de Westhoek "oorlog en vrede", als bijdrage tot een erkenning van de frontsoldaat aan het ijzerfront. Na erkenning kan het logo dan gebruikt worden op alle vormen van publicaties en als herkenningspunt of teken binnen de herdenking van de soldaten aan het ijzerfront.
Bloemen neergelegd bij het monument der gesneuvelden te Alveringem: 33 Alveringemnaren onder de wapens lieten er het leven. Hun namen staan op het monument, hun fotos hangen uit in het gemeentehuis op de voute, een gift van Leon De Deurwaerder namens het VOS aan het Verschaevemuseum die het nu aan de gemeente Alveringem schonk.
Grote en zeer geslaagde herdenkingsplechtigheid te Oeren: de families van de gesneuvelden kwamen talrijk naar Oeren om er hun doden te gedenken, met meer dan 300 waren ze. Een initiatief die voor herhaling vatbaar is. Alveringem telt twee militaire kerkhoven, in Oeren en in Hoogstade.
Bent u een afstammeling, een verwante, of zelfs een ver familielid van een gesneuvelde die begraven ligt te Oeren? *** Hebt u bijkomende informatie over een gesneuvelde?
Wilt u een berichtje achterlaten dat iedereen kan lezen? *** Spam wordt onverbiddelijk gewist.
Het kerkhof te Oeren is wellicht de meest pittoreske Belgische militaire begraafplaats. Ze is immers gelegen rond het kerkje uit de 16de eeuw. In Oeren richtte het Belgische leger tijdens de oorlog kantonnementen in voor troepen op halve rust. Vermoedelijk werden de eerste doden er begraven vanaf 1915.
Werk mee aan dit blog! Beoordeel ons blog. Doe mee aan de poll.
Last Post
Oorspronkelijk werd de Last Post gespeeld als afsluiting van de dag, tijdens de inspectie van de posten. Tegenwoordig wordt de Last Post vooral gebruikt bij militaire herdenkingen en begrafenissen. Sedert 24 juli 1927 wordt iedere avond om 20.00 uur onder de gewelven van de Menenpoort te Ieper de “Last Post” geblazen als eerbetoon aan de honderdduizenden gesneuvelden. De Last Post wordt geblazen door de klaroenblazers van het stedelijk brandweerkorps van Ieper.
Oeren is een plaats en deelgemeente van Alveringem, gelegen in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Oeren ligt in de Westhoek aan de Lovaart. Oeren was een zelfstandige gemeente tot in 1971 en werd toen aangehecht bij Alveringem. Het landbouwdorp heeft geen echte dorpskern, maar bestaat uit de voormalige parochiekerk en enkele verspreide hoeven. De kleinste deelgemeente van Alveringem heeft een oppervlakte van 2,89 km². Oeren verloor in 2008 twee inwoners en telt er nu nog 51 (toestand per 31 januari 2009).
De kollebloemen van Vlaanderen
Vlaanderens hart bloedt in zijn kollebloemen open, tussen de kruisjes door, die, rij naast rij geplant, het simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen, dat onze milde dood de vree werd voor dit land.
Bij rooden dagerad volgden wij in het blauwe den zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord door schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen en op dit Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij, die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen, verheft ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held: verbreekt gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen ons 't heilig verbod te slapen in dit veld: in elken kollebloem zouden wij blijvend bloeden! In Vlaanderens velden
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond.
Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.
“Waar is nu toch mijn arme man? ‘k Verga van angst! Ik sterf ervan! Ach! wat verschil bij’t voor’ge jaar! We zaten hier zoo blij te gâar. Bij ’t wiegsken van ons jongste kind. En nu zoover door sneeuw en wind. En vorst…en dan! … Och God! Och God! Heb meêlij met mijn bitter lot!"
uit "Uit het Hart"
’t Sneeuwvlokje
Weer daalt de sneeuw in dikke vlokken neder In de enge hut, gezeten bij den haard Wiegt de arme vrouw haar lieve wichtje teder; ’t Heeft buur en vriend zich al bij ’t vuur geschaard. Is alles stil... een ieder schijnt de droomen, Elk vraagt zich af: “men hoort geen Pieter meer, Waar blijft hij toch, wat is hem overkomen?” Helaas! Hij ging en nummer keert hij weer!
Refrein: Daal, koude veder, Op aarde neder, Daal, blanke sneeuw, als troosting voor ’t verdriet! Ja, dekt de graven Van al die braven Die op het veld den eeuw’gen slaap geniet.
Weer daalt de sneeuw, de vlokken volgen elkander, Leest Rosa in haar woning ’n vroeg’re minnebrief Van hem die door de grillen van een ander Op ’t slagveld stierf –haar een’gen minnaar lief-. Bij ’t minst gerucht verschrikt zij, angstig luist’rend, Doch nutteloos, haar treuren helpt niet meer; En d’arme meid, zij stierf, zijn namen fluist’rend: “Vaarwel mijn vriend! Gij ook keert nimmer weer!”
Refrein
Weer daalt de sneeuw.. en als een zinnelooze Dwaalt Lena rond, wanhoopend, ongetroost; “Waar”, roept zij steeds, “Waar schuilt de laffe booze Die me ontnam de vader van mijn kroost?” Doch niet een straal van hoop strekt haar ten rade Haar kleinen zelf begrijpt de moeder zeer Zij schreien ook, en vragen na hun vader, Hij stierf op ’t slagveld, nimmer keert hij weer!
Refrein
Nog daalt de sneeuw... en vijf gemeene moorders Voert men naar ’t somb’re strafuitvoeringsplein, Zij waren eens de vuur’ge rustverstoorders Hun straf bereid omdat het schurken zijn. Zij die weleer voor ’t recht te velden trokken Tot ’s menschen heil, waren zij eens de tolken; Zij vielen ja, doch moedig onverschrokken Met d’heil’ge kreet voor Vaderland en Volken!
Refrein
Lied van de vrede
Kanongebulder en straatgezang. In een vuile stadsregen fiets ik door de straten, helder in 't licht van de schitterende uitstalramen. Gelaten doe ik onverpoosd mijn fietsschel gaan, en kronkel ik tussen soldaten, bourgeois en parvenu's onder glimmende paraplu's als uitgespreide vlerken van vledermuizen. Tegen de gevels van de huizen in de halve duisternis, mat van 't regenwalmen, slaan de golvende galmen uit het tumult van de vredevierende stad.
Op de grote mart, onder bengalese verlichting van de katedraaltoren, en de elektriese lampions van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen, speelt de muziek van het tweede lansiers marseillaisen en brabanconne's, meegezongen met vervrongen mond door eene oude patriot naast me, met groenomrande brokkeltanden.
O de psyche van dat volk te voelen in de regenavend. Hoor het juichen, hoor het joelen! en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels.
De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot en massaal als een grazende koe, die maalt en herkauwt, nooit moe de wijde wei verslindend poot vóór poot. De oproerige psyche van dat volk hangt boven en in de stad, maar in de zijsteeg, die ik binnenzwenk en waar het ruikt naar ammoniak, komen de kreten verdoven en zit het weer in zijn dageliks pak.
Mijn schel blijft rustig en ik word door de laatste straten gewiegd op het stille druipen van de regen - hitteverdrijvende betting op deze straten - en 't monotone ruisen van de ketting.
Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven. Vóór me ligt de landelike weg. Nog even komt gerekt bazuingeschal kreunend verdoven, en ver klokkegelui sterft weg. als de klank van een vingertik tegen kristal. Nog even klinkt in mijn oor de stem van het oudje met de groene tanden.
Vóór me ligt de landelike weg, niet zichtbaar in de zwarte korelanden, niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen. Mijn hand die schelt haakt soms in de doornen van een heg. Ik voel de weg, geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook onder de tinnen van een verwijderd dorpskasteel... 't Is leeg! 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel... zoveel... En schellend fiets ik de vrede binnen...
Uit: G. Burssens - Liederen uit de Stad en uit de Sel (Nederlandsche Boekhandel - Antwerpen - 1920)
De IJzer
Eerbiedig opgedragen aan Z. M. Koning Albert
Ik weet een klein, een klein Rivierken, Rivierken in het Vlaamsche Land: 't Is krom en slom, maar wijkt geen zierken Hoe 't aan zijn oevers spookt en brandt. Het komt voor eigen Vrijheid uit: 't Rivierken weert, 't Rivierken stuit Den vloed van vuur, van grauw venijn Der duivels van den Rijn.
Dat klein Rivierken is zoo Hoezee! 't Rivierken is de IJzer!
Ik weet een klein, een klein Soldaatken, Soldaatken in het droeve oord... 't Rivierken is zijn trouwe maatken; Soldaatken wordt het hart doorboord... Rioeit op zijn graf een bloemken teer, Soldaatken leeft in 't bloemken weer, En brengt zijn Landjen nog een groet Met 't bloemken van zijn bloed.
Dat klein Soldaatken is zoo groot! Hoezee! 't Soldaatken van den IJzer l
Ik weet een Koning van klein Landje, Ik weet een kleine Koningin. Hun beeltnis straalt er op elk santje, En 't santje straalt elk harte in... De Koning en zijn Vrouwelijn, Ze waken bij 't Rivierken klein, Ze waken met 't Soldaatken mijn .., En als hij valt, ze planten 't kruis, En weenen stil in 't Duinenhuis, En plukken later 't Bloemken rein, En vlechten 't Bloemken rood en schoon In eene wondre Vrijheidskroon: Voor 't Land, als 't Land weer vrij zal zijn!
Die Koning en die Koningin! Wat zijn ze groot! Hoezee! de Vorsten van den IJzer!
J. De Maegt - juni 1918
Anton van Wilderode uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier" Facet 1988
Bij avondschemer is hij uitgedragen haastig en stil als werd hij weggeroofd; de zachtste klok snikte driemaal gedoofd alsof driemaal een deur dichtviel met doffe slagen.
Achter zijn uitvaart staan de zuivere dagen des zomers puilende van groen gereed om met zacht gras, traag als het menselijk leed, de plek te dempen die zijn naam zal dragen.