"Geschiedenis is van iedereen. We zijn er allemaal het product en soms het slachtoffer van. Even terugblikken op een episode zoals de Grote Oorlog zet aan tot bescheidenheid, voorzichtigheid en seriniteit. Een samenleving mag dit niet verwaarlozen."
Luc Vandeweyer, historicus verbonden aan het Algemeen Rijksarchief Brussel, Knack, 7 november 2007 en VIFF flash 26.2, maart-april-mei 2008.
De mensen van voorbij
De mensen van voorbij De mensen van voorbij, ze blijven met ons leven. De mensen van voorbij, ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemen, geuren, in een lied, dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij, zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij, zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen; daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij!
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen tussen de kruizen, rij aan rij, die onze plaats aanwijzen. En aan de hemel blijven de leeuweriken vliegen en dapper kwelen, tussen 't geschut beneden nauwelijks te horen.
Wij zijn de Doden. Enkele dagen geleden nog leefden we, voelden de ochtendstond, zagen de gloed van de avondzon, beminden en werden bemind en nu liggen wij, gevelden, In Vlaanderens velden.
Zet onze strijd met de vijand verder. Met falende handen reiken wij u over de toorts. Aan u haar hoog te dragen. Doet gij dit niet, dan zullen wij in deze aarde geen rust kennen, ondanks de klaprozen In Vlaanderens velden.
In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de doden. Zo-even leefden wij. Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken. Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij ons krakeel aan met de vijand. Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel. Houd hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch Vrede - ook al klappen zoveel rozen open In zovele Vlaamse velden.
De doden met hun ogen van aarde met handen en voeten van gras zijn de stilste doden der wereld. Zij zijn gelijk halmen en aren verbaasd zonder woede gevallen. De weerloze akker van Vlaanderen ligt van hun aanwezigheid vol.
Zij roepen hun boodschap van vrede met wrede verhakkelde monden met modderspatten en wonden. De levenden moeten het weten het nooit meer moedwillig vergeten terwijl zij ademen en eten in het heilige rijk der gezonden.
door priester-dichter Anton Van Wilderode (1918-1998)
Bekijk afloop Eerste Wereldoorlog Einde WOI herdacht
Het is negentig jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Op veel plaatsen wordt dit herdacht. Het aandeel van de Amerikaanse strijdkrachten en de afloop van de oorlog werden prachtig in beeld gebracht door de nieuwsdienst van het Amerikaanse leger. Bekijk de beelden hier. Bron: VPRO Geschiedenis
Droeve Tijden
’t Zijn droeve tijden als de oorlog woedt, Als menschen men slacht ‘lijk dieren, Als menschenbloed bij beken vloeit. Als vrede en liefde liggen geboeid Als haat En kwaad, Als nood En dood Grijnzen en vloeken en tieren.
uit "Uit het Hart"
De Oorlogsblinde
Ja kleine, ik kom, ‘k zal je niet laten schreien, Bewaar jij je tranen, zoo kostbaar als goud! Ke kunt ze gebruiken in latere jaren, Als ’t kindje is groot en je vader is oud.
Wanneer ik vertel dat ik, toen je nog klein waart, De plaats van je moeder bij ’t wiegje innam Omdat ik eens vechten ging tegen mijn broeders En blind en verminkt van het front wederkwam!
Nu blijf ik te huis en je moeder gaat werken, Verdienen het voedsel voor jou en voor mij Om ’s avonds te keeren naar twee hulpeloozen; Het lichaam vermoeid, maar de ziel ó zoo blij!
Kom schat, leg je hoofdje maar tegen mijn wangen; Je vader zal dragen zijn kindje zoo licht, Ik zal voor je zingen de slaapdronken liedjes; Dan vallen je oogjes ook spoediger dicht!
Maar als dan je slaapje is uit, lieve kleine, Dan openen d’oogjes en zoeken het licht; Maar vader zijn oogen zien altijd het duister, Die blijven bij dag en bij nacht immer dicht...
Maar als je eens groot bent, mijn hulp’looze schat, Dan zijn deze oogen twee heldere lichten Voor jou in de wereld op ’t duistere pad Om beter je werk te verrichten!
Aan een moeder Haar zoon viel op het slagveld
Je hebt me gezegd: <Mijn zoon is gevallen,- jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet, of zijn lippen niet of zijn handen; geen van allen die nu naast mij zijn, hebben hem gekend, maar enkel waar mijn zoon is gevallen,- op het veld van eer. Als ik stappen hoorde op de straat zei ik: zo zal zijn heimkeer zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer. De penningen die ik heb willen besparen om hem een jas te kopen, liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes uit zijn jeugdjaren. Je moest voor mijn zoon een gedicht maken, dat leg ik dan naast de prenten in de kast.>
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen: <Wapengeweld, slagveld, held,> want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld, en van je zoon heb je niets meer dan dat. Woorden die je troosten moeten, omdat je je zoon niet meer zult wekken; je zult zijn koffie niet meer bereiden, steeds als de klok dezelfde uur slaat, hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen die je hem zeggen zou in stervensnood.
Slagveld, veld van eer, vaderland, en de zaak van het recht. Maar ook staat dit geschreven: Je zult niet liegen, niet bedriegen. De laatste kreet van je zoon was: <Moedertje, belieg mij niet, belieg mij niet. Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed van mijn moeder die ik derven moet.> -
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak, maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen, omdat ons de menselike goedheid is ontvallen. Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon en elk woord als eer en held is smaad en hoon. Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen door een sluipmoordenaar. Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg, en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware. Wij hebben gelogen. <Demokratie>: wij hebben bedrogen.
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees, dan is er weer niets gebeurd. Om je zoon, om je zoon die viel, werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg. Als je zoon die viel, als mijn broeder die nog in de kiel staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers, als de miljoenen verlossers,-laatste teken van de visfiguur,- die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur, volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen, die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht de nieuwe erfzonde van machtbegeren en van waan, dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan, weer nutteloos.
Alles is schoonheid. -Herinner je nog je zoon toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat. - wij moeien ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden van de waanzonde.
De miljoenen zwarte fatum-kruisen zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde; levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven tot geloof in het levende leven. Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen in ons geweten.
Uit: Paul van Ostaijen - Het Sienjaal - 1918
"In memoriam" (Moederken)
Van oorlogswee ’t verdelgen Ontvluchtend, met de Belgen, Oud-moederken alleen, Ging zij met strompelschrêen
Den weg, den droeve-lange Der ballingschap. Zoo lange En bevend hield de hand Zij uitgestrekt naar ’t land
Van ’t broedervolk, dat sprekend Haar taal, verstond wat smeekend Zij bad, in deernis groot: "Heb meelij! Och ontbloot
Van ’t kroost, dat troost moest geven, Mijn weduwstaat, verdreven Van land en erf beroofd Van ’t plekje grond, waar ’t hoofd
Zoo jaren-zwaar, zoo moede Ter rust reeds neigde…." – En goede Lief-zachte hande’ om God Verlichtten ’t harde lot
Der arme. En in haar oogen Weer glansde, als uit den hooge Gezongen licht, een lach Van vrede. – Doch haar dag
Was om! De ziel heur banden Verbrak en trouwe handen Beschaduwden nog zacht ’t Gelaat, dat vredig lacht
Tot in den dood. – Wij vragen Oud-Moederken te dragen, Ten God’s-troon, om den vreê Voor ’t Vaderland, uw bêe!
Uit het ‘Geïllustreerd Zondagsblad’ van de Nieuwe Tilburgsche Courant Bijschrift: ‘Aan een arm kinderloos "Moederken", weduwe, naar Nederland gevlucht en daar overleden.’ d.d. 8 januari 1916
In Flanders Fields
In Flanders Fields staan de papavers rood onder het zwart gelid der houten kruisen. De leeuwerik vliegt tegen vuur en dood gevederd in de hemel van Diksmuide en zaait zijn lied tussen schrapnels en schroot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden die liefhadden en streden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij alleen in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood tegen de grijze schilden van de zerken. De wind waait als een boom boven het groot landschap tussen Langemark en Klerken dat zich beschermt gelijk een moederschoot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden met leuzen en gebeden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij voorgoed in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood als roest gespat over verminkte graven. De blauwvoet met zijn zuivere vleugels stoot tegen de hiërogliefen van de namen, de regen leest de zwarte letters bloot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden almachtig aangetreden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij doodstil in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
Anton Van Wilderode naar John Mc Crae uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier." Facet 1988
Eerste initiatiefnemers van "Oeren, 11 november 2008" waren Luc Klaps uit Genk (beheerder, in samenwerking met de Dienst Toerisme, cultuur en informatie, gemeente Alveringem), Leon De Winter uit Zulte (+), Joris Ryckeboer uit Westouter, en Patrick Vancoillie uit Roeselare.
02-08-2009
Jans Emiel Victor
Graf 324
Jans Victor Joseph Emile (Emiel Victor) geboren te Schulen op 16 september 1894 ongehuwd
soldaat 2e klas, milicien 1914 7 Linie / 9 Cie overleden op 1 november (Allerheiligen) 1917 begraven te Oeren op 5 november 1917
Tentoonstelling - Een soldatenleven 1914-1918 Koninklijk Museum Mariemont - Musée Royal de Mariemont nog tot 30 augustus 2009
Een soldatenleven - De Eerste Wereldoorlog dag aan dag De oorlogsschriftjes van de grenadier Gustave Groleau (1914-1918) 26 februari - 30 augustus 2009
Wat gaat u er ontdekken? Het overlijden van de laatste strijders van de oorlog 1914-1918 heeft de interesse van het publiek en de wetenschappelijke wereld weer opgeroepen voor de geschiedenis van dit conflict dat vandaag nog pijnlijke aanhangen heeft. Verder dan de geopolitieke kanten bekijkt men ook meer en meer het menselijk aspect van deze bijzonder lange en bloederige oorlog. Het leven van de meest nederige acteurs van dit drama heeft vooral de aandacht getrokken en het is geen toeval dat men nieuwe dagboekjes, brieven en lang verborgen souvenirs herontdekt.
Een tentoonstelling als getuigenis De gevechten, de artillerie bombardementen, de gasaanslagen, de eentonigheid van de grauwe dagen, de obsessie voor voedsel, de vuilheid en de last om op elkaar gepropt te zitten, de verlofdagen, het streven naar plezier Dankzij de oorlogsschriftjes van soldaat Groleau bekijkt de nieuwe tentoonstelling van het Koninklijk Museum van Mariemont de menselijke kanten van een bijzonder lange en bloederige oorlog.
Door de schriftjes heen vertelt de tentoonstelling dag aan dag het leven van een Belgische soldaat tijdens de Grote Oorlog. De volledige periode wordt benaderd, vanaf zijn vertrek uit de familiewoning van Houdeng-Aimeries in oktober 1914 tot de dag na de wapenstilstand in 1918.
Vier thematische zones bespreken de oorsprong, de ontwikkeling en de internationale aspecten van het conflict, geneeskunde in oorlogstijd, de fotografie uit die tijd en het dagelijks leven in het bezette België met als voorbeeld de streek van La Louvière en de patriottische weerstand.
De nationale feestdag vindt plaats op 21 juli, de dag waarop Leopold I, de eerste Koning der Belgen de eed aflegde in 1831.
Op dinsdag 21 juli kunt u naar goede gewoonte afzakken naar Brussel om de Nationale Feestdag te vieren. Van s morgens tot s avonds is de hoofdstad het schouwtoneel van allerhande festiviteiten.
10 u. Het Te Deum vindt plaats in de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal. 11 u. tot 19 u. Het Federale Parlement opent zijn deuren voor het grote publiek. 11 u. tot 24 u. Het Feest in de Warande palmt de zone tussen het parlement en het justitiepaleis in. Alle musea en kerken zijn open voor het publiek en op verschillende plaatsen treden folkloristische groepen op. 16 u. Het Militaire en civiele défilé gaat van start op het Paleizenplein. Vanaf 15.25 u. wordt de Koningsstraat afgesloten ter hoogte van Wet Koloniën. 23 u. Het traditionele vuurwerk, dat wordt afgestoken in de tuinen van het Paleis der Academiën, is de afsluiter van de Nationale Feestdag.
Het verhaal van de dorst in de Groote Oorlog Tentoonstelling Mout- & Brouwhuis de Snoek museum-van-de-dorst-in-de-Groote Oorlog
Op zaterdag 4 juli 2009 om 16.00 uur opent in het Mout- & Brouwhuis de Snoek in Alveringem (gehucht Fortem) de deels permanente deels tijdelijke tentoonstelling Goeëd ènoeg voe de soldoat'n. Het verhaal van de dorst in de Groote Oorlog. Voor de samenstelling tekenen de historici Frank Becuwe en Willem Wackenier en archivaris Chris Vandewalle.
In de aanloop naar de grote herdenking 2014-2018 van de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 onderzoekt het Mout- & Brouwhuis de Snoek sinds een paar jaar het aspect dorst aan het front. De tentoonstelling geeft een eerste én tegelijk verrassende stand van het lopende onderzoek. De bezoeker wordt er meegenomen langsheen de bijna permanent dampende roerkuipen die achter het front stonden opgesteld. Menig brouwer brouwde immers vier- tot vijfmaal zoveel tijdens de oorlogsjaren dan in 1913. De brouwer van Eggewaartskapelle wist zelfs zijn productie te verelfvoudigen. Na een brouwsel wordt de bezoeker ondergedompeld in de miserabele omstandigheden waarin de frontsoldaten de oorlog moesten proberen door te komen en die verklaren waarom ze een beetje warmte en vrijheid wilden proeven in de herbergen. Ook al wisten ze dat alcohol de pijn laait maar niet blust. Ook de militaire overheid wist dit, en gaf orders in flessen. De oorlog was voor veel brouwers een commercieel succes, maar bracht ook groot en klein brouwersverdriet. In het bezette landsgedeelte werden brouwerijen ontmanteld voor het koper en andere materialen, en hoeveel brouwersfamilies zagen hun zonen niet optrekken naar het front, om eventueel nooit meer terug te keren. En toch moest eenieder na de oorlog opnieuw het vat aanleggen en het dagelijkse leven zijn gang laten gaan. Niet alle brouwers maar toch vrij veel namen terug de roerstokken op en brouwden wederom voort. De dorst van de massas werklieden die de frontstreek kwamen heropbouwen, diende immers gelaafd.
Voor de ontsluiting van dit verhaal van de dorst in de Groote Oorlog is in geheel Vlaanderen geen enkele site meer geschikt dan het Mout- & Brouwhuis de Snoek in Alveringem. Deze beschermde mouterij-brouwerij is immers de enige, nog volledig intacte materiële getuigenis uit ons Vlaams brouwerijpatrimonium die in situ het verhaal kan vertellen van het brouwbedrijf aan en achter het front tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het 19de-eeuwse mout- en brouwproces heeft er achteraf nauwelijks wijzigingen ondergaan. In deze monumentale brouwerij vertellen de stenen en het mout- en brouwgereedschap op zich reeds het authentieke verhaal van de soldaat die niet alleen dorst had maar ook, én dit in het bijzonder, wat, aan thuis herinnerende warmte en gezelligheid opzocht.
De tentoonstelling Goeëd ènoeg voe de soldoat'n loopt van 4 juli tot en met 27 september 2009, en is alle dagen open (behalve op maandag gesloten zie webstek www.desnoek.be). Tijdens de duur van de tentoonstelling wordt de toegangsprijs voor het museum verhoogd met 1 euro (zie webstek www.desnoek.be). Een samenvatting van deze expositie over de Groote Oorlog, gezien door de ogen van brouwers, herbergiers en dorstige soldaten, wordt permanent.
Een aanrader op zich is alvast de opening van de tentoonstelling op 4 juli om 16.00 uur. Op het programma staan ondermeer soldatenliederen en een speciaal voor de gelegenheid geschreven stukje fronttheater. Dit fronttoneel wordt gebracht door de Sint-Omaarsgilde van Beauvoorde in regie van Claude De Beuckelaere (tekst: Frank Becuwe tekstbewerking: Claude De Beuckelaere muziek René Essel).
Ter gelegenheid van het Feest van Sint-Arnold aan het Front in het Mout- & Brouwhuis de Snoek op zondag 16 augustus 2009 wordt het boek Goeëd ènoeg voe de soldoat'n. Het verhaal van de dorst in de Groote Oorlog van Frank Becuwe voorgesteld.
geboren te Kaprijke op 11 mei 1894 zoon van Petrus en Leonie Van Vlaenderen ongehuwd
soldaat 2e klas, milicien 1914 21 Linie / 6 Cie overleden 26 november 1917 (volgens bidprentje overleden te Diksmuide op 3 november 1917) begraven te Oeren op 29 november 1917
Neyts Arthur Joseph geboren te Heist-aan-zee op 22 december 1892 zoon van August en Marie Van Biervliet
soldaat 2e klas, oorlogsvrijwilliger 1914 7 Linie / 6 Cie overleden te Diksmuide op 4 november 1917 om 18.30 uur begraven te Oeren op 6 november 1917 (oorspronkelijk graf 340)
Verwanten: De gesneuvelde is de oom van de vader van Annie Neyts.
'We'll Remember, POPS' op 11 november 2008 te Oeren
Een impressie van "Oeren, 11 november 2008"
met medewerking van
"We'll Remember, POPS" "ABBL 1914-1940" Dienst Cultuur en Toerisme van de gemeente Alveringem vele andere vrijwilligers en medewerkers
"We'll Remember, POPS" verzorgde de re-enactment tijdens de herdenkingsplechtigheid.
Charity Walk III - 1 & 2 August, 2009
Informatie over deze derde editie van de Charity Walk, georganiseerd door "We'll Remenber, POPS", kunt u hierna downloaden (bijlage). Enkele sfeerbeelden van de Charity Walk 2008 bekijkt u via http://www.youtube.com/watch?v=vWm8-TD3ncA
Maes Hector Joseph geboren te Langemark op 24 april 1898 zoon van Alfons en Mathilde Depoorter ongehuwd woonde te Langemark-Poelkapelle
soldaat 2e klas, milicien 1916
5 Genie / 6 Cie (4 Legerafdeling) gewond op 18 september 1917 overleden te Hoogstade in het militair hospitaal van Hoogstade op 19 september 1917 om 14.00 uur begraven te Oeren op 21 september 1917
PS. Het bidprentje vermeldt steeds oktober 1917.
Informatie: Dhr. Herman Declerck. Verwanten: Er zijn verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
geboren te Poelkapelle op 13 november 1893 zoon van Alfons en Mathilde Depoorter ongehuwd woonde te Langemark-Poelkapelle
soldaat 2e klas, milicien 1913 2 Jagers te Voet 4/2 (5e Legerafdeing) overleden in de loopgrachten te Kaaskerke-Diksmuide op 4 of 5 juni 1915 begraven te Alveringem (midden van het kerkhof, ten zuiden van de kerk, graf 19) herbegraven te Oeren
Bergmans Eugene Sebastien Marie geboren te Alsemberg op 19 mei 1881
Rijkswacht te Paard / 6 D.A. wachtmeester 1e klas, beroepsvrijwilliger 1899 overleden te Lampernisse op 22 september 1915 om 16.00 uur begraven te Oeren
De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 heeft een groot deel van de Westhoek volledig verwoest. Er vielen honderduizenden doden en nog meer gewonden. De 'Verwoeste Gewesten' werden nadien heropgebouwd. De streek draagt ontelbare littekens. Militaire begraafplaatsen, monumenten, sites, musea, herinneringen,...
Tentoonstelling te Pervijze 'De kleine mens in de grote oorlog'
1914-1818 Tentoonstelling te Pervijze 'De kleine mens in de grote oorlog'
Vanaf 10 mei 2009 zijn we er terug, reeds voor de vierde maal op rij. Daar we het bezoekersaantal vorig jaar spectaculair hebben zien toenemen, wilden we er graag nog een jaartje bij doen.
Na enkele maanden van stille voorbereiding is de tentoonstelling opnieuw dagelijk geopend in het Ontmoetingscentrum Ten Bercle op de dorpplaats te Pervijze, telkens doorlopend van 10u tot 18u.
Zoals steeds is de toegang gratis en liggen er formulieren klaar voor wie vragen, verzoeken of opmerkingen heeft. Die kunnen gepost worden in de daartoe beschikbare brievenbus. Ook de bijgewerkte lijst van de gesneuvelden op het grondgebied van Groot-Pervijze is opnieuw beschikbaar. Deze lijst bevat ondertussen meer dan 3.000 namen.
Voor alle verdere informatie aangaande de tentoonstelling is onze website www.pervijze.be/expo1418 nog steeds te vinden op het wereldwijde net. Bekijk zeker eens het onderdeel `sporen van het oorlogsverleden' waar we alle overblijfselen van de oorlog in Pervijze en deelgemeenten (Stuivekenskerke, Oostkerke en Lampernisse) op een rijtje zetten. Het geheel kan gemakkelijk per fiets of met de wagen bezocht worden, een ideale uitstap en eventueel te combineren met andere toeristische hoogtepunten van de streek zoals bijvoorbeeld de Dodengang en de IJzertoren te Diksmuide. Op de website is nu ook een pagina voorzien waar we een oproep doen naar familieleden van 50 oudstrijders van Pervijze waarvan we nog bijna geen gegevens hebben.
Enkele aanpassingen die gebeurden aan de tentoonstelling : er werd een groot nieuw bord gemaakt dat het overstroomde gebied tussen spoorweg en IJzer moet visualiseren, er zijn nieuwe borden over enkele facetten van de oorlog te Stuivekenskerke, Oostkerke en Lampernisse waar we onder andere nader ingaan op de slag bij Reigersvliet, pater Martial Lekeux, de verbandpost Lettenburg en andere We laten ons licht schijnen op soldaat Brans die in 1975 werd opgegraven en geïdentificeerd te Stuivekenskerke en herbegraven te Genk.
Tot slot houden we een plaatsje vrij voor recente aanwinsten. Op die manier willen we de bezoekers stimuleren om ons reeds uitgebreide archief verder te helpen uitbouwen. We zijn nu al in het bezit van een indrukwekkende databank over de gesneuvelden op het grondgebied en over de oudstrijders van Pervijze. Ook ons fotoarchief bevat unieke stukken die we graag ter beschikking stellen aan wie er iets van kan gebruiken want ons motto is `we zijn er om elkaar te helpen'.
Wie de tentoonstelling nog nooit bezocht heeft, kunnen we alleen maar de goede raad geven van dit zeker eens te doen want iedere jaargang kan de laatste zijn.
Misschien tot binnenkort. De inrichters Herman Declerck en Roger Riekaert
Vereycken Eduard Egide geboren te Balen-Wezel op 20 maart 1888
stamnummer 49154 sergeant, BV 1906 2 Jagers te Voet 3/4 - 5 D.A. overleden te Diksmuide op 1 augustus 1915 begraven te Oeren op 3 augustus 1915 (oorspronkelijk graf 3 of graf 31)
Bent u een afstammeling, een verwante, of zelfs een ver familielid van een gesneuvelde die begraven ligt te Oeren? *** Hebt u bijkomende informatie over een gesneuvelde?
Wilt u een berichtje achterlaten dat iedereen kan lezen? *** Spam wordt onverbiddelijk gewist.
Het kerkhof te Oeren is wellicht de meest pittoreske Belgische militaire begraafplaats. Ze is immers gelegen rond het kerkje uit de 16de eeuw. In Oeren richtte het Belgische leger tijdens de oorlog kantonnementen in voor troepen op halve rust. Vermoedelijk werden de eerste doden er begraven vanaf 1915.
Werk mee aan dit blog! Beoordeel ons blog. Doe mee aan de poll.
Last Post
Oorspronkelijk werd de Last Post gespeeld als afsluiting van de dag, tijdens de inspectie van de posten. Tegenwoordig wordt de Last Post vooral gebruikt bij militaire herdenkingen en begrafenissen. Sedert 24 juli 1927 wordt iedere avond om 20.00 uur onder de gewelven van de Menenpoort te Ieper de “Last Post” geblazen als eerbetoon aan de honderdduizenden gesneuvelden. De Last Post wordt geblazen door de klaroenblazers van het stedelijk brandweerkorps van Ieper.
Oeren is een plaats en deelgemeente van Alveringem, gelegen in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Oeren ligt in de Westhoek aan de Lovaart. Oeren was een zelfstandige gemeente tot in 1971 en werd toen aangehecht bij Alveringem. Het landbouwdorp heeft geen echte dorpskern, maar bestaat uit de voormalige parochiekerk en enkele verspreide hoeven. De kleinste deelgemeente van Alveringem heeft een oppervlakte van 2,89 km². Oeren verloor in 2008 twee inwoners en telt er nu nog 51 (toestand per 31 januari 2009).
De kollebloemen van Vlaanderen
Vlaanderens hart bloedt in zijn kollebloemen open, tussen de kruisjes door, die, rij naast rij geplant, het simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen, dat onze milde dood de vree werd voor dit land.
Bij rooden dagerad volgden wij in het blauwe den zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord door schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen en op dit Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij, die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen, verheft ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held: verbreekt gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen ons 't heilig verbod te slapen in dit veld: in elken kollebloem zouden wij blijvend bloeden! In Vlaanderens velden
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond.
Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.
“Waar is nu toch mijn arme man? ‘k Verga van angst! Ik sterf ervan! Ach! wat verschil bij’t voor’ge jaar! We zaten hier zoo blij te gâar. Bij ’t wiegsken van ons jongste kind. En nu zoover door sneeuw en wind. En vorst…en dan! … Och God! Och God! Heb meêlij met mijn bitter lot!"
uit "Uit het Hart"
’t Sneeuwvlokje
Weer daalt de sneeuw in dikke vlokken neder In de enge hut, gezeten bij den haard Wiegt de arme vrouw haar lieve wichtje teder; ’t Heeft buur en vriend zich al bij ’t vuur geschaard. Is alles stil... een ieder schijnt de droomen, Elk vraagt zich af: “men hoort geen Pieter meer, Waar blijft hij toch, wat is hem overkomen?” Helaas! Hij ging en nummer keert hij weer!
Refrein: Daal, koude veder, Op aarde neder, Daal, blanke sneeuw, als troosting voor ’t verdriet! Ja, dekt de graven Van al die braven Die op het veld den eeuw’gen slaap geniet.
Weer daalt de sneeuw, de vlokken volgen elkander, Leest Rosa in haar woning ’n vroeg’re minnebrief Van hem die door de grillen van een ander Op ’t slagveld stierf –haar een’gen minnaar lief-. Bij ’t minst gerucht verschrikt zij, angstig luist’rend, Doch nutteloos, haar treuren helpt niet meer; En d’arme meid, zij stierf, zijn namen fluist’rend: “Vaarwel mijn vriend! Gij ook keert nimmer weer!”
Refrein
Weer daalt de sneeuw.. en als een zinnelooze Dwaalt Lena rond, wanhoopend, ongetroost; “Waar”, roept zij steeds, “Waar schuilt de laffe booze Die me ontnam de vader van mijn kroost?” Doch niet een straal van hoop strekt haar ten rade Haar kleinen zelf begrijpt de moeder zeer Zij schreien ook, en vragen na hun vader, Hij stierf op ’t slagveld, nimmer keert hij weer!
Refrein
Nog daalt de sneeuw... en vijf gemeene moorders Voert men naar ’t somb’re strafuitvoeringsplein, Zij waren eens de vuur’ge rustverstoorders Hun straf bereid omdat het schurken zijn. Zij die weleer voor ’t recht te velden trokken Tot ’s menschen heil, waren zij eens de tolken; Zij vielen ja, doch moedig onverschrokken Met d’heil’ge kreet voor Vaderland en Volken!
Refrein
Lied van de vrede
Kanongebulder en straatgezang. In een vuile stadsregen fiets ik door de straten, helder in 't licht van de schitterende uitstalramen. Gelaten doe ik onverpoosd mijn fietsschel gaan, en kronkel ik tussen soldaten, bourgeois en parvenu's onder glimmende paraplu's als uitgespreide vlerken van vledermuizen. Tegen de gevels van de huizen in de halve duisternis, mat van 't regenwalmen, slaan de golvende galmen uit het tumult van de vredevierende stad.
Op de grote mart, onder bengalese verlichting van de katedraaltoren, en de elektriese lampions van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen, speelt de muziek van het tweede lansiers marseillaisen en brabanconne's, meegezongen met vervrongen mond door eene oude patriot naast me, met groenomrande brokkeltanden.
O de psyche van dat volk te voelen in de regenavend. Hoor het juichen, hoor het joelen! en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels.
De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot en massaal als een grazende koe, die maalt en herkauwt, nooit moe de wijde wei verslindend poot vóór poot. De oproerige psyche van dat volk hangt boven en in de stad, maar in de zijsteeg, die ik binnenzwenk en waar het ruikt naar ammoniak, komen de kreten verdoven en zit het weer in zijn dageliks pak.
Mijn schel blijft rustig en ik word door de laatste straten gewiegd op het stille druipen van de regen - hitteverdrijvende betting op deze straten - en 't monotone ruisen van de ketting.
Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven. Vóór me ligt de landelike weg. Nog even komt gerekt bazuingeschal kreunend verdoven, en ver klokkegelui sterft weg. als de klank van een vingertik tegen kristal. Nog even klinkt in mijn oor de stem van het oudje met de groene tanden.
Vóór me ligt de landelike weg, niet zichtbaar in de zwarte korelanden, niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen. Mijn hand die schelt haakt soms in de doornen van een heg. Ik voel de weg, geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook onder de tinnen van een verwijderd dorpskasteel... 't Is leeg! 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel... zoveel... En schellend fiets ik de vrede binnen...
Uit: G. Burssens - Liederen uit de Stad en uit de Sel (Nederlandsche Boekhandel - Antwerpen - 1920)
De IJzer
Eerbiedig opgedragen aan Z. M. Koning Albert
Ik weet een klein, een klein Rivierken, Rivierken in het Vlaamsche Land: 't Is krom en slom, maar wijkt geen zierken Hoe 't aan zijn oevers spookt en brandt. Het komt voor eigen Vrijheid uit: 't Rivierken weert, 't Rivierken stuit Den vloed van vuur, van grauw venijn Der duivels van den Rijn.
Dat klein Rivierken is zoo Hoezee! 't Rivierken is de IJzer!
Ik weet een klein, een klein Soldaatken, Soldaatken in het droeve oord... 't Rivierken is zijn trouwe maatken; Soldaatken wordt het hart doorboord... Rioeit op zijn graf een bloemken teer, Soldaatken leeft in 't bloemken weer, En brengt zijn Landjen nog een groet Met 't bloemken van zijn bloed.
Dat klein Soldaatken is zoo groot! Hoezee! 't Soldaatken van den IJzer l
Ik weet een Koning van klein Landje, Ik weet een kleine Koningin. Hun beeltnis straalt er op elk santje, En 't santje straalt elk harte in... De Koning en zijn Vrouwelijn, Ze waken bij 't Rivierken klein, Ze waken met 't Soldaatken mijn .., En als hij valt, ze planten 't kruis, En weenen stil in 't Duinenhuis, En plukken later 't Bloemken rein, En vlechten 't Bloemken rood en schoon In eene wondre Vrijheidskroon: Voor 't Land, als 't Land weer vrij zal zijn!
Die Koning en die Koningin! Wat zijn ze groot! Hoezee! de Vorsten van den IJzer!
J. De Maegt - juni 1918
Anton van Wilderode uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier" Facet 1988
Bij avondschemer is hij uitgedragen haastig en stil als werd hij weggeroofd; de zachtste klok snikte driemaal gedoofd alsof driemaal een deur dichtviel met doffe slagen.
Achter zijn uitvaart staan de zuivere dagen des zomers puilende van groen gereed om met zacht gras, traag als het menselijk leed, de plek te dempen die zijn naam zal dragen.